Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 831]
[p. 831]

Drie-en-zestigste hoofdstuk
Een Bezoek

Geruimen tijd zat de ongelukkige jongeling met het hoofd in de handen, verzonken in smartelijk gepeins.

Wanneer hij het hoofd oprichtte, ontmoette zijn blik niets anders dan den vaal witten, ringsomloopenden muur, door geen enkel hoek gebroken, door niets anders begrensd dan door het ronde overwelfsel.

Het was hem te moede als draaide de cel met ongeloofelijke snelheid en een gevoel van eindeloozen diepen weemoed overmeesterde hem.

Tot nu toe had hij alle folteringen moedig verdragen.

De liefde, dit heilig voedsel voor hart en ziel, had hem gesteund en gesterkt, had hem ondanks zijne lichamelijke smarten, op de been gehouden. De liefde voor Roze Kate gaf hem de noodige kracht en moed alles te verdragen, in de zoete hoop

[pagina 832]
[p. 832]

dat de goede God op het laatste oogenblik de waarheid zou doen uitstralen, zonder dat hij zelf de aanklager zijner broeders worden moest.

En, daar degenen die beminnen nooit verzaken kunnen aan de hoop zich eenmaal weer te zien, scheen het voor Everard eene zekere zaak dat alles nog ten beste keeren zou zoolang Roze Kate in leven was.

Doch daar werd heel die hoop nu in eens vernietigd.

Roze Kate aangehouden, in de gevangenis!

Dat was erger dan de dood!

Doch wie weet! Misschien had die akelige man de waarheid niet gezegd, enkel gelogen om zijn slachtoffer nog meer te kwellen door de martelende gedachte dat zijne bruid voortaan insgelijks de folteringen van den kerker te verduren had.

Ja, dat moest zoo zijn. Waarom inderdaad zou Roze Kate aangehouden zijn? Wat kon er dan tegen haar aangevoerd worden.

En toch, het gerecht had eene onbegrensde, eene vreeselijke macht, die zich over allen uitstrekte.

Waarom zou zij een zwak, hulpeloos, van allen verlaten meisje ontzien?

Dergelijke sombere gedachten hielden Everard in eene voortdurende zwaarmoedige stemming en eerst toen de avondschemering het pijnlijke licht verdreef dat loodrecht door de kleine zolderopening in de cel viel, kwam er een weinig bedaardheid in zijn vreeselijk gefolterd hart.

Eindelijk was het volslagen duister, en het was voor Everard eene groote verlichting van het kwellende uitzicht op den eeuwig draaienden ringmuur verlost te zijn.

Eensklaps werd zijn oor getroffen door een gerucht bij de deur.

Hij luisterde met gespannen aandacht.

Er was niet te twijfelen.

Een sleutel werd in het slot gestoken. Zware grendels schoof men weg, en weldra werd de deur geopend.

- Everard! riep eene stem die den gevangene bekend voorkwam.

- Wie roept mij? vroeg de aangesprokene.

- Ik ben verheugd u hier te vinden, antwoordde de binnentredene, terwijl hij de deur achter zich in 't slot bracht, ik vreesde dat men u nog niet van cel veranderd zou hebben.

- Zijt gij het waarlijk Heintje? vroeg Everard, geweld doende om in het donker zijn bezoeker te herkennen.

[pagina 833]
[p. 833]

- Ja, ik, Heintje Wimpelo, gerechtsdienaar en muziekant, gewonnen en geboren in Auderghem, tweede zoon van... Maar geen gekheid thans, zoo onderbrak zich de lustige gevangenbewaker, wij moeten heel ernstig samen spreken.

- O, wat ben ik u dankbaar voor dit bezoek, zei Everard, die in de duisternis de hand van Heintje zocht en dezelve hartelijk in de zijne drukte, nooit nog voelde ik mij zoo ongelukkig en zoo verlaten als dezen avond.

- En gij zult wel gedacht hebben dat ik u vergeten had, is 't niet, kameraad? Ja, zoo zijn die jonge menschen van onzen tijd. Dadelijk mismoedig, dadelijk den kop tusschen de beenen. Maar Heintje Wimpelo dat is er een van eene andere specie!

Die laat zich zoo gauw niet uit zijn lood slaan en als die iets vast heeft dan houdt hij het.

Het was blijkbaar dat het goede Heintje zoo vroolijk poogde te schijnen als mogelijk was, ten einde Everard zedelijker wijze wat op te beuren.

- Heintje, ze hebben mij dezen namiddag naar de ronde orenkomer gebracht, is dat om mij krankzinnig te doen worden? vroeg Everard.

- Krankzinnig, krankzinnig, poogde Heintje te lachen, integendeel kameraad, 't gebeurde om eene gansche andere rede.

- Toch om geen goede, zuchtte Everard, daarvan ben ik overtuigd. Deze cel zal mij dooden! nauw lucht genoeg om niet te stikken! geen drie stappen te kunnen doen zonder met het hoofd legen dezen eeuwig draaienden muur te botsen.

Mijn hoofd draait ik ben duizelig, als werde ik door eene helsche macht in de lucht gezwierd...... Ik sluit de oogen om aan die ijselijke marteling te ontsnappen, en toch voel ik mij steeds in wilden warreldans medegevoerd.

Het is, ging Everard voort, alsof de vloer onder mijne voeten werde weggerukt en ik in de ruimte geslingerd werd met bovennatuurlijk geweld. Nergens een hoek om mij vast te klemmen, altijd en immer dien rondloopenben eindeloozen muur!.....

Een akelig, dommelend gegons maakt mij wanhopig en belet mij te slapen, ja ik herhaal het, moet ik acht dagen in deze vermaledijde cel doorbrengen dan ben ik waanzinnig!

De uitdrukking van Everard 's gelaat! zijne heftige opgewondenheid verontrustten Heintje Wimpelo.

Het verblijf in deze cel moest inderdaad afgrijselijk werken op het zenuwstelsel der gevangenen, wijl het Everard, die tot nu toe

[pagina 834]
[p. 834]

zulke ongehoorde blijken van moed en zielskracht gegeven had, nu slechts een halven dag verblijf tot radeloosheid scheen te hebben gebracht.

Het brave Heintje had op dit oogenblik een gevoel dat sterk op gewetens roering geleek!

Inderdaad, hij zelf was de bewerker dezer veranéering in den toest dan van Everard geweest.

Op zijn aandringen bij den griffier der rechtbank, was deze er toe overgegaan den ‘moedermoordenaar’ naar de ronde torenkamer te zenden.

Heintje had den griffier namelijk in 't oor geblazen dat de gevangene daar tot inkeer en tot andere gedachten komen zou.

- Pijnbank, noch folteringen hebben iets nuttigs op hem uitgewerkt, zeide Heintje, doch ik ben overtuigd dat een verblijf van enkele dagen in de torenkamer voldoende zijn zal om hem mak te maken als het zachtste lammeken.

De griffier vond het gedacht van Heintje, Wimpelo aarstdom en te gek om eraan te denken, anders zou hij griffier, dat immers al lang beproefd hebben.

Dat antwoordde hij toen Heintje hem de eerste maal over de torenkamer gesproken had.

Maar niet zoodra echter had Heintje zijn studeervertrek verlaten of de griffier sloeg zich met de vlakke hand voor het voorhoofd en riep:

Die domme kwant van een gevangenbewaker heeft gelijk! Dat ik daar ook niet eerder aan dacht!

Morgen stel ik aan de rechtbank voor Everard Dirix naar de torenkamer over te brengen. Ik wil niet dat de eer, den moedermoordenaar tot bekentenis gebracht te hebben, aan een ander zou gegeven worden.

Mij komt die eer toe!

En inderdaad, toen hij het voorstel aan de rechtbank voorlegde werd het dadelijk onder de grootste bijvalsbetuiging aangenomen, en 's anderdaags reeds werd Everard door Joris uit zijne cel gehaald en naar de torenkamer gebracht.

En dat had Heintje Winpelo bewerkt.

Waarom?

Was hij ook dan een valschaard?

Neen. Hij wilde Everard uit de gevangenis doen ontsnappen en om dat plan te kunnen uitvoeren was de ronde torenkamer veel

[pagina 835]
[p. 835]

beter gelegen dan de cel waarin hij tot nu toe gevangen had gezeten.

Daar hij aan den toestand voor het oogenblik niets verhelpen kon, en hij Everard met geen hoop wilde verblijden die misschien nog verijdeld kon worden, besloot Heintje Wimpelo niet te spreken over het plan van ontvluchting. Hij trachtte alleen den moed van Everard op te beuren.

- Geduld vriend, geduld en vertrouwen. Deze toestand zal veranderen, ja, er zal een einde aan komen.

- Helaas! zuchtte Everard, als dat niet heel spoedig gebeurt, vrees ik dat het onnoodig zijn zal.

- Ik zal u zeer dikwijls komen bezoeken.

- Is het waar? vroeg Everard eensklaps, dat Roze Kate is aangehouden?

- Wie zegt dat? vroeg Heintje op zijne beurt hevig verwonderd.

- Is het waar? herhaalde Everard hijgend.

- Het is niet waar, zei Heintje, Roze Kate is op vrije voeten en vol hoop.

- God zij dank! nu wil ik alles verdragen, riep Everard opgetogen.

- Maar zeg mij eens wie u meldde dat Roze Kate zou aangehouden zijn, drong Heintje Wimpelo aan.

- 't Was die sombere man in monnikspij die mij hierheen bracht, zei Everard. Hij schijnt mij een valschaard en een nijdig mensch. Waarom vindt hij zijn genoegen in mij te martelen? Vergeefs vraag ik mij zulks af want nooit misdeed ik hem iets.

- Joris..... mompelde Heintje, ik dacht het reeds

- Weet gij wat hij in het schild voert? vroeg Everard verder. Ik vreesde eerst dat hij het inzicht had mij andermaal op de pijnbank te doen leggen.

- Gij hebt toch mijne aanbevelingen niet in den wind geslagen, vroeg Heintje Wimpelo haastig, en u gehoudan alsof uwe wonden u nog pijn deden.

- Ik deed mij hierheen dragen, zei Everard.

- Wel. Houd u kloek, binnen eenige dagen zal ik u wellicht eene goede tijding hebben aan te kondigen.

- Mag ik eindelijk dan toch niet weten wat men met mij voor heeft?

- Hebt nog eenige dagen geduld.

[pagina 836]
[p. 836]

- Geduld Heintje, heb ik genoeg, en moed en kracht ook nu ik maar weet dat Roze Kate niet verontrust wordt. Doch zal ik kunnen weêrstaan aan het verblijf in deze akelige cel?

Weet gij of het mogelijk zijn zal het hier lang uit te houden zonder krankzinnig te worden? Ik span alle geesteskrachten in en ik stel mij te weer om den invloed te ontgaan die het verblijf in dit akelig hok op mij uitoefent.

- Houd u kloek, herhaalde Heintje Wimpelo met nadruk. Ik verzeker u dat er spoedig verandering komen zal in uwen pijnlijken toestand.

- Helaas! zuchtte Everard, in mijne onschuldige gevangenzitting heb ik veel on lang nagedacht en ik ben telkens tot het besluit gekomen dat het einde van dit alles nieuwe foltering en eindelijk het schavot zijn zal.

- Neen, zei Heintje Wimpelo met nadruk, geloof dat niet, al hebt gij geen vertrouwen in mij?

- Blindelings vertrouw ik in u, zei Everard, doch wat vermoogt gij tegen mijne vreemde vijanden?

- Ik zeg u dat er verandering komen zal, uwe vereende vijanden zullen eerlang aardige gezichten trekken, lachte Heintje meer kan ik u vandaag daarover niet zeggen, doch geloof mij houd moed en laat u door niets ter neêr slaan.

- Als ik maar weet dat Roze Kate geene gevaren dreigen ben ik tot alle zelfoppofferingen bereid, zei Everard. Gaarne wil ik alle tormenten verdragen zoolang het edele meisje niet verontrust wordt. Doch gij verbergt mij iets Heintje. Ik ben overtuigd dat zij voetstappen aanwondt om mijne invrijheidsstelling te bewerken. Zulks kan haar de grootste moeilijkheden op den hals halen en vroeg of laat zal zij toch in de handen onzer vervolgers vallen.

Ik bid er u om, Heintje, ik bezweer u, ga en zeg aan Roze Kate dat zij die pogingen stake, ze zijn overigens volkomen vruchteloos, want wat vermag eene arme wees bij het machtige gerecht.

Zeg, Heintje, wilt ge dat voor mij doen, wilt ge mij belooven dat gij alles in 't werk zult stellen om haar te overtuigen dat

[pagina 837]
[p. 837]

zij zich, zonder nut aan de ergste gevaren blootstelt?

Heintje Wimpelo beantwoordde de vraag van Everard niet.

- Alles wat in uw belang is, dat zal gedaan worden, daarop geeft u Heintje zijn woord. Wees intusschen onbekommerd alles gaat tot nu toe naar wensch, machtige personen trekken zich uwe zaak aan, en met Gods hulp hoop ik, zult gij niet lang meer uw onverdiend lot hoeven te dragen.

- Machtige personen, vroeg Everard, ik weet niet welke machtige personen zich om eenvoudige boeren zouden bekommeren.

- En toch is het zoo gelijk ik u zeg, herhaalde Heintje. Maar nu vraag ook niet verder vandaag.

Wat er ook gebeure, houd moed! Wellicht kom ik morgen bij 't krieken van den dag terug. Tracht wat te slapen en smeek God dat hij onze pogingen ondersteune.

Heintje Wimpelo drukte hierop zijn beschermling de hand en verliet daarna haastig de ronde torenkamer.

Een zonderling gevoel maakte zich van Everard meester toen hij weder alleen was in zijne cel.

- Smeek God dat hij onze pogingen ondersteune had Heintje Wimpelo gezegd, wat beteekende dat?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken