Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna-Marie (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna-Marie
Afbeelding van Anna-MarieToon afbeelding van titelpagina van Anna-Marie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

ebook (3.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna-Marie

(1922)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 154]
[p. 154]

De verwachting.

Pirroen wandelde overendweer door de zonnige kamer. Hij was er zeker van dat Césarinne komen ging... en toch was hij angstig. Hij wachtte. Ter eere van hare komst had hij er een koffie-in-melk-kleurige broek laten voor maken die hij aan had, en er een nieuwe witte das voor gekocht, die nog naar den winkel rook en hagelblank boven den dikken kraag van zijn purpelen frak uitstak. Zijn gezicht blonk en rook van muscuszeep, waarmede hij zich juist gewasschen had.

Al pijpesmorend wandelde hij overendweer in de stille kamer, de verschuivende zon hong door de vensters en de open deur tot binnen tegen den muur van witbehangpapier met delft-blauwe bloemen en ook op zijn portret dat in een gouden kader prijkte; en telkens hij voorbij de zonnevierkanten kwam, lichtte hij heelemaal even kleurig op en verdonkerde dan weer in de lommer. Nu en dan bleven er dikke rookwolkskes achter hem hangen, die stil aan verpluimden en versmolten in een groot lint dat rond den glazen bol aan het plafond hangen bleef als een wiegend gaas, schoon verdeeld van schaduw en van zon.

De roode goudvisschen in hun bokaal op de mahoniehouten secretaire waren stil als sliepen ze reeds.

Elken keer mijnheer Pirroen voorbij de open deur der bibliotheekkamer kwam zag hij eens rap naar de horlogekast, die op haar belandschapt gezicht met twee koperen vingeren den tijd aanwees, dien hare tanden van binnen in kleine stukskes knauwde.

Hij had de deur opengezet op den hof, waar zon op het inzakkend grasperk en rechte rozelaren guldig stond te verbronzen. Er vloeiden resedageuren binnen. Nu zou ze gaan komen en hem hare liefde geven, binnen vijf minuten moest ze daar zijn.

De ronde tafel stond, met een hammelaken feestelijk gedekt met zilver en porcelein, met fruit, wijnflesschen en

[pagina 155]
[p. 155]

een rozige roomtaart, terwijl de verkoelde gebraden in den lochtigen kelder gereed te wachten lagen.

Putiphar moest binnen blijven; Pirroen wou dat die het geluk zag, het groot geluk, waar zijn meester twintig jaar had naar gewacht.

De glanzende vogel had zich op de vensterrichel nevens de bloeiende geraniums aan de gazen gordijnen gezet en zijn staart hong als een stortende weelde op het frambozenrood tapijt.

Bij elken stap, elken herteklop verwachtte mijnheer Pirroen het bellegeklank dat heel het huis en zijn hart zou doordreunen en doorgalmen en de blijde komst van Césarinne aankondigen. Want hij was zeker dat zij komen zou, al was er een hoeksken angst in zijn hart.

Hij had Grain d'Or naar Swaen gezonden en gezegd dat ze vóór 10 uren niet moest naar huis komen, ook Cato had hij weggezonden, die naar de Mol om botermelk was gegaan.

Pirroen wou alleen zijn, heel alleen om de eindelijke liefde van Césarinne te ontvangen. God! wat zou het schoon zijn.

Putiphar sprong van de vensterrichel af en wandelde op eigen manier de kamer rond. Niets was in de kamer te hooren, nog geen vlieg, alleen den tiktak, maar die telde niet mee, die mat de stilte af.

Nog een minuut van zeven uren. Pirroen stond stil, als ze daar nu seffens niet was, zou hij morsdood vallen en sterven. De angst in zijn hart zette zich uit, zijn bloed aarzelde en star bleef hij naar den grooten noodlottig voortschuivenden horlogievinger zien. Plots rammelde de kerktoren een langzaam liedeken uit. Een minuut lang. Dan was het weer ineens stil, heel stil, en in die stilte vielen plechtig een voor een de zeven groote klokslagen, zwaar en bronzig over de stad.

Pas was de laatste slag weggegonsd, of er ging een gekraak en geknars in het horlogiehoofd en helder, zilver lijk een lentegeluid, trilden zeven slagjes zingend door het huis.

Pirroen stond met den mond open naar het wonder der horlogie te zien, met zijn ooren gespitst naar de bel die in

[pagina 156]
[p. 156]

de gang hong; maar de bel zweeg als een altaar, de stilte suisde door het huis, zacht en fluweelig en d' horlogie knauwde stom en vervelend voort aan den eindenloozen tijd.

De tijd was om. De wijzer was voorbij zeven uren, de bel zweeg en ze was niet gekomen om de liefde te brengen, waarnaar hij twintig jaar reeds wachtte, waarop hij heel zijn leven had gemierd.

Nu was alles uit voor hem, hij meende morsdood te vallen, maar bleef staan. En uit zijn groene oogen, die altijd naar d' horlogie zagen, rolden de tranen een voor een, als een gelijkmatig snoer, dik en heet, ze gleden over de heuvelen der roode kaken, scheerden nevens zijn harde bakkebaarden, wijlden aan den inslag van de kin en tikten dan open op den witten, nieuwen das, in natte donkere plekskens. De zon kroop de kamer uit.

En de pauw ging in het deurgat staan; zag nog het streepje zon, dat smaragdgroen op den gazon en gulden op den lachenden faun lichtte, en groette dit licht met den staart er naar open te zetten, heelemaal open, dat al de donkere blauwe oogen van zijn groengouden staart, egyptisch den hemel aanstaarden.

‘Nu is mijn leven ook voorbij,’ zei Pirroen. ‘Ik ben kapot.’ En hij ging naar d' horlogiekast, trok het deurken open en hield met zijn dikken vinger den horlogeslinger stil. D' horlogie zweeg. En medeen zweefde de stilte door het huis vol verwachting en mysterie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken