Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 720]
[p. 720]

Drie-en-veertigste hoofdstuk
De Ontmoeting in het Godshuis.

Vóór dag en dauw was Roze Kate dien dag uit het bed.

Het hart licht en opgeruimd, kleedde zij zich aan. Nooit had het brave meisje inniger gebeden dan dien morgen.

Toen zij gekleed was, haastte zij zich naar beneden in de keuken.

Zij haalde den grooten platten boterkorf te voorschijn, ging naar den hof en kwam, een oogenblik later, terug met een armvol groote, met dauw beparelde koolbladeren die zij op den bodem van den korf uitspreided. Toen opende zij den roomkelder, bracht rom, boven haar trots! Uit het groote eikenhouten melkschap nam zij een grooten klomp boter, hard als een steen, geel als goud! Wat zou moeder Genoveva staan zien!

Zoo was er geen boter tien uren in de ronde!

De gouden klomp werd kunstig in de versche koolbladeren

[pagina 721]
[p. 721]

gewikkeld en dan onder een hagelblank linnen doek geborgen.

Reeds stond alles klaar tot haar vertrek. Roze Kate ging echter eerst naar den stal, streelde de koeien en wierp hun een vracht klaver voor.

- Dat is een buitenkansje voor vandaag, zei ze op vriendelijken toon, als sprak ze tot redelijke wezens die haar verstaan konden.

Dan ging zij terug naar huis, wekte Katrien de meid, gaf hare bevelen, nam den korf op en torschte hem op het ronde korfkussen dat zij op haar zwartlokkig hoofd gelegd had, en verliet met lichten voet de smidshoeve.

Vlug als eene hinde stapte zij voort over den veldweg.

Wat ging de moeder-overste haar zeggen?

Hoe kwam die ertoe haar te ontbieden?

Heinke had haar wel verteld dat de brave vrouw zich het lot van Everard wilde aantrekken en, zoo 't noodig mocht blijken, zelfs voor hem tot bij den vorst ten beste spreken.

Maar van waar die toewijding kwam, wist zich Roze Kate niet te verklaren.

Het voornaamste was, dat er nog brave lieden gevonden werden, die erin wilden toestemmen Everard's bevrijding te bewerken.

- He, goeden morgen, Roze Kate; reeds zoo vroeg, te been meisje? Altijd even ijverig, zie ik.

- Goeden morgen, Kato, zoo beantwoordde Roze minzaam den morgengroet van de bazinne uit den ‘Molensteen’. Naar de vroegmarkt, zeker?

- Ja, Roze, gij ook?

- Toch niet. Ik heb voor deze week, en voor vele volgende, hoop ik vaste bestelling voor de boter.

- Zoo. En mag men vragen waar?

- In het Godshuis uit de Wolstraat, zei Roze Kate met ietwat trotschheid.

- Proficiat, meisje. Dat is eene kalandizie die u van velen benijd zal worden.

- Och, zei Roze, mijne boter is niet beter als die van een ander. Ik geloof dat de moeder - overste nu al eens deze dan gene wil begunstigen.

- Begunstigen is het echte woord, zei Kato, nevens Roze

[pagina 722]
[p. 722]

Kate voortstappend, want zij betaalt altijd de hoogste prijzen; maar, 't moet erbij gezegd, ze wil puike waar!

- Daarin heeft ze gelijk, meende Roze.

- Ja, 't moet gezegd dat de ‘oudjes’ het goed hebben in de Wolstraat. Zij worden door de begijnen letterlijk bedorven.

- En 't is maar goed ook, zei Roze Kate, want 't is toch droef oud te zijn en alleen te staan in de wereld!

- Ja, Roze, gij spreekt als een braat meisje dat een goed hart heeft, al zijn er dan ook oude lieden die weinig aanspraak op vriendschap maken kunnen.

- Wat ge zegt, Kato!

- Ik zeg het gelijk ik meen.

Daar hebt gij den ouden Cornelis Dirix, dien ouden grimmigen vrek. Heeft hij gisteren niet komen dreigen de huur van ‘Den Molensteen’ met honderd kronen te vermeerderen.

- Hoort ‘De Molensteen’ dan aan boer Dirix toe? vroeg Roze Kate; dat is het eerste wat ik ervan hoor.

- Aan hem eigenlijk niet. Het huis met den molen is van den heer van 't kasteel, dat weet iedereen. Maar, 't schijnt nu dat de oude Dirix van graaf Bruno het beheer over al diens goederen gekregen heeft.

- En waarom zou hij u willen opslaan? De nering is toch zoo straf niet, en de boeren hebben al last genoeg met de pachtprijzen.

- Ja, 't is maar al te waar wat gij zegt, Roze; maar die vrek van een Dirix heeft eene andere reden die hem aanzet ons te plagen en te dwarsboomen.

- Welke reden, Kato?

- Hij zoekt niets anders dan ons van het erf te verdrijven.

- Wat ge zegt, Kato; maar dat is schande! De Teirlinck's bewonen den molen en het erf sedert jaren....

- Sedert negen-en-veertig jaren met den eersten Sint-Andries, antwoordde vrouw Teirlinck. En dat is in de oogen van Dirix te lang, veel te lang. Wij moeten weg om plaats te maken voor anderen.

- Hebt gij boer Dirix ooit iets misdaan of in den weg gelegd? vroeg Roze.

- Cornelis Dirix is een slecht mensch, ja, een slecht mensch, herhaalde Kato Teirlinck met nadruk. 't Is omdat Mathëus hem zoo duchtig de waarheid zeggen durft over zijn geheimen omgang met al dat zonderlinge vreemde gespuis, welk hier weer

[pagina 723]
[p. 723]

rondzwerft sedert eenigen tijd en door de heerschappen van 't kasteel zichtbaar wordt bij de hand gehouden.

- Van welk volk spreekt, gij Kato? Meent gij die zwervende Zigeuners die, in 't Zonieënwoud, hun kamp hebben opgeslagen?

- Ja, diezelfde. Bij dag loopen hunne vrouwen en kinderen de afgelegen baanen af om te bedelen, zoogezegd; maar 't is eigenlijk om af te spieden hoe alles er gelegen is, om na te gaan hoeveel mansvolk er is en wat er te stelen valt.

's Nachts komen dan de mannen van de bende, en nemen wat hun aanstaat.

Gaan de menschen klagen bij den schout, dan verwijst hij hen naar den graaf, die de klagers met ruwe woorden aan de deur zet.

Meer dan eens heeft men den grijzen Dirix in hun gezelschap gezien; en er wordt openlijk verteld dat hij mêedeelt in de opbrengst der rooftochten.

Bij mijn schoonzoon van Acker is over veertien dagen ingebroken en gestolen, en Bette, de bedelaarster, heeft verklaard dat zij, den avond van de inbraak, boer Dirix met twee vreemde kerels bij de hoeve heeft zien rondsluipen.

- Wat gij zegt zijn erge beschuldigingen, zei Roze Kate.

- Ik weet het, Roze, maar de waarheid is de waarheid.

Zoo pratend waren de twee vrouwen weldra de stadspoorten genaderd.

De zon stond nu reeds een mooi eind boven den gezichteinder en in de straten heerschte reeds eene tamelijk levendige drukte.

Roze Kate nam afscheid van de bazin uit den Molensteen en begaf zich naar de Wolstraat.

Met buitengewone vriendelijkheid werd zij door de zusterportierster bejegend en aanzocht een oogenblik in het kraakzindelijke spreekkamertje te wachten tot de E. Moeder-Overste van hare aankomst verwittigd zou wezen.

Roze Kate slaakte een kreet van blijde verwondering toen zij in het kamertje trad.

Op één der biezen stoelen zat iemand dien zij gewis niet verwacht had daar te ontmoeten!

Die persoon echter verroerde niet toen de deur geopend werd.

Toen Roze Kate, geholpen door de zuster-portierster, haren zwaren korf in den gang had afgezet en met van verwachting

[pagina 724]
[p. 724]

kloppend hart in het spreekkamertje getreden was, ging zij naar den zoo stilzittenden persoon, wier aanwezigheid haar zoo zeer scheen te bevallen, en klopte hem een paar malen op den schouder.

- Hola! riep de man, opspringend en blijkbaar verschrikt.

- Bedaar, Heinke, bedaar, lachte Roze Kate, hier dreigt u geen gevaar.

Heinke Bult wreef zich de oogen uit en keek verbaasd rond.

Ja, nu herinnerde hij zich eensklaps waar hij zich bevond en zijn gelaat helderde op.

- Gij, Roze Kate! sprak hij, het meisje de hand reikend, wat ben ik blij u weer te zien!

- Zoudt ge dan werkelijk bang geweest zijn mij niet meer weder te zien? vroeg Roze, getroffen door den toon waarop haar vriend sprak.

- Ja, dat vreesde ik, zei Heinke, en 't is, inderdaad, een wonder dat ik aan de handen mijner vervolgers ontsnapt ben.

- God! wat is er gebeurd? vroeg Roze Kate.

- Een vreeselijk avontuur heb ik dezen nacht beleefd, ging Heinke voort. Ik zal, zoo gij 't wilt het u verhalen wanneer wij zoo even bij de E. Moeder Genoveva zullen zijn, antwoordde Heinke, 't is eene verschrikkelijke geschiedenis.

- Gij maakt mij benauwd, Heinke, zei het meisje, en ik moet geweld doen om mijne nieuwsgierigheid te bedaren.

Op dit oogenblik kwam eene zuster melden dat de Moeder-Overste Roze Kate wachtte.

- En mij? vroeg Heinke.

- Werdt gij aangemeld?

- Dat geloof ik toch, zei Heinke; in elk geval kom ik voor dezelfde zaak als Roze Kate. Wil derhalve de goedheid hebben zuster aan de E.M. overste te vragen of zij mij terzelfdertijd te woord kan staan.

Een oogenblik later kwam de zuster terug met de melding dat Heinke terzelfdertijd als Roze Kate zou binnen komen:


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken