Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna-Marie (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna-Marie
Afbeelding van Anna-MarieToon afbeelding van titelpagina van Anna-Marie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

ebook (3.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna-Marie

(1922)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Het testament.

De Groote Markt was een kostelijk juweel van renaissance huizen, met goud en beeldhouwwerk pronkend om het simpel gothiek stadhuis, dat bijna de woningen van den oosterkant geraakte, waar altijd schaduw was.

Het huis van Corenhemel stond in de zon, op den hoek van de Ooievaarstraat, 't was hoog en smal en met olieverf wit geschilderd; twee cariatieden, een mannelijke en een vrouwelijke met balborsten, torsten, nevens het middenvenster, een gouden horen van overvloed, onder de andere ramen bogen guirlanden, en op den rug van de weelderige gebogen fries blonk het goud van een biekorf.

Aan den hoek van dit huis treurde in een blauwe glazen kast, een groote O.L.V. van Zeven Weeën met zeven lange blikken zwaarden in haar hart.

Aan een enormen ijzeren krularm hong een lantaren voor, waarin 's avonds een keers wierd aangestoken.

In dit huis was groot verdriet, de vrouw lag al drie jaar plat te bed, en hij was bleek van heimwee naar zijn vroeger russisch liefje met haar heldere, kinderlijke droomoogen...

Mijnheer Pirroen was juist bij Corenhemel in de empire-kamer naar zijn nieuwe verzameling cameeën aan 't zien, als de notarisklerk hijgend Pirroen kwam roepen, om aan het doodsbed van Mej. Angelina van Egmond - ter vijf Fonteynen, te komen, die hem nog iets bezonders te zeggen had en met de gewijde keers in d'hand lag.

‘Als 't zoo bezonder is wat ze mij te zeggen heeft moet ze maar blijven leven tot ik koom,’ zei Pirroen, en met de grootste belangstelling ging hij voort naar de fijne camees te zien. Hij lei ze voorzichtig in de holte van zijn hand, bezag ze met scherpe oogen, 't waren er zwarte, blauwe, aurorarosige, dooramberden en doorhoningden, waarvan sneeuwwit opblankten cupidokens, Romeinsche keize skoppen, Mediciprincessen en mythologische vizioentjes.

‘'t Is er als op geblazen, op bevrozen,’ zei Pirroen, ‘wie

[pagina 10]
[p. 10]

dat met een diamantje kan doen heeft den duivel in zijn lijf.’

‘Ach,’ zuchtte Corenhemel, ‘en met die voddekens probeer ik mijn verdriet te dempen.’

‘'t Is al goed dat het niet lukt,’ wedervoer Pirroen, ‘maar nu moet ik weg, anders kan die oude juffrouw niet sterven. Dag!’

Op zijn gewonen pas ging hij naar den Lindendijk, waar het Blauwe huis stond, der aloude familie van Egmont - ter vijf Fonteynen.

Boven op een achterkamertje waar het heel sober van gemeubelte was, lag in een blauw ijzeren beddeken de oude juffrouw, geel als een peer met bleekpurperen lippen; in haar dunne handen hong een dikke paternoster en haar lichtgrijze oogen staarden vroom naar den muur, waar een kleurig glazen doozeken hong met een Sint-Anna beeldje in, hare patrones.

De pastoor-deken zat geknield aan 't voeteneind, het donker doktoorken kuischte zijn hoornen bril af met de mouw van zijn frak.

De heete zon roomde door de toeë gordijnen, waarachter een dol tegen de ruiten bromde.

Een perzik fluweelde nevens een apothekersfleschje en een lange kaars brandde in een groensteenen kandelaar.

Deze Juffrouw Angelina was rijk en weelderig ingericht, maar opgaande in het geloof verkoos zij een streng leven van bidden en vasten. ‘Den Eenhoren,’ dien zij vroeger voor haar broeder, die in Italië gestorven was en nu voor diens dochter Anna-Marie, die nog in Italië woonde, beheerde, betrad zij nooit, spijts het pramen van Pirroen en den hovenier van 't landgoed; en terwijl de kamers in het Blauwe Huis schoon en rijk waren van antieke schatten en er mollige tapijten lagen, leefde zij in deze kale kamer, als een non in haar cel en wou ze als een non sterven.

Ze was verblijd als Pirroen daar was, ze wou zich oprichten, maar 't ging niet, ze wenkte Pirroen tot bij haar en zei met een stem waar alle toon uit was: ‘'k Heb naar u gewacht.’

[pagina 11]
[p. 11]

‘Dat is heel goed,’ zei Pirroen.

‘Ik zal weldra naar Onzen Lieven Heer gaan, bij mijn zuster en mijn broeder....’

‘Ge kunt toch niet blijven leven,’ troostte Pirroen.

Zwakjes zei ze dan: ‘Anna-Marie is niet gekomen.... Ik had maar een broeder, uw vriend.... Als hij van Italië kwam heeft hij haar nooit meegebracht.... ze kon niet tegen de reis, zei hij. Hij stierf, nog kwam ze niet. Ik heb er met mijn zuster Rachel zaliger altijd naar gewacht; 't had zoet voor onze eenzaamheid geweest.... Ik ook zal sterven.... naar 't kerkhof gedragen worden zonder haar ooit gezien te hebben. Zij mòet naar mijn graf komen!’

De zieke wilde zich oprichten, een dreiging lichtte even de verdoovende oogen op.

‘Verander het testament!.... Ze moet een jaar, een vol jaar in de stad komen wonen, in dit huis opdat ze mijn graf kan zien en bidden voor mij.... Intusschen mag er aan al den eigendom niet gewerkt worden of er niet van verkocht worden, al viel alles in puin en rotte het gras in de beemden.... Dat is mijn laatste wil.’

Pirroen schreef dat haastig met een ganzepen op een bladje papier, dat hij uit de vertaalde sermonen van Fénelon had gescheurd, en liet het haar dan teekenen.

Als zij bibberend haar handteeken geschreven had viel de pen uit haar handen:

‘Geef mij de gewijde keers,’ snakte ze, ‘ik zie een gouden roos met O.L. Vrouw er in!’

Ze deed de groote oogschelen toe, haar asem piepte als een fluitje. De doktoor voelde haar hand bij den blauwen, platten pols; er was geen klop meer in.

De pastoor-deken haalde de kaars uit den kandelaar, nam hare hand van den doktoor over, deed de koude vingeren rond de bruine waskaars en las de gebeden der stervenden: ‘Elias en Enoch verlos deze ziele uit de peryckelen des weirelts.’

De kaars kraakte, maar de vlam bleef egalig branden als geschilderd op de stilte.

De kamer was hel, met gordijnen-gedempte zon.

[pagina 12]
[p. 12]

En stillekens, lijk een zomerwolk van gedaante verwisselt zonder men het kan nagaan, kwam de dood over haar.

Al prevelend neeg haar klein geel hoofd wat opzij, een schrale glimlach bleef hangen aan haar lippen die wit uitgeslagen waren.

De doktoor deed met zijn breeden duim haar oogen toe en Pirroen zei besluitend: ‘Z' is bij bakker Jan....’

Hij ging langs het water naar huis, en hij dacht er met blijdschap aan dat hij in een schuif van zijn secretaire nog een medaillon van die Anna-Marie had, toen ze nog een klein kind was; hij had het nog met andere miniaturen van haar vader gekregen, toen die eens van een zijner diplomatieke reizen kwam. Hij lag nu ievers bij Napels in de lommerte van hooge cypressen begraven.

Pirroen was danig blij de nobele dochter van zijn vriend, met wien hij aan de hoogeschool van Leuven gestudeerd had, weldra in zijn huis te mogen ontvangen, hij wreef in zijn handen en zei: ‘Die kan nog op mijn trouwfeest zijn!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken