Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 919]
[p. 919]

Vijf-en-zeventigste-hoofstuk
Alles Verloren!

Everard keek den man aan, die hem, tegen wil en dank, aan de handen des beuls onttrekken wilde.

Tot nu toe had hij nooit vermoed dat Jan Meerlo hem eene zoo diepe genegenheid toedroeg.

Hij giste niet, hoe de arme man, zedert den dag dat de vreeselijke misdaad plaats greep, door wroeging en door een overdreven leedwezen was verteerd geworden.

Jan Meerlo inderdaad had rust noch duur gehad, sedert het ijselijk oogenblik waarop Cornelia, zoo hij meende, door zijne schuld was vermoord geworden.

Daarom was het dat hij alles beproefde en in 't werk stelde

[pagina 920]
[p. 920]

om Everard Dirix, dien hij onschuldig wist, aan het ijselijke lot te ontrekken, dat hem, evenals elk andere vader- of moedermoorder, wachtte.

- Kom spoedig, smeekte hij, binnen enkele minuten, binnen enkele sekonden wellicht is het te laat.

- Neen, zei Everard beslist, het is niet mogelijk.

Waartoe overigens zou het dienen dezen kerker te ontvluchten als ik toch weet dat ik geene honderd stappen gaan zou, zonder opnieuw in de handen van het gerecht te vallen!

Ik zou als een wild dier achtervolgd worden en, daarenboven, aan iedereen het recht gegeven hebben wij te verdenken inderdaad plichtig te zijn aan het afschuwelijkste aller schelmstukken.

- Gij wordt begekt, bespot Everard, gilde Jan Meerlo.

- Bespot? vroeg Everard, door wie?

- Ongelukkige, gij dwingt mij te spreken. Welaan, luister dan!

Vol adel en hooghartigen edelmoed denkt gij aan anderen!

En die anderen, zooals ik zei, vergeten, bespotten u, schenden en ontheiligen uwe gedachtenis.

- Jan Meerlo, vroeg Everard angstig, door een bang voorgevoel benepen, wat zegt gij!?

- De waarheid, de bloote zuivere waarheid!

De mensch is ikzuchtig, een leelijk beest!

Gij kent den mensch niet, hij zijt te braaf, te goed gij.... Ik leer u den mensch kennen! Ik spreek!

Luister: Everard, hoor wat ik u zeggen ga, en... walg en haat zullen u vervullen.

Ik spreek! en gij zult vluchten om wraak te nemen, of gij zult u dooden als gij te goed zijt om de grootste aller schurkerijen te straffen.

Is mijn vermoeden ongegrond, en kent gij uwe broeders niet dan, dan leer ze kennen thans!

En leer kennen Roze Kate!

- Zij...

- Ja zij, hoor wat zij is!

- Geen woord meer!

- Gij moet alles hooren, alles weten. Ik spaarde u liever dezen steek, doch gij dwingt mij ondanks mij zelven hardvochtig te zijn.

Gisteren, kwam ik in de smidse van u lieden, ging Jan Meerlo, hevig opgewonden en op ieder woord drukkend, voort.

[pagina 921]
[p. 921]


illustratie
Everard in 't gevang


[pagina 922]
[p. 922]

- Zoo, zei Everard die over al zijne ledematen beefde.

- En weet gij wie ik daar vond?

Everard keek hem vragend aan.

- Ik vond er, ging Meerlo voort, ik vond er Jacob, en in zijne armen, en hem kussend, Roze Kate?

Everard slaakte, bij het hooren dier waarlijk voor hem vreeselijke woorden, een kreet die door merg en been drong; een kreet zoo snijdend dat men zou gemeend hebben dat hij door een op de folterbank hijgend slachtoffer werd uitgegild.

Met eën schok, deinsde hij tot tegen den muur terug, en, bliksemsnel, een gewonden leeuw gelijk, wierp hij zich op Jan Meerlo, sloeg hem tegen den grond en, zijne handen door Meerlo een oogenblik te voren van hunne boeien bevrijd, knepen zijne keel als in een ijzeren vijlstok.

Vruchteloos poogde Jan Meerlo zich van deze knellende handen te bevrijden.

Als een brieschende leeuw ging Everard te werk, uit alle macht.

- Herroep! herroep! herroep! of ik worg u!

Herroep, zeg ik u, want, steekt er moordzucht in ons bloed, ook in mij hebt gij die moordzucht thans losgerukt. Herroep! herroep! gij loogt, gij lasterdet!

- Helaas!

- Gij liegt schreeuwde Everard.

- De hemel verplettere mij! Zij kuste hem!

- Gelogen, gelogen!

- God zelf dede het mij niet anders zeggen. Everard, zij kuste hem!

- Gij zijt de duivel in eigen persoon. Gij liegt en lastert, gij vloekt en zweert dat de dag helder, dat de nacht zonneklaar is!

Van een oogenblik gebruik makend dat Everard 's vuisten hem niet zoo geweldig meer omknelden, gelukte Jan Meerlo er in door uiterste inspanning van al zijne krachten, zich ten halve op te richten.

Everard echter wordt als waanzinnig van woode.

Schurk, lafaard, ellendige lasteraar! schreeuwde hij, ik wil u straffen, u vermorzelen! bloed, bloed, o bloeddorst! Ik wil uw bloed, sterf!

Met verdubbelde woede had hij zich op Jan Meerlo geworpen.

Deze echter, ondanks hij zooveel ouder was dan Everard,

[pagina 923]
[p. 923]

verweerde zich krachtdadig met die zucht tot zelfbehoud en zelfverdediging die doodsgevaar medebrengt.

Wellicht echter zou hij, voor den jongen Everard het onderspit hebben moeten belven, ware deze niet door lijden en ontberinger lichaamlijker en zedelijker wijze uitgeput geweest.

Een woedende kreet over zijne onmacht ontsnapt aan zijne hijgende borst.

Jan Meerlo is erin gelukt zich op te richten en Everard van zich af te stooten.

Hij is echter niet boos.

Droefheid alleen en diepe ontmoediging spreken uit zijn gelaat.

- Everard, zegt hij eindelijk, Everard... dat is niet wel.

- Niet wel! herhaalt Everard werktuigelijk, zonder zich rekenschap te geven van hetgeen hij zegt.

- Ik wilde enkel u aan de folteringen ontrekken, herhaalde Jan Meerlo.....

Gij dwongt mij te spreken en ik sprak de waarheid: dat zweer ik nogmaals!

- Ja, ging de boer voort, dat moeder-zaliger mij bij God vervloeke, dat vaderzaliger mij bij God vervloeke, dat God mij eeuwig straffe, ik sprak waarheid! Everard geloof mij, ik bezweer u dat ik waarheid sprak!

Als van de hand Gods geslagen, zoo staart zijn blik in de ruimte.

Doodsverf kleurt zijne wangen.

Zijn voorhoofd echter gloeit.

Daarbinnen brandt, stormt het.

Verscheidene malen strijkt hij zich met de vlakke hand over het voorhoofd, en dan vallen zijne armen eensklaps slap langs zijn lichaam.

De schok is te hevig geweest.

De knak had gansch zijne zenuwen ontsteld en zijne spieren overspannen.

Met schijnbare kalmte vroeg hij thans:

- Meerlo, is 't waar?

- Ik zweer het!

- Ik geloof u.

- O de hemel zij gedankt!

- Gij zaagt dat zij hem kuste!

- Ik zag het met mijne eigene oogen, die uitbranden zoo ik lieg!

- En gij vergist u niet! Gij zijt zeker niet eene andere voor

[pagina 924]
[p. 924]

Roze Kate genomen te hebben?

- Heel zeker, wijl ik haar verweet zoo lichtzinnig te zijn en u zoo spoedig te hebben vergeten en verraden.

- En, wat antwoordde zij?

- Wat zij antwoordde!! Ha, wat zou zij antwoorden?

Verlegen stond zij daar, beschaamd dat ik haar betrapt had. Maar toch had zij nog het hart te zeggen dat zij vrij was te doen wat zij wilde, en dat ik mij met mijne eigene zaken te moeien had.

- Meerlo....

Everard sidderde.

- Wat verlangt gij, Everard?

- Geef hier het vergift.

- Ha eindelijk verstaat gij dan toch reden!

Jan Meerlo reikte aan Everard het fleschje waarin zich een dof geelachtig vocht bevond.

- Is het sterk vergift?

- Drink uit, en gij. Gij zijt verlost van den afgrijselijken marteldood.

Everard neemt het fleschje en werpt het met een geweldigen smak tegen den muur van den kerker aan stukken.

- Ha! riep Jan Meerlo, pijnlijk verrast, wat doet gij nu?

- Vertrek Jan Meerlo. vertrek, en wees gerust.

De beul kan mij thans folteren, ik zal niets meer voelen.

- Hoe?

- Gij hebt mijn hart vermorzeld!

Beter dan het vergift heeft uw woord mij gedood, en mij, voor alles wat komen moet, gevoelloos gemaakt! Vertrek!

- Gij jaagt mij weg!

Gij hebt mijne ziel gedood. Ga!

- O mijn klein verstand!

Ik deed alles om wel te doen! En ik, ik heb de rol van den beul gespeeld!

- Gij deed uw plicht, zegt Everard somber.

- Kunt ge mij dat ook nog vergeven Everard?

- Ga in vrede, man, en bid voor mij!

Op dit oogenblik hoorde men stappen in den gang; het was Neeltje Wimpelo die Jan Meerlo verwittigen kwam dat het

[pagina 925]
[p. 925]

toegestane kwartier verloopen was.

Toen hij de geopende deur zag, verschrikte hij geweldig.

Met een sprong was hij in de cel.

Hij herademde toen hij de zijn gevangene nog in gesprek zag met dien bezoeker.

- Goddank, zuchtte Neeltje, zij hebben wellicht niet eens bemerkt dat de deur openstond!

- Vaarwel, vaarwel, zei Jan Meerlo op dit oogenblik, God zij u en alle zondaars genadig!

Hierop keerde hij zich om, greep zijnen stok, en volgde strompelend en zwijgend den gevangenbewaker, die hem buiten het sombere Steenpoort bracht.

Alles was nu voorbij: Everard zou aan de menschelijke justitie worden overgeleverd!



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken