Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 731]
[p. 731]

Vijf-en-veertigste hoofdstuk.
Eene zonderlinge Geschiedenis

De Eerwaarde Moeder-Overste zal wel gehoord hebben, zoo begon Heinke Haas, dat vóór een twintig tal jaren, veel gesproken werd over eene edele dame, die het Witte Huis, in het Zonieënbosch, had aangekocht.

Baronnes van Harold, zoo werd de dame genoemd, liet uit Brussel tal van metsers, schilders, schrijnwerkers en timmerlieden komen, die het tamelijk vervallen gebouw moesten herstellen en opknappen.

- Baronnes van Harold? vroeg de E.M. Overste nadenkend

[pagina 732]
[p. 732]

- Ja, dochzij werd naderhand niets anders meer aangeduid dan onder de benaming der ‘goede dame.’ Sommigen noemden haar ook de dame van het Witte Huis.

- Ga voort, Heinke, zei Moener Genoveva, en vertel ons wat die dame aanspraak gaf op de benaming haar door de bevolking gegeven.

- O, Eerwaarde Moeder, moest men den algemeenen roep gelooven, dan was de baronnes inderdaad de parel aller vrouwen. Zij was, naar beweerd werd, de moeder aller armen en ongelukkigen.

God alleen weet hoeveel ellende zij gelenigd heeft, hoeveel gebroken harten zij getroost heeft.

Men vertelde dat de edele weldoenster weduwe was en dat haar overleden echtgenoot haar een fabelachtig fortuin had nagelaten.

Dit fortuin nu, zou zij besteden tot leniging van smart en ellende.

Zij bezocht, in eigen persoon, de armen der streek en kwam zoo door eigen ondervinding tot de ervaring dat van al de armen, de weduwen en weezen het meest beklagenswaardig waren.

Die ervaring deed haar het besluit nemen, zooveel mogelijk dezer door het lot getroffene schepsels een herbergzaam dak te verschaffen in het groote Witte Huis.

Daarom had zij zoo'n haast hetzelve in gereedheid te zien brengen en werden de beste werklieden tegen het de hoogste loon uit Brussel ontboden.

Onder deze waren ook de drie gebroeders Swartz. Twee hunner waren metser, de andere was schrijnwerker van stiel.

Hier nu begint het geheimzinnige der geschiedenis, ging Heinke voort.

Er werd verteld dat de baronnes, toen de werken aan het Witte Huis voltooid waren, al de werklieden, boven hun loon, nog eene ronde som als geschenk gaf.

Toen allen weggingen, herinnerde zij zich eensklaps dat er hier en daar nog iets te verrichten viel, eene kleinigheid, en zij verzocht de drie gebroeders Swartz nog een paar dagen te blijven.

De drie broeders, verre van over dit verzoek misnoegd te zijn, waren ten uiterste verheugd over dit buitenkansje.

Gelijk het in dergelijke gevallen wel meer gebeurt, duurde

[pagina 733]
[p. 733]

het veel langer dan men eerst vermoed had, eer het bedoelde werk klaar was.

De gebroeders Swartz hadden er op gerekend enkele dagen na hunne makkers af te reizen, en er verliepen verscheidene weken en nog waren zij niet terug...... Hunne vrouwen begonnen ongerust te worden.

Nog verliep eene volle week, en toen men nog geen tijding van de gebroeders Swartz had, ging een vierde broeder, de smid van Woluwe, zelf naar het Witte Huis.

Men oordeele over zijne verslagenheid toen hem van wege de baronnes van Harold gemeld werd dat zijne broeders, sedert ruim drie weken het goed verlaten hadden!

Wat was er dan van de ongelukkigen geworden?

Niemand wist het.

Men doorzocht gansch de streek, en de baronnes loofde eene sterke premie uit aan dengene die eenig bericht over de vermiste broeders brengen kon.

Niets echter vernam men over het hetgeen er van hen mocht geworden zijn.

Nu onstond onder het volk algemeen het gevoelen dat de drie gebroeders vermoord waren.

Door wie?

Misschien door baanstroopers, die het woud reeds sedert geruimen tijd onveilig maakten.

Misschien ook, wie weet, door eenige hunner vroegere makkers, die wisten dat de gebroeders Swartz eene tamelijk groote som gelds op zich droegen.

Weken verliepen nogmaals, en van de gebroeders Swartz was niet het geringste spoor te vinden.

De baronnes van Harold zorgde mildelijk voor de families der verdwenen broeders, en toonde zich ten hoogste ongerust over de plotselinge en zoo geheimzinnige verdwijning.

- Deelde zij dan het algemeen gevoelen niet, zoo onderbrak Moeder Genoveva hier het verhaal van Heinke Bult, dat de gebroeders Swartz vermoord waren?

- Ja, dat is moeilijk om zeggen, antwoordde Heinke, maar zòó algemeen als de Eerwaarde Moeder denkt, was dat gevoelen toch niet.

- Niet?

[pagina 734]
[p. 734]

- Neen, allerhande, zonderlinge en vreeselijke dingen werden met de verdwijning in verband gebracht.

- Zoo?

- Verscheidene der makkers van de vermiste ambachtslieden werden geruimen tijd na de verdwijning in hechtenis genomen.

De justitie stelde ten hunnen laste een streng onderzoek in; doch geen hunner kon van plichtigheid in den veronderstelden moord overtuigd worden.

Na eene gevangen zitting van verscheidene weken moesten zij dan ook in vrijheid gesteld werden.

Eens te meer vond de edele weldoenster van het Witte Huis thans gelegenheid hare mildadigheid te betoonen door de onschuldig betichten rijkelijk schadeloos te stellen voor het hun aangedane onrecht.

Nu was het dat allerhande meeningen en gissingen ontstonden onder het publiek.

Sommigen beweerden dat de aanvankelijk aangehouden betichten wel gewis de moordenaars zijn moesten.

Zij beschuldigden daarom de baronnes al te toegevend voor de moordenaars te zijn geweest, en de stoutsten gingen zelfs zoo verre die verdachte vrijgevigheid een min edelen oorsprong dan menschenliefde toe te schrijven.

- Wat beweerde men dan? onderbrak moeder Genoveva nogmaals, blijkbaar ten hoogste belang stellend in de vertelling van Heinke Bult.

- De ongerijmdste zaken, Eerwaarde Moeder, en zelfs, zal ik zeggen, de afschuwelijkste lasteringen.

- Ik ben ten uiterste nieuwsgierig dat te hooren, sprak de Overste.

- Verbeeld u dat te verstaan werd gegeven, dat de baronnes van Harold zelve de moordenaars in de hand werkte.

- God!

- Ja, en dat zij medeplichtig in den moord was.

- Inderdaad, eene vreeselijke beschuldiging, zei Moeder Genoveva.

Roze Kate zat met de grootste verwondering te luisteren naar al die zonderlinge geschiedenissen.

Het goede meisje had zich nooit met praatjes opgehouden, en van gansch dit avontuur hoorde zij heden morgen slechts het eerste woord.

Hare belangstelling was des te meer nog geprikkeld dat zij

[pagina 735]
[p. 735]

zocht te gissen op welke wijze deze wonderbare geschiedenis in verband stond met Heinke's wedervaren van den afgeloopen nacht en, verder, met haar eigen levenslot.

- Ja, 't was eene vreeselijke beschuldiging, herhaalde Heinke Haas nadenkend.

- En gegrond? vroeg Moeder Genoveva.

- Wellicht niet, zei Heinke, wijl de baronnes er zelfs nooit schijnt kennis van gehad te hebben.

Althans, niemand durfde met eene openlijke beschuldiging voor den dag komen, en de geruchten, die desaangaande liepen, worden van oor tot oor gefluisterd.

Wie ook zou het hebben durven bestaan de edele weldoenster, de rijke dame van Harold, de moeder van weduwen en weezen, van zulk een verschrikkelijke misdaad te beschuldigen?

Weldra ook had die veronderstelling uitgediend, en een sprookje deed de ronde.

- Een sprookje?

- Ja, Eerwaarde Moeder, meer schijnt het wel niet geweest te zijn; want, slechts enkele dagen hield het de openbare meenning bezig.

- En wat zei dat sprookje!

- Dat de gebroeders Swartz volstrekt niet bestolen noch vermoord werden.

- En wat zou er dan gebeurd zijn met hen?

- Naar men beweerde zouden zij in de onderaardsche gangen van het Witte Huis een schat ontdekt hebben. In plaats van de eigenaarster daarvan kennis te geven, zouden zij den schat onderling verdeeld hebben en ermede naar verre landen gevlucht zijn.

- Dat gelijkt inderdaad een sprookje, en ik houd het niet voor waarschijnlijk dat deze meening ernstig kon gedeeld worden.

- Dat was zij ook niet Eerwaarde, en spoedig werd weer wat anders verteld.

- Mij dunkt dat de openbare meening wat al te dikwijls veranderde opdat er nog veel waarde kon gehecht worden aan al wat over deze zaak verteld werd.

- Inderdaad, Eerwaarde, zei Heinke, en ik zelf gaf al heel weinig acht op hetgeen ik verder nog over de gebroeders Swartz hoorde; maar, toen er getuigen kwamen die verklaarden de vermisten in levenden lijve gezien te hebben, toen moest ik

[pagina 736]
[p. 736]

wel toegeven dat er toch waarheid was in hetgeen door het volk gemompeld werd.

- Er waren getuigen, zegt gij, die beweerden de gebroeders Swartz na bun vertrek uit het Witte Huis te hebben gezien?

- Na hun vertrek, zei Heinke met nadruk, zulks zou ik niet durven bevestigen.

- Hoe? Zijn ze dan niet vertrokken?

- Ik weet het niet, antwoordde Heinke, de schouders ophalend. - Ik begrijp niet meer hoe dit alles ineenzit, zei Moeder Genoveva.

- De personen, die beweren de Swartzen te hebben gezien konden niet zeggen of zij van Het Witte Huis of vervoerd werden, of wel in het bosch na hun vertrek werden aangevallen en aangehouden.

Het verwondert mij, Eerwaarde Moeder, dat gij van dat alles tot nog toe niets gehoord hebt.

- Ik heb zonderlinge zaken gehoord, antwoordde Moeder Genoveva met zonderlinge stem; doch ga voort, vriend Heinke: mijne beurt van spreken is nog niet gekomen.

- Ik bid u om verschooning, Eerwaarde Moeder, mijne bedoeling was niet onbescheiden te zijn.

- Ik weet het, Heinke, vertel nu verder.

- Er werd ons beweerd dat Goris en Tolk, twee loerjagers van beroep, op zekeren nacht, kort na dat men zich over de verdwijning der gebroeders Swartz had ongerust gemaakt, eene zonderlinge groep ontmoet hadden, dichtbij de kampplaats, boven den viersprong.

't Was eene groep gewapende ruiters, allen met een zwart masker vóór het gelaat.

- Er waren er zes, en, in 't midden van hen, insgelijks op paarden gezeten, doch de beenen onder den buik hunner rijdieren stevig vastgebonden, zaten de drie gebroeders Swartz.

Bij den ingang van het kamp echter hebben Goris en Folk ze uit het oog verloren, en nooit heeft men nog iets van hen gehoord.

Daags nadien werd gansch den omtrek doorzocht, en de oude graaf van Oudburg, een zeer laatdunkend en trotsch edelman, liet nochtans aan de mannen der wet toe zelfs het kamp, dat zijn eigendom is, van onder tot boven te doorzoeken.

Geen spoor.

[pagina 737]
[p. 737]

Niets wat de minste aanwijzing van het verblijf der Swartzen aanduiden kwam.

De zaak sleet langzamerhand af, en nieuwe gebeurtenissen kwamen weldra stof tot nieuwe gesprekken geven.

De openbare nieuwsgierigheid werd afgeleid en weldra sprak niemand meer over de drie vermiste broeders Swartz.

Nochtans Goris, die geregeld elken Zondag in mijn barbierswinkel kwam, vertelde mij honderden malen dat hij overtuigd was de gebroeders wel degelijk herkend te hebben. Zijne meening was het dat de kampplaats geheime verbergplaatsen had, die misschien, bij middel van onderaardsche gangen, in verbinding stonden met het kasteel van Oudburg.

Dikwijls had hij beproefd tot in het kamp te geraken, doch de wachtposten, die daar dag en nacht uitgezet werden, hadden hem nooit de gelegenheid gegeven hunne waakzaamheid te verschalken.

Goris is over vijf jaren gestorven zonder dat hij zijn inzicht heeft kunnen doordrijven.

Gij kunt denken, zoo besloot Heinke zijn verhaal, of ik benieuwd was die geheime gangen te ontdekken toen het toeval mij binnen het kamp gevoerd had.

Het schijnt dat Goris wel inderdaad de waarheid gezegd heeft, want geen der manschappen van graaf Bruno van Oudburg weet op welke wijze hun meester in de bergwoning geraakt, die ruim dertig voet boven de oppervlakte der aarde ligt, en waartoe niemand dan de meester en zijne vertrouwden toegang krijgt.

Hoe het verder met mij afliep heb ik reeds verteld.

Mijne eerste gedachte was hierheen te snellen, eerstens, omdat ik wist in de goede eerwaarde Moeder-Overste de beste raadgeefster te vinden, en ook omdat het afgesproken was dat Roze Kate dezen morgen hier komen zou en ik dus zeker was haar hier te zullen aantreffen.

Geruimen tijd dacht moeder Genoveva na over hetgeen zij gehoord had.

- Kinderen, zegde ze, ik moet eerst met Koenraad gesproken hebben. Dan zal ik u mededeelen welk mijn oordeel over het verhaal van Heinke is.

Het meest dringende wat thans te doen staat, is Everard te doen ontvluchten.

[pagina 738]
[p. 738]

Ik ben overtuigd dat hij verloren is, zoo wij niet met alle mogelijke snelheid te werk gaan; want zijne vervolgers hebben er belang bij het vonnis zonder uitstel te doen voltrekken. Ik ga u dus blootleggen wat volgens mij dient gedaante worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken