Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ik zag Cecilia komen (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ik zag Cecilia komen
Afbeelding van Ik zag Cecilia komenToon afbeelding van titelpagina van Ik zag Cecilia komen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.38 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ik zag Cecilia komen

(1938)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]

XX

De schoolmeester gaat altijd naar de hoogmis. En rond dien tijd ben ik aan zijn huis. Marie is bezig met soep te maken. Er staat vleesch op de kachel te stoven.

- Hoe is 't, Marie?

- Altijd eender, mijnheer. Hoor maar...

Wij luisteren. Immer dit gekuch dat als kneukels tegen de muren klopt.

- Ik heb een druiventrossel voor haar bij...

- Wat schoon druiven... die zullen nog al naar geld rieken...

- Is het goed, Marie, dat ik ze naar Cecilia draag?

- Doe gerust, mijnheer, het kind zal al blij zijn iemand anders te zien. Ik heb juist weer natte doeken gelegd... ik kom seffens ook...

Het is alsof die trap langer wordt naarmate ik klim. Ik klim als op een hoogen toren. Het

[pagina 81]
[p. 81]

is omdat mijn verlangen vooruit vliegt en mijn verlegenheid me van lood maakt.

Cecilia ziet mij eerst met groote oogen aan. Dan een glimlach om een diepe weergevonden vreugde. En dan teleurstelling en verdriet in haar oogen. Ze reikt mij hare hand, die al de blauwe aderen toont en dor warm is.

Cecilia is niet veel veranderd, alleen wat bleeker en blinkender, wat meer glans in de oogen en een ziek rose op de wangen. Maar de handen zijn dunner en spitser geworden, en glimmend op de kneukels, en het haar door al dit bedde-wit veel guldener.

Ik kan geen woord zeggen...

Ze trekt me dichter bij...

- Ik ben het toch... uwe Cecilia... 't is alsof ge bang van mij zijt...

- Dat is van geluk, stamel ik, ik ben zoo blij u nog eens te zien...

- Ik ben ook zoo blij... Toch spijtig dat ik zoo ineens ben ziek geworden...

- Maar ge zult genezen...

- Dat zeggen ze toch... Maar wat doet gij hier nog in de streek? Ge hebt toen toch gezegd dat ge gingt vertrekken?

- Ik blijf tot gij genezen zijt...

[pagina 82]
[p. 82]

- En dan gaat ge weg?... Ja natuurlijk, ze wachten ginder naar u.

Het is als een aanklacht, ik zou van schaamte in den grond zinken. Na wat gehoest en me glimlachend bezien te hebben, zegt ze: - maar dan zult ge nog lang moeten wachten, jongen... daarbij ik geloof niet dat ik nog zal genezen... het is ook niet noodig dat ik genees... het zou voor mij het beste zijn en voor u ook, geloof ik...

Die woorden grijpen als klauwen in mijn hart.

- Neen ge moet genezen, Cecilia, en als ge genezen zijt blijf ik nog bij u... ik blijf voor altijd bij u...

Ze schudt triestig en goedig het hoofd.

- Ja dat wenscht ge, maar ge weet dat het niet kan.

En dan even met schrik in haar oogen: - Neen neen, maak me niet bang. Ge maakt me weer bang lijk den laatsten keer, ge moogt hier niet blijven. Ge moet terug naar huis... Daarbij, daar juist hebt ge gezegd dat ge gingt blijven tot ik genezen ben... ge moet mij niets wijs maken omdat ik ziek ben, vader doet dat, de dokter, de pastoor, en Marie ook al... maar gij moet dat niet doen... Ik zie

[pagina 83]
[p. 83]

alles nu veel klaarder in... wij moesten elkaar maar eens ontmoeten in ons leven, meer niet... en God weet hoe ongelukkig we zouden zijn...

Na een nieuwe hoestbui streelt ze troostend mijn handen. Ik zoen haar op het heete voorhoofd.

- Ik heb maar één zorg, zegt ze, dat vader er ooit iets van te weten komt... ik had hem van in 't begin niets mogen verborgen houden... maar nu is het te laat om daar nog mee te beginnen... ge moet naar huis... als ik weet dat gij in de streek nog zijt, dan kan ik niet gerust ziek zijn... ik weet immers toch dat ge danig veel van mij houdt en gij mij niet zult vergeten... dat weet ik heel goed... het maakt me zoo gelukkig...

In de ziel verscheurd en van één gereten, kan ik nauwelijks een woordeke zeggen.

Ze veegt met haar vinger een traan af die over haar linker slaap glijdt.

- Marie vertelt me dat ge morgen om bortsiroop gaat... doe het niet, het is zoo ver van hier... ge zult er u nog zieker mee maken en men geneest er toch niet van, zegt vader...

[pagina 84]
[p. 84]

Marie kreunt naar boven.

- Hewel Cilleke, lacht ze, hoe vindt ge die druiven? Is dat niet schoon van mijnheer, van zoo op u te peinzen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken