Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 810]
[p. 810]

Negen-en-vijftigste hoofdstuk
De Nachtelijke Tocht

Eene ongemeene opgewondenheid heerschte in de groote wachtzaal van het hoofdkwartier der nachtwakers onder den toren van het Brusselsch stadhuis.

Een vijftigtal gewapende politiedienaars stonden in kleine groepen geschaard. Zij schenen zeer opgewonden en spraken met fluisterende stem. Dadelijk bemerkte men dat er iets buitengewoons op handen was.

- Ik houd het ervoor, zei een groote, struische wapenknecht, die midden in eene groep van een twaalftal manschappen stond, dat wij ditmaal de schurken zullen snappen die de stad onveilig maken.

- Weet gij eigenlijk, vroeg een uit den hoop, of wij eindelijk een spoor hebben dat ons tot eenigen uitslag brengen zal?

- Het schijnt wel van ja, hernam hij die eerst gesproken

[pagina 811]
[p. 811]

had, want een van de bende heeft verklapt waar zich de spitsboeven ophouden.

- Zoo! riepen tien stemmen, is dat alles?

- Hoe alles? herhaalde de reusachtige polietiedienaar.

- Wel, dat weet God en alleman. Ze zitten dag en nacht in de kroeg van baas in de Stoofstraat, zei een zijner makkers spottend. Gaat ze daar maar uithalen, als ge kunt!

- Ja, ik weet wel dat het geen gemakkelijk werk was zich van de schurken meester te maken zoolang de politie geene nauwkeurige inlichtingen had. Maar ditmaal schijnt het dat de luitenant zeker van zijn slag is.

In de overige groepen werden intuschen gelijksoortige gesprekken gevoerd.

Iedereen was overtuigd dat er iets gewichtigs gebeuren ging, doch niemand wist iets bepaald over hetgeen dat wezen zou.

De ‘boschridders’ onder die benaming stond de bende bij de politie en bij het publiek bekend, waren eene dieven - en moordenaarsbende welke, naar men vermoedde, in het Zonieënbosch hare algemeene legerplaats had, en van daar uit de strooptochten bestierde die van tijd tot tijd in de stad en in den omtrek gehouden werden. Allerhande zonderlinge geruchten waren omtrent de boschridders in omloop, doch, zekerheid omtrent hare inrichting had men niet, evenmin als over hare aanvoerders. Talrijke aanslagen werden gepleegd in de laatste tijden, doch nooit was de politie erin gelukt de daders te ontdekken. Meer dan eens was het gebeurd dat de Justitieofficier de hand meende te leggen op de daders, doch telkens had hij op het laatste oogenblik moeten bestatigen dat er eene geheimzinnige macht in 't spel was die zijne pogingen verijdelde, zijne meest listig gespannen valstrikken ontdekte.

Dezen avond echter zou er een beslissend einde komen.

Dat werd ten minste vooruitgezet door de manschappen die het best op de hoogte beweerden te zijn.

Halvelings werd door sommigen te verstaan gegeven dat er verraad in 't spel was, en dat de gansche bende in de val zou komen.

- We zullen zien, we zullen zien, mompelden ongeloovig de meeste der politiedienaars die voor den tocht van dezen avond in allerhaast bijeengeroepen waren.

Terwijl het gemompel in de wachtzaal van het hoofdkwar-

[pagina 812]
[p. 812]

tier steeds aanhield, zat de luitenant in zijn aangrenzend bureel bij een hoogen eikenhouten lessenaar met een groot pak papieren voor zich, die hij met koortsige haast scheen te doorloopen.

Luitenant Berkel was een man van midden in de dertig, groot, struisch en met vriendelijk opzicht.

Hij was van sierlijken lichaamsbouw met golvende, bruine lokken en donkere, doordringende oogen die op het oogenblik dat wij hem bij zijnen lesenaar vinden eene zonderlinge uitdrukking hadden.

- Hm, mompelde hij, de boeven hadden het dus op mij ge munt, en dezen avond zou ik vermoord geworden zijn.

- Waarom?

De kerel die mij waarschuwde kende de oorzaak niet die zijne makkers tegen mij wapende. Hij wist alleen dat zij geld, veel geld zouden krijgen in lien ik dezen avond om hals gebracht werd.

Ik weet niet waarom, maar telkens komt bij mij sterker 't gedacht op dat deze moord in verband staat met de gevangenen die mij, morgen ten laatste, zullen aangevoerd worden.

Zonderlinge geschiedenis!.........

De Graaf van Oudburg, die geene juridictie heeft over Brussel doet Koenraad Fartner en Heinke Haas aanhouden buiten ons rechtgebied, en doet ze naar Brussel voeren waar zij, na een verhoor, in den Zwarten Toren moeten opgesloten worden!........

Koenraad Fartner............ zou dat mogelijk zijn?

Wie weet!

Hij had zijn plan, ik het mijne.

Beiden gingen wij langs onzen kant met het intzicht de waarheid te ontdekken.

Wie weet of hij de stoutheid niet gehad heeft zich in het hol van den beer zelfs te wagen!

Ja, het was steeds een onverschrokken, roekelooze kerel, die zijn wil doordreef trots alle gevaren.

Doch, zou het hem gelukt zijn even als ik ongekend te blijven?

Wie immers vermoedt in mij den vroegeren schildknaap van ....... Ernest van Colmar!

- Wie?

En toch, ging de jonge officier voort na eene wijl strak voor zich uit te hebben gestaard, die moord welke tegen mij beraamd is............

[pagina 813]
[p. 813]

Zou de geheime, afschuwelijke sekte niet gissen dat ik hare geheimen heb doorgrond en dat een woord van mij voldoende zijn zal om de schurken te ontmaskeren die sedert zoo lange jaren hebben saâmgezworen tegen het Huis van Oostenrijk wiens val zij betrachten?

Zou de moordenaar, die op den dag der Blijde inkomst van onzen genadigen Vorst Karel van Lorreinen, zijn verradelijken arm tegen den geliefden vorst ophief, vermoeden dat het gerecht eerstdaags hem treffen zal, dank aan mijne opsporingen en mijne ontdekkingen?

- Ja, ja, ik heb te veel betrouwd in mijne eigene scherpzinnigheid, zoo dacht de officier Berkel verder, en de moordpoging die heden avond tegen mij beraamd was is daar het sprekend bewijs van.

- Laat eens zien hoe wij de zaken gevorderd hebben.

Berkel sloeg het lijvige dossier open dat op de lessenaar lag, nam er beurtelings verscheidene papieren uit die hij terzijde legde en daarna een voor een doorlas.

Dat klopt, zei hij na een poos, de inlichtingen door Rooden Dirk gegeven komen overeen met mijne eigene opzoekingen.

De spitsboeven vergaderen regelmatig iederen avond in de Stoofstraat, zij moeten er geknipt worden op het oogenblik dat zij er zich 't minst aan verwachten en dat zal wel dezen avond zijn.

De drie belhamels zitten op dit uur wellicht te drinken om zich moed te geven, en te tuischen, op 't vooruitzicht der uitgeloofde premie.

Dat degeen die vandaag hun slachtoffer worden moest in eigen persoon hun in den kraag zou vatten, daaraan verwacht zich gewis geen van hen.

- Ja, ik persoonlijk wil mij ermede gelasten de kerels achter slot en grendel te brengen.

- Laat ons echter eerst zien hoe alles in elkaar zit voor de aanhouding.

Berkel stond op, stiet de deur der wachtkamer open waar zijne manschappen vergaderd waren, en riep met luider stem:

- Wie dezen nacht honderd kronen wil verdienen die komt hier!

Al de politiedienaars keerden hunne blikken naar de deur waarin de hoofdman was blijven staan.

[pagina 814]
[p. 814]

Zij schenen eene uitlegging te verwachten van de woorden die zij kwamen te hooren.

- Dat wil ik! klonk eensklaps eene schrille stem, en een zonderling, klein ventje, dat juist in de hoofdwacht trad, snelde naar Berkel.

- Ik moet u dringend spreken, heer luitenant, hijgde het ventje, waarin wij ons Heinke Bult herkennen.

- Ik heb geen tijd u thans te aanhooren, zei de luitenant wrevelig, kom morgen weer.

- Dezen avond, oogenblikkelijk, moet ik u spreken.

- Drommels, wat verlangt gij dan? vroeg het hoofd der policie.

- U van dienst zijn?

- Mij?

- Ja.

- Hoe wilt ge mij van dienst zijn, hernam Berkel, zijn zegsman van het hoofd tot de voeten opnemend.

- Door u het leven te redden, zei Heinke Bult.

Luitenant Berkel trad nu in zijn bureel, en wenkte den vreemdeling dat hij hem volgen zou.

Daarna sloot hij de deur, en liet zijne manschappen, meer en meer verbluft, in de wachtkamer staan gissingen maken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken