Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ik zag Cecilia komen (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ik zag Cecilia komen
Afbeelding van Ik zag Cecilia komenToon afbeelding van titelpagina van Ik zag Cecilia komen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.38 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ik zag Cecilia komen

(1938)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

XIX

Als ik binnen kom roept de boerin van uit haar alkoof, dat de bode voor mij van huis een kistje druiven heeft afgegeven.

En dien zelfden nacht droom ik, dat ik aan den plas, naar Cecilia sta te wachten.

Het is donker overal. De plas alleen kan ik vermoeden door het vage, vlokkig witte van de bloemen en door zijn koelen reuk, die is als van een verlaten huis.

Ik sta hier al jaren te wachten, als met de boomen er rond, mee opgegroeid en ook zoo geduldig.

En ginder aan den anderen kant van den plas nadert zij uit den donkere. Zij draagt een lange brandende kaars, die hare oogen en hare gouden haren verlicht. Ze is op hare witte kousen en heeft een werkvoorschoot aan.

[pagina 77]
[p. 77]

Zij komt tot aan het water en ziet kalm rond. Zij ziet mij niet. Ik wenk haar, het is te donker om mij te zien. Ik roep, mijn stem geeft geen geluid, mijn woorden vallen als verwelkte bladeren aan mijn voeten. Ik wil naar haar toeloopen, maar ik ben met de boomen vastgeworteld in den grond.

Zij zet zich op de knieën en laat de kaars in het donkere water zakken. De kaars zakt recht naar onder en blijft daar staan als een lelie, zuiver brandend. Ze verlicht het onderste van de bloemen en de handpalmen van Cecilia. Zij buigt zich voorover en glimlacht naar de vlam in de diepte. Hoe ik ook roep en geweld doe, mijne stem blijft geluidloos als wol, en dieper en dieper buigt Cecilia zich voorover. Hare haren vallen over hare handen, zij waaieren open op het water. Zij gaat vallen. Ze gaat verdrinken.

Cecilia!...

Het is alsof die roep mijn ruggegraat kraakt...

Ik schiet wakker... De dag kiemt aan de lucht.

Zou er iets met Cecilia gebeurd zijn? Ik heb reeds het bijgeloof der buitenlieden, met

[pagina 78]
[p. 78]

droomen als voorteekens aan te nemen. Mijn gemoed is klein van angst.

Is Cecilia misschien van nacht gestorven?

Het klokkengelui van de abdij botst op mijn hart. Ik zal naar de eerste mis gaan.

De boerin is al op. Ze doet hare gouden oorstekers in. - Ik ga onzen lieven Heer bezoeken, zegt ze lachend, en dan kan een mensch niet schoon genoeg zijn.

- En hoe is het met Cecilia? vraagt ze, zooals elken morgen.

Ik vertel haar wat de dokter gezegd heeft, en dat ik morgen om die borstsiroop ga.

- Het beste middel dat er bestaat, zegt ze, maar de kinderen van 't Everzwijn zijn door den engel geteekend. Ze zegt het overtuigend als vuur dat uit twee keien ketst. Ik voel mij koud worden van ontzetting.

Is Cecilia misschien vannacht toch gestorven?

Bij de druiven zijn twee brieven, een van mijn ouders, die mij aanraden van mij nog eens flink te laten onderzoeken, bij een beroemdheid in Leuven; en een van Roelinde, die me meldt dat ze mij nu eindelijk aanstaanden donderdag komt bezoeken.

[pagina 79]
[p. 79]

Mijn bloed slaat er warm van op. Wat moet ik Roelinde vertellen? Ik voel me verlegen dat ik den huichelaar moet spelen. Maar tot mijn verrassing bekommert het me toch niet zoozeer, ik zal me wel weten uit den slag te trekken. Het heele geval met Cecilia dringt alles terug en zuigt aan al mijne gevoelens.

In de kerk zie ik het vinnig boerken van gisteren avond naar de preek staan luisteren. Ik dring stilaan door tot bij hem. Iets vernomen?

- Ik heb den meester gezien, het was een nacht lijk anders. Houd u maar gereed voor morgen vroeg, om vijf uur kom ik kloppen!

De nijpende angst berst en breekt als een schil van mij af, en meteen overgeurt mij het verlangen, het smachtend verlangen van haar toch nog eens te mogen zien. Ik heb het zoo noodig na den angst van dien droom en de orakelwoorden van de boerin. Als een teug water voor een dorstige.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken