Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna-Marie (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna-Marie
Afbeelding van Anna-MarieToon afbeelding van titelpagina van Anna-Marie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

ebook (3.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna-Marie

(1922)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 105]
[p. 105]

De processie.

De Zondag was van blauw en goud.

De vlaggen wiegden in den luien wind, de groote klok bromde, de beiaard zong en alle kleine torens klepten.

Er klonk muziek in de verte, brandende keersen wierden met zoete heiligenbeelden op de richels der vensters gezet, men strooide wit zand, bloemen en gekleurd papier om de processie die komen ging.

Op de Hooge Brug glansden de eerste vanen en het zilver der hooge lantarens tegen de verdere gevelen, waar uit de vensters overal menschenkoppen keken.

Achter het scheefhellende Lieve-vrouwebeeld met donkerblauwen mantel, dat precies boven de koppen der menschen wandelde, stapte Michiel Swaen heel in 't deftig zwart, dragend een groene flambouw met zilveren schild. Een lentebloesem van witte maagdekens kwam achteraan, en dan als een glorierijke trofee volgde de ruischende tros der oude, zijden gildevlaggen, waarop de goede schutspatronen in goud en kleuren blonken.

Livinus droeg de vlag van Sint-Lucas. De mildheid was van zijn gelaat, triestig-ernstig zagen zijn oogen naar zijn witte handschoenen, die den rooden vlaggestok omknelden, zijn lippen prevelden gedachteloos het achter hem volgend gehommel der wees gegroeten mee. Nu en dan blies hij een zware zucht van zijn hart en welde het zweet plots over zijn voorhoofd. Hij had soms een gevoel om de vlag weg te smijten en weg te loopen naar de Zondagsche verlatenheid der velden en daar bij de kalme Nethe uitgestrekt te liggen, hopend in die rust, die zijn gemoed zou kalmeeren, inspiratie te krijgen om te weten wat hij moest doen met Grain d'Or. Hij, die anders zoo spontaan handelde en besliste, voelde nu noch hart noch macht tegenover haar, en hij ging willoos voort als meegedreven door de vaderonzen en de luisterrijke muziek.

Voor het Heilig Sacrament stapte in de eerewacht der

[pagina 106]
[p. 106]

zwart-gekleede heeren, Mijnheer Pirroen in zijn pruimpurpelen frak. Hij had de vlam van zijn flambouw uitgeblazen, daar hij er den reuk niet van verdragen kon, en zijn paternoster in het knoopsgat van zijn kraag getrokken.

Achter de met witte struisvogelen versierde brokaten baldakijn, waaronder de deken ging met het Heilig Sacrament, wierd de omgang gesloten door Burgemeester en Schepenen, gevolgd van de vrome burgerij, bedevaarders, kreupelen en bedelaars.

Bij de rijke dames waren ook Césarinne en Anna-Marie.

Purpere zijde spande rond haar borsten en ballonde vloeig naar onder, bruine kevergouden schoentjes glansden bij elken stap, in haar witgeschoeide handen waggelde een perelmoeren paternoster met gouden kruis.

Er was een gelukkige klaarte in haar oogen.

Overmorgen zou ze hem met d' anderen zien op ‘den Eenhoren,’ en de zalige macht van zijn liefde genieten in zijn sterken handdruk en den droom zijner oogen. Door het lezen der enkele brieven, in den hollen boom gevonden, was ze zoo in vervoering geraakt dat ze daar geen kwaad meer in zag. Doch verder komen zou het niet, daarin was ze gerust. De gloed van een zoen mocht deze geestelijke liefde niet kneuzen, al verlangde zij er nog zoo naar.

Ze wierd opgewekt door de feestelijke kleuren en de plechtige muziek, en hield de oogen halftoe voor het vinnige zomerlicht, dat over de menschen en den luister der processie zilverde.

De stoet trok over de Groote Markt waar de juweelige huizen glansden van hun goud. Allerhande vlaggen bekleurden de gevels, kaarsen brandden, en vele bloemen en rozen vereerden hun verven en geuren.

Met een oogslag wierd Anna-Marie menschen gewaar in de open boven-venster van Corenhemels huis.

Schijnbaar onverschillig overzag ze de schoone gevelen, en zag aan het open venster Corenhemel en nevens hem het witte gelaat van zijn zieke vrouw.

Ze was heelemaal in 't wit, haar mager, uitgehold hoofd rustte in een nis van witte kussens.

[pagina 107]
[p. 107]

Anna-Marie rilde, ze wou terug omlaag zien, maar Corenhemel knikte haar innemend toe en wees haar tegelijk aan zijn vrouw aan.

Anna-Marie groette aarzelend, bevreesd, doch de zieke bleef haar met zwarte oogen stijf en kil bezien.

't Was Anna-Marie alsof ze tegen een muur gebotst was.

Plechtig, van zon en muziek vergezeld, ging de processie voort, schoon weerspiegeld in de stille waters.

 

Ze had zich gekleed te bed gelegd en liet de tranen stillekens over haar wangen en haar ranke keel loopen. Ze wist, en leed er onder, dat Corenhemel getrouwd was, maar nu had zij het gezien, en dat had haar heelemaal verbrijzeld.

Buiten was het heel stil in den zonnigen Zondag.

De venster stond open en de zon kwam vierkantig op het blauw perzisch tapijt en zette een kerkramenglans in een neerhangende tip van haar purperen zijden kleed.

Boven het luie loof der linden was het rood van verre dakpannen, en daarboven weer het rillend groen van populieren. Een witte ronde wolk zeilde hoog en eenzaam door het rustige blauw van den ijlen hemel. Geur van hooi, dat met het water meedreef, kwam tot aan haar bed. Een merel zat op een schouw en floot alle vijf minuten dezelfde korte zin. O de rust, de kristalklare, simpele devote rust van dien Zondag in zich te voelen vloeien. Rust te hebben, de witte, soezende rust en dan dronken daarvan in te slapen en nooit meer wakker worden! En lijk de bloemen in den verschen morgen van jeugdige frischte sidderen in de droppelen koelen dauw, zoo maakten deze tranen alles klaarder en fijner in haar.

De zon schoof weg, de schemering omfluweelde de dingen.

Zuchtend stond ze op.

Van achter de school speelde er iemand op een harmonica langzaam en zagerig, dan zweeg die weer en was er heel in de verte gezoem van kermisvolk. In een andere straat naderde het neuzig geluid van een helderen doedelzak.

De tranen hadden haar ziel gewasschen, ze zag haar toestand klaar in, er was maar een uitweg; ze moest zich offeren.

[pagina 108]
[p. 108]

En als uit vrees, dat die helderheid zou kunnen vertroebelen, schreef zij hem vlug een brief waarin ze kranig en besluitend meldde dat alles gedaan was en hij overmorgen niet mee naar ‘den Eenhoren’ moest komen en deze haar laatste brief zou zijn.

Haastig, gejaagd sloot zij het geurende briefje en bezegelde het met blauwen was.

Hijgend, als vermoeid, bleef ze met de witte dunne kin in de handen naar de stille, rozige avondlucht zitten zien, heel verwonderd dat ze nu niet opeens echt gelukkig was.

Plotseling in de vredigheid van den Lindedijk hoorde zij beneden den doedelzak een Italiaansch lied aanheffen dat zij kende.

Ze wipte op, haar grijze oogen verhelderden, schoten even vol tranen en verrukt liep ze naar het venster.

Onder de lindeboomen stond een krachtige jongen met zwarte oogen en zwart haar.

‘Een Italiaan!’ uitte ze geestdriftig.

‘Komt ge van Italië?’ vroeg ze hem in zijn taal.

En heel beleefd, terwijl hij den doedelzak liet leeg loopen in een handige roulade, zei hij dat hij terug ging al pijpend en doelend naar zijn dorpken aan den Arno, omdat hij den blauwen hemel van Italië niet kon vergeten.

Heimwee greep haar scherp aan, een terug willen zijn onder d' olijven, in 't zicht der verre bergen, den geur der appelsienen te rieken, den druivenoogst te zien, lijk in de dagen toen haar ziel nog kalm was als een zwaan. O dat edelblauw Italië zoo balsemend voor de ziels-gekwetsten!

‘Veel geluk! Veel geluk!’ Ze had geen geld hier en zonder weifelen nam ze de roze camee die op haar borst stak en wierp hem naar den Italiaan, die het juweel in zijn punthoed met haneveeren opving. Hij boog vol elegantie, zwaaide gracielijk zijn hoed en riep dat hij haar in zijn liederen zou blijven gedenken.

Als hij langs het water weggegaan was beet ze op de lippen.

Waarom botste haar bloed niet op? Waarom kraakten haar zenuwen niet? Waarom kon ze niet alles van zich wegschudden: godsdienst, geweten, zonde en vooroordeel? een klets

[pagina 109]
[p. 109]

van den wind krijgen en het uitjuichen, uitvieren, krijten en zingen en zich blindelings, overweldigd in de liefde neêrsmakken, de ziel doen waaien als een vlag!

Ach, kunnen vrij te zijn van de innerlijke ketens en met zoo een armen kerel van een hartstochtelijken Italiaan door den lande te gaan, door zon en regen, slapen in de bosschen op het mos, met haar lijf in zijn armen en haar hoofd op zijn schouders en rillen en bezwijken onder zijn zoenen!

Ze voelde zich niets, ze wierd lam en mat gehouden door haar strakgespannen geweten en allerlei kwellende vezels. Ze was wanhopig, een opstand schuimde het bloed in haar op, en medeen nam ze het briefke, verfrommelde het hardnekkig tot een bolleken, dat ze nijdig naar het wasgeel portret van hare tante Rachel wierp.

Toen begon ze te weenen en te bidden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken