Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna-Marie (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna-Marie
Afbeelding van Anna-MarieToon afbeelding van titelpagina van Anna-Marie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

ebook (3.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna-Marie

(1922)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

Wraakplannen.

Daar stapte Pirroen in zijn purpelen frak en sigarenassche grijze broek, door de straten, die danig stil waren op dit uur van 't noenemaal. Zijn groote, witte zijden hooge hoed met zilveren gesp, stond als vastgevezen op zijn kop. Voorzichtig hield hij de violetjes vast.

De groote markt stond

illustratie

vol zonneschijn. De schoone huizen lieten het verbruind verguldsel van hun friezen en guirlanden blinken. Een schildwacht met het geweer recht op in zijn gekruiste armen stond aan het stadhuis in de lommer van zijn gestreept wachthuizeken, de smierduiven na te zien die over de gele met gras-omgroeide kasseitjes wandelden.

Mijnheer Pirroen ging altijd nevens den kant, in de goot; dat had hij nog van zijn vader, die altijd iets op den grond hoopte te vinden; doch Pirroen, en dat was zijne gewoonte, zag maar naar de uithangborden der winkeltjes, wat er op geschilderd en te lezen stond. 't Heette er ‘In de drie gapers’, ‘In de wassende maan’, ‘In de duizend appeltjes’, ‘In 't belofte land’, ‘In den suyckeren Zondag’, enz.

Als hij ten einde de Zoete Boterstraat, uit de schaduw het witgekalkte huis met zijn trapkenop van Césarinne zag

[pagina 26]
[p. 26]

ophelderen, stak hij de lippen vooruit en versnelde zijn stap om rapper bij haar te zijn.

Doch in de Zoete Boterstraat kwam hij de tooverheks Joo Pastoor tegen, die naar de velden was gaan kruiden plukken. Hij kreeg zoo'n goesting naar haren goeden snuif, dat hij de straat over stak en haar zei: ‘Geef mij een pries!’

Het was een lange, hoekige vrouw in zwarten kapmantel, met een blauwen bril voor haar oogen waarin, zoo men zei, geen kinnekens te zien waren en wie haar in haar bloote oogen bezag kon niet lang meer leven.

Grijze klissen haar staken vettig uit haar vuilgeworden pijpkesmuts, en hare harige bovenlip was zwartdoorsapt van snuif.

Op de vraag van Pirroen haalde zij uit den zak van haar voorschoot een houten doos, klopte er met haren kneukel eens tegen, en Pirroen schepte een bergsken van den aangenamen snuif op zijnen duim, dat hij in zijn neus wegsnorkte.

‘Er zullen dees jaar veel ongelukken zijn,’ zei Joo Pastoor met ijzeren stem.

‘Mij maakt ge niet bang,’ riep Pirroen haar na, ‘want met uw beenderen zal ik nog okkenoten van de boomen goeien!’....

Als Pirroen het nieuws van Anna-Marie aan Césarinne vertelde, wierd ze bleek en beefden de violetjes in haar handen.

Sedert den dood van Mejonkvrouwe Angelina uit het Blauwe Huis was er over Césarinne een nieuwe blijdschap gerezen, een lentegevoel dat haar flinker zette op haar dunne beenen: Ze was nu weer de eenige adellijke persoon van de stad; 't zette al haar trots en hoogmoed weer in vollen dag, en weer voelde ze die vleiende superioriteit van alleen verheven te zijn boven de gewone burgers.

De zilveren ster op blauwen grond en 't beeld van Sint-Jan den Dooper, die in haar wapens stonden, kregen voor haar terug al de bekoring van hun bediedsel: hoop en overwinnen.

Daarom had ze met een zekeren schrik het eerste ant-

[pagina 27]
[p. 27]

woord van Anna-Marie afgewacht en toen het luidde dat ze niet scheen te zullen komen was haar hert van vreugde omhoog gekomen.

Het had op haar lippen gestaan aan Pirroen te vragen, niet verder op Anna-Marie's komst aan te dringen, maar de trots beet haar de woorden af.

Nu zou zij toch komen en met hare weelde en adellijken titel Césarinne in de lommer zetten. Doodzeker zou zij de zomerdagen in ‘den Eenhoren’ doorbrengen, het huis waar hare wieg had gestaan. Haar hart verrimpelde van jalouzie.

Ah! ze zou bijna met Pirroen kunnen trouwen, alleen om Anna-Marie ‘den Eenhoren’ te ontnemen. De vernedering zou zij een vol jaar moeten verdragen; 't zat als een brandende kool op haar gemoed. En 't was allemaal de schuld van Pirroen, die Anna-Marie door zijn brieven had overgehaald; 't was hij, die haar die schoone eenzaamheid ontnam. De wrok deed haar bloed veel te snel kloppen.

Ze stak hoekig voort aan den Ierlandschen kant, die z' aan 't maken was voor de vier dochters van den burgemeester Ossejan.

Hij zag hare stuurschheid niet, smoorde stillekens door en zei nu en dan wat over Anna-Marie en over de streek van Italië waar zij woonde.

‘Ik moet gaan eten,’ zei ze kortweg.

‘Ik ook,’ zei Pirroen.

Ze nam een eindeke worst uit de kas en sneed een dun boterhammeken.

Hij hong zijn pijp in 't pijpenrek en ging naar den aannemer Vertcharen om ‘den Eenhoren’ en het Blauwe Huis in orde te laten brengen, en deed seffens aan Kato naar een meid omzien om in het Blauwe Huis bij Anna-Marie te dienen.

Als hij weg was wrong Césarinne hare bleeke, dunne handen. Ze voelde behoefte om zich op Pirroen te wreken, die haar met een jaar van de grootste vernederingen zou beleedigen en verzengen.

Dat moest gewroken worden!

[pagina 28]
[p. 28]

Daar zat ze lang op te peinzen en liet het eten er voor staan.

Pirroen het huis verbieden? Maar 't was een huis van hem en hij gaf zelf de huishuur! Op het begijnhof gaan wonen?

Seffens deed ze hare ronde oogen toe.

Ze voelde ineens hoe heel haar leven rankte rond het leven van Pirroen, en hoe zijn dagelijksche aanwezigheid balsemend haar gebroken hart bestreek.

En toch zou ze zich wreken!

Terwijl ze de violetjes in een wijnborreltje aanstaarde, dacht ze hoe aangenaam het haar zou zijn de weigering harer liefde opnieuw te kunnen uitspreken.

Maar dan moest hij het eerst nog eens vragen.

Ze beet wanhopig op de lippen; ze wist dat Pirroen dat niet weer doen zou, al zag zij zijn liefde uit alles.

En alzoo denkende, een uur aan éen stuk, schemerde ineens het goede wraakmiddel op; het wierd haar als ingeslagen! ze had het gevonden!

‘Ik zal het zoo aan boord leggen dat hij het mij opnieuw vragen moet, en dan steek ik hem den doorn terug in zijn hart!’

Met half toeë oogen zag ze in haar hofken, waar een nieuw regentje op de doornenhaag sidderde, en een geheimzinnige glimlach scheerde over haren dungelipren mond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken