Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna-Marie (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna-Marie
Afbeelding van Anna-MarieToon afbeelding van titelpagina van Anna-Marie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

ebook (3.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna-Marie

(1922)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Grain d'Or.

De boomen waren al kaal geworden en nog altijd stond het Blauwe Huis ledig. De vroegere meid was met haar geërfd legaatje naar 't Begijnhof gaan wonen, achter den Calvarieberg.

't Was op een Zondag na de noen en Pirroen schreef voor de vierde maal een brief naar Anna-Marie, die in Toskanen woonde, om volstrekt toch een jaar in 't Blauwe Huis te komen doorbrengen. Hij liet haar voor den zooveelsten keer weten dat het hooi rot in de beemden stond, dat de boeren kloegen over den slechten staat hunner woningen en er volgens het testament niet mocht aan gedaan worden, alsook hetzelfde met de heerlijkheid ‘Den Eenhoren’. En hij voegde er bij dat dit eigenlijk een goed van hem was indien hij met Césarinne van Sint-Jan trouwde, en dit zou dit jaar gebeuren, hoopte hij, en dat de familie Van Egmont - ter vijf Fonteynen verplicht was het degelijk te onderhouden volgens de verkoopakt. Nogmaals rekende hij haar verder uit wat een schade zij deed met weg te blijven: de boeren harer domeinen moesten niets betalen, de knotwilgen, de struiken, de bosschen woekerden van te lang en te slecht hout, dat veel geld zou kunnen opbrengen; de wegen werden slecht, de sloten bleven ongekuischt en er zouden processen kunnen van voortkomen. En 't schoonste en 't ergste van al waren de beemden langs de Nethe die niet gesneden waren, rotten en stonken. Pirroen smeekte haar, bad haar van dan toch eens te komen zien, al was het maar om er een gedacht van te nemen.

Op de vorige brieven was er telkens een roos, geurig briefje gekomen waarin Anna-Marie meldde: ‘Dat ze wel eens zou komen, later.’

Pirroen kon het maar niet kroppen dat iemand die zooveel goed en geld kon krijgen daar nog niet naar omzag. ‘Als 't in een boek stond zou ik niet gelooven,’ zei hij.

[pagina 18]
[p. 18]

‘Maar 'k zal haar zelf gaan halen, de zeeptrien!’ dreeg Pirroen.

Hij sloot knorrig den brief, warmde een schoteltje roode was boven een kaars en liet op het achterste van den briefomslag vijf noppen vallen, die hij na wat wachtens met het bebloemde hoeksken van zijn natgemaakte, ivoren snuifdoos, beprentte.

Pirroen zag dat er tusschendien een mistje opgekomen was dat de zwarte, natte boomen in den hof met zacht grijs vervaagde. ‘Seffens ga ik wandelen,’ dacht Pirroen verlangend.

Hij smoorde eerst zijn pijp voort, met den rug naar het knapperend houtvuur en tuurde terwijl naar het stil verdriet van den hof. Er kwam daardoor over zijn hart een zoete weemoed gedruppeld, die hem deed huiveren van geluk.

Hij schudde zijn groenen driemanteligen overfrak over de schouders, zette zijn witten hoogen hoed op en ging wandelen.

Dat deed hij langs de wallen, die de stad in een schoone eivormige ronde knelden. Zij waren begroeid met vier reien kaarsrechte olmen, en aan elk der vijf poorten stonden hooge houten windmolens.

Van op de hoogte der wallen had men steeds een schoon gezicht over de oude stad, en de opene velden romendom. Men zag er vele kerktorens liggen en ook die van Mechelen blauw en stomp.

Doch nu had een zachte mist den einder toegedekt met Allerzielengrijs.

De grond was vochtig en de hooge, verwarde boomtakken boven zijn hoofd hongen als in sluiers en waren eens zoo hoog, en door de stilte, zonder wind, rook het naar nat doorgebroken hout en rapen.

Een kroon van spreeuwen in een hoog boomken, over de Nethe, zag uit naar den avond, die onzichtbaar komen ging.

Op den verren kronkelenden steenweg, naar de stad toe, ratelde een tijdeke de roode postwagen, de postillonhoren

[pagina 19]
[p. 19]

galmde treurig over 't land, en dan was het weer stil, stil en grijs.

In een klein buildragersherbergsken onder de wallen, ging hij zijn pijp uitkeuteren en aansteken, dronk er drie pinten goede kaves en wandelde voort al smorend.

Mijnheer Pirroen kwam aan Molpoort, een log steenen gebouw, met vier torens, waaraan een watermolen bruischte.

Onder de poort, vóór 't commiezenhuizeke, stond een hoopke volk. En wat zag hij daar! tusschen de koppen der menschen? Hij zag daar zitten op de steenen bank Livinus, ja, Livinus Broederhert! en nevens hem een zeer lief, dik meisje, dat met traantjes op de blozige kaken haar hoofdeken tegen zijn schouders lei. ‘Schoon als een olie!’ zei Pirroen ontroerd en daar door verviel al zijn wrok voor Livinus.

Livinus zelf was nog eens zoo mager geworden met blauwe putten onder de diepliggende monnikoogen; zijn kleeren waren verlodderd en gescheurd, op den draad versleten, maar een schoone geestdrift glansde helder uit zijn goede, donkere oogen.

Hij hield haar mollig handeken vast, streek kalm een klisje krullend haar onder haren zijden korfhoed en streelde teederlijk over haar bruin, verhakkeld taftakleed. Zij rilde.

En Pirroen hoorde vader Broederhert - Livinus had hem laten roepen, gebroken door den nood - met blikken stem schelden: ‘Bij mij komt ge nooit meer binnen, nooit of nooit. 'k Steek geen geld meer in een kladschilder, ge kunt met uw vuil madammeken terug gaan vanwaar ge gekomen zijt!’

‘Dan komen ze bij mij!’ riep Pirroen van daarachter.

Seffens lag Livinus in de armen van den notaris, en zij kusten elkaar lijk twee goede broeders.

‘Kom,’ - zei Pirroen; hij nam de hand van 't meiske, liet zijn stok op de steenen klinken en ze begaven zich de stad in.

Livinus liet een blijde zucht en 't meisje kuste Pirroen zijn dikke handen.

Het hoopke volk liep mee, spottend en treiterend, maar Pirroen draaide zich om: ‘Wie er nog ne voet verzet sla

[pagina 20]
[p. 20]

ik den kop in!’ Dreigend toonde hij van zijn stok de geitenhorenkruk.

En daar was geen mensch die nog verroerde; wat Pirroen zei, deed hij, dat wist alleman.

Ze gingen met drieën nevenseen door de stad, zij zich telkens bukkend om hare slodderende witte kous op te trekken, waarvan de roode kruislinten waren losgegaan....

Ze waren te voet van Parijs gekomen, omdat ze daar van geen hout pijlen wisten te maken, en hopende bij zijn vader een onderkomen te vinden.

Onderwegen had hij in de dorpen viool gespeeld en zij liedjes gezongen om aan den kost te komen. Te Brussel hadden ze geld over om den rooden postwagen ‘de Hazewind’ te nemen, die hen naar 't Brabantsche stadje had gebracht.

 

En 's avonds in den Dolfijn, voor de bekroonde Dolfijnen, vertelde Livinus met een stem, die door de liefde en de ellende zachter was geworden, het avontuur van zijne liefde, terwijl hij nu en dan vol minne het lieve meisje bezag, dat Pirroen zorgvuldig, vaderlijk nevens zich had laten plaats nemen. De oude man kost niet stil zitten van geluk en onderbrak Livinus telkens met: ‘Bravo! Bravo!’ of ‘dat is in mijn botten!’ en hij klopte spelensgezind op haar bevallige nu zuivergewasschen pollekens.

Als Livinus verteld had, wou de spitse Koekoek er een lied op zingen, maar Pirroen sloeg op de tafel: ‘Morgen gaat ge met Grain d'Or naar den pastoor, binnen drie weken is het feest!’

Livinus werd rood en bleek.

‘Ik heb u daarstraks al willen zeggen.... maar ge liet mij niet spreken. Z'is niet bejaard en w'hebben geen papieren.’

Pirroen trok zijn wenkbrauwen over zijn groene oogen, stond op en wandelde over en weer wijl hij aan zijn duim zoog. Daar moest het uit komen.

De Dolfijnen waren stil, ieder zocht naar een oplossing. In den haard brandde het vuur met luie, groote tongen.

[pagina 21]
[p. 21]

Door de blauwe en roode en gele vakjes in de glazen deur zag men in de herberg. Daar stond in bruin lampelicht Juffrouw Barbara achter den toog; zij tapte twee pinten, waar ze eerst eens van dronk, en gaf ze dan op een tinnen schenkberd aan den kalen apotheker en den suikerbakker, die bij een brandende kaars in een hoek met de kaarten waren aan 't doen.

Achter den ronden toog, waarop een diligentie geschilderd was, stond het hoog buffet, waarvan al de schabben met tin, kristal, en kleurig aardewerk pronkten. Dat was de roem van Juffrouw Barbara.

‘Hoe oud is ze?’ vroeg Pirroen ineens.

‘Negentien jaar en half....’

‘Dus nog anderhalf jaar,’ en toen besliste hij: ‘Haar vader móet ze sturen!’

‘Dat zal hij nooit.’

Pirroen zette zich neer, stond terug op: ‘Hij móet ze sturen, 'k zal heel Parijs op zijnen kop zetten, hij moet! hij moet!’

Hij wandelde op en neer, en de eene Dolfijn zei na den andere: ‘Een moeilijk geval, een heel moeilijk geval!’

‘Geen moeilijk geval,’ snauwde Pirroen opgewonden. ‘Ik ken geen moeilijk! Ze blijven in mijn huis tot ze trouwen! Ziet ge nu hoe moeielijk het is? Apen!’

Er wierd gejuicht dat het tot in de schouwpijp galmde, om den goeden herder die twee schaapkes op zijn schouders had genomen.

Grain d'Or kuste Pirroen op zijn roode, ruwe kaken en de kristallen bekers wierden met Lievevrouwenmelk verguld, want dit was een groote dag!

‘Ach!’ zei Van de Nast, gulzig naar den wijn, ‘'k Wilde dat Livinus drie keeren per week iemand van Parijs meebracht.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken