Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Twee-en-zestigste hoofdstuk
In eene andere Cel

Fransen, zoo gebood de man met de monnikskap over het hoofd, die wij in den loop van dit verhaal reeds zoo menigmaal zagen optreden, volg mij.

Bij het hooren dier stem was de dikke Fransen, die gedurende de afwezigheid van Heintje Wimpelo in de wachtkamer een ‘uilken ving’ angstig rechtgesprongen.

- Ik ben tot uwen dienst, zeer genadige heer, riep hij, zich haastig de oogen uitwrijvend.

[pagina 827]
[p. 827]

- Bij God, ik geloof waarachtig dat gij slaapt kerel, brulde de man, den verschrikten Fransen bij den schouder vattend, en hem heftig heem en weder schuddend, is het zoo dat gij uwen dienst waarneemt en op de gevangenen past?

- Genadige heer, stotterde de arme Fransen, meer dood dan levend, ik verzeker u dat ik waakte, ik zat alleen in gedachten verdiept toen uwe genade binnenkwam.

- Zoo, en waarover dacht gij zoo diepzinnig? grinnikte broeder Joris.

- Over..... over..... stamerde Fransen, die niet wist hoe hij zich uit die leugen om bestwil ging loswerken.

- Genoeg, kameraad, zei Joris barsch, neem uwe sleutels en volg mij.

Bevend van angst greep Fransen den sleutelbos en volgde hij den somberen man.

Bij den ingang der onderaardsche gewelven, aan de overzijde der binnenplaats, bleef deze staan en bevool den cipier de deur te openen.

Daarna stapten beiden zwijgend voort tot bij de cel van den gevangenen Everard Dirix.

- Doe open, klonk somber de stem van den akeligen man.

Een oogenblik later knarste de deur op hare hengsels.

't Was in den vollen dag, en toch was het in de ellendige vochtige cel zoo donker dat men ter nauwernood onderscheiden kon wie of wat zich daar binnen bevond.

- Everard Dirix, klonk wederom de stem van den gewaarden kloosterling, zijt gij daar?

- Ja, klonk eene flauwe stem.

- Sta op.

- Ik kan niet, murmelde de ongelukkige Everard.

- Hoe, gij kunt niet? spotte Joris, gij zoo jong, zoo kloek, zoo krachtig.

- De folteraars hebben mijne ledematen gebroken.

- Kom, kom dat zal zoo erg niet zijn. Sedert de laatste maal dat gij in ‘scherpe examinatie’ genomen werd hebben uwe lichte wonden den tijd gehad te heelen.

Dit was in werkelijkheid ook zoo.

Everard echter, de aanbevelingen van Heintje Wimpelo gedachtig die hem gezegd had zich te houden alsof hij steeds onmachtig was hand of vinger te verroeren, ten einde eene nieuwe pijniging te voorkomen die elke poging tot ontvluchten ver

[pagina 828]
[p. 828]

verijdeld zoude hebben, volgde stipt de aanbevelingen van zijnen beschermer.

- Gij moet nochtans opstaan en ons volgen, hernam Joris, de justitie heeft bevel gegeven u naar eene andere cel te vervoeren.

- Naar eene andere cel? vroeg Everard, lig ik hier dan nog niet ellendig genoeg? Is die bak nog te goed voor iemand die onschuldig is?

- Dat gaat ons niet aan, snauwde Joris. Volg ons.

- Ik kan niet, antwoordde Everard beslist, overtuigd dat men hem eenen valstrik spande en hem nieuwe folteringen wilde doen ondergaan.

- Blijf hier en bewaak den gevangene, zei Joris zich nu tot Fransen richtend, gij verantwoordt voor hem op uw hoofd.

Daarop verliet hij de donkere cel en liet de twee mannen alleen

Men hoorde het geluid zijner sloffende voetstappen in de verte wegsterven.

- Fransen, vroeg toen Everard met fluisterende stem, wat wil men andermaal van mij? Zeg mij de waarheid, moet ik nogmaals op de pijnbank gelegd worden, zeg het mij, ik zal meer moed hebben als ik weet wat men met mij voor heeft. Die akelige Joris vertrouw ik niet,

- Helaas! arme vriend ik weet niets. Joris zeide mij enkel dat gij naar eene andere cel werd overgebracht.

- Maar om welke reden dan? vroeg Everard.

- Ik weet het niet.

- Waarheen is Joris thans, denkt gij?

Naderende stappen waren oorzaak dat Fransen het antwoord op die vraag niet uitsprak.

- Men komt terug, fluisterde hij, laat ons voorzichtig zijn.

De deur der cel was open gebleven.

Joris, gevolgd door twee beulsknechten, trad in de cel.

- Neem den gevangene op en draagt hem naar de ronde torenkamer, sprak hij gebiedend.

De beulsknechten grepen in het donker naar Everard Dirix, die op zijne vermolmde legerstede lag uitgestrekt.

Een smartelijk gekerm weerklonk door de cel.

- Geen flauwigheden, zei Joris met den voet stampend, grijpt hem en brengt hem weg.

Zonder verder op het gekerm van Everard acht te geven, grepen zij hem, een bij de schouders, de andere bij de voeten

[pagina 829]
[p. 829]

en droegen hem door de verlatene onderaardsche gangen naar het tegenovergestelde uiteinde van het kasteel.

Weldra had men de ronde torenkamer bereikt.

Het was een rond vertrek dat niet meer dan tien voet doorsnede had.

De overwelfde zoldering liep stipt op en was, even als de andere muren, wit gekalkt.

Eene kleine opening was in het gewelfsel aangebracht en diende om eene flauwe luchtschemering door te laten.

De verluchting geschiedde insgelijks door deze nauwelijks tien duim groote opening. Een houten voetbank stond naast een op dene grond geworpen stroozak, die echter op bevel van Joris door de beulsknechten werd opgenomen en buiten het vertrek gedragen.

- Waarom word ik hierheen gebracht? vroeg Everard door eene geheimzinnige vrees bevangen.

Joris echter antwoordde niet.

Hij deed aan zijne makkers teeken dat zij hem alleen zouden laten.

Fransen verliet met de beulsknechten het vertrek.

- Zijt ge nog niet bereid, zoo begon hij zich tot Everard wendend, uwe misdaad te bekennen?

- Ik ben onschuldig en heb bij gevolg niets te bekennen, antwoordde Everard. Zoo het is om mij nieuwe folteringen te doen ondergaan dat ik hierheen gevoerd werd, mag ik u verzekeren dat gij u vergeefsche moeite geeft.

Ik kan niet anders zeggen dan ik de eerste maal gezegd heb, ik ben vreemd aan de verschrikkelijke wandaad in ons huis gepleegd.

- Wie is dan de moordenaar? vroeg Joris, zijn brandenden blik op Everard vestigend.

- Hierop kan ik niet antwoorden.

- En als ik u nu eens verplichtte te antwoorden, grinnikte Joris.

- Dat kunt gij, noch wie het ook zij.

- Wij zullen dat afwachten, antwoordde de sombere man en zijne stem klonk akelig dreigend. Gij vroegt zoo even waarom gij hierheen gevoerd werdt. Ik wil die vraag thans beantwoorden. Gij werd van cel veranderd omdat degene die gij eerst bewoondet moet vrij zijn.

- Ik begrijp u niet, zei Everard.

- 't Is nochtans gemakkelijk genoeg om begrijpen, zei Joris, er wordt binnen kort een niewe gevangene aangevoerd, iemand die

[pagina 830]
[p. 830]

gij van zeer nabij kent en, ging hij met een helschen spotlach voort, nog wel iemand die u zeer na aan het harte ligt.

- Roze Kate! riep Everard getergd neen dat is onmogelijk! waarom zoudt gij een tweede onschuldig slachtoffer in den kerker werpen.

- Om de waarheid te kennen, antwoordde Joris.

- Zij kan u evenmin de waarheid zeggen als ik, hernam Everard, zij weet niets van de verschrikkelijke moord.

- Wellicht zal zij zoo koppig niet zijn als gij, hernam Joris, zonder op het gezegde van Everard acht te slaan. Overigens vrouwen zijn niet altijd zoo gehard tegen de pijnbank als de mannen.

- Gij zijt een afgrijzelijke schurk, een ellendige lafaard, riep Everard zijn vervolger na, doch Joris had reeds de deur dicht gesloten en de gevangene hoorde alleen nog het geluid der stappen die weldra uitstierven.

Everard bleef met zijne machtelooze wanhoop alleen.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken