Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt (ca. 1930-1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt
Afbeelding van De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdtToon afbeelding van titelpagina van De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.42 MB)

Scans (7.86 MB)

ebook (3.78 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De pastoor uit de bloeyenden wijngaerdt

(ca. 1930-1940)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

XIV.

Leontientje zit een brief te schrijven in den nacht. Z'is in haar witte nachtpon, en op haar bloote voeten. Ze bibbert van vrees. Het huis is toe, en alles slaapt.

De trap kraakt nu en dan van een oude herinnering.

Er zoeft oostenwind in de boomen; een nijdige, dorre wind, die tegen den gevel wrijft, en brommend aan de takken toutert.

Leontientje is blij dat het waait; met wind om het huis slaapt men vaster; ze zullen niet wakker worden.

Z'heeft de gordijnen toe getrokken, en zorgvuldig met spelden nog dichter gespeet.

Achter de kaars, waarbij ze te schrijven zit, heeft ze een groot open boek recht gezet.

Soms luistert ze. 't Is of ze het plankier in de gang hoort piepen, en er een hand naar den klink van de deur tast. Heer-oom?!

Dan zit ze gereed, om de kaars uit te blazen, 't papier te verfrommelen, en 't bed in te vliegen.

Maar 't is de wind.

Ze voelt haar hart kloppen, en ze ziet het bloed in den blauwen ader van haren pols tikken.

Ze beluistert soms angstig de stilte binnen de wanden, en links van haar durft ze niet zien, want

[pagina 94]
[p. 94]

daar hangt boven de waschtafel de vervaarlijke Christuskop. Daar is ze altijd plechtig-bang voor geweest, van in haar kinderjaren al.

Het is een lichtgekleurde steendruk in gouden lijst, voorstellend het doek van Veronica, waarop het hoofd van Jezus is geprent.

Het doorngekroond gelaat ziet vlak voor zich uit, met zachtblauwe oogen vol heimwee en verwijt, die u overal volgen waar ge gaat. Ze bezien u altijd.

Het is als een geweten dat daar hangt.

Leontientje heeft er nooit durven voor bidden en het nooit lang durven bezien. 't Is voor haar precies een Jezus van een ander geloof. En ze voelt bij 't schrijven, hoe de liefdevolle, zachte oogen, haar treurig, verwijtend bezien, en lezen wat ze schrijft. Het beangst haar zoo hevig, dat ze hare liefdegeestdrift niet gansch durft uiten. De Christusoogen verwijten haar dat ze een ongeloovige bemint; die Christusoogen zien naar de zonde die uit haar vingers vloeit.

Ze weet, als ze er naar ziet, dat ze van angst de pen zal laten vallen, en daarom houdt z'er het hoofd van af, al trekt het haar nog zoo aan. Maar Jezus, dààr aan 't kruis, recht voor haar, ziet met goedertierenheid en medelijden op haar neer, en geeft haar den moed en de kracht van door te schrijven.

 

Mijn goede Isidoor.

 

Ik kan het niet meer houden! Ik moet u schrijven, en ik moet iets van u weten, want mijn hart stikt van angst en lang verdriet.

[pagina 95]
[p. 95]

Toen gij hier waart, Isidoor, was alles zoo schoon, ik was zoo blij met alles, maar sedert gij weg zijt, is het verdriet niet meer van mij heengegaan.

Isidoor, ik ben zoo ongelukkig, en 'k zie u toch zoo geerne!

En kost gij maar geloovig zijn! Ik zit alle uren te wachten naar 't nieuws dat gij het geworden zijt. Ik heb er toch al zoo danig voor gebeden!

Gisteren morgen kreeg ik precies de ingeving dat gij het geworden waart; maar 't zal slechts een schijn geweest zijn, want er is geen brief van u gekomen. Me dunkt dat zulk nieuws me zou kunnen doen sterven van geluk.

En geloovig zijn, och Isidoor, 't is toch zoo simpel, met een beetje goeden wil moet het gaan! Ik begin te gelooven dat gij het niet worden wilt, dat ge mij niet genoeg geerne ziet! Waarom anders zoo koppig blijven? En ik heb toch uwe liefde zoo noodig!

Ik ga alle dagen bidden naar 't kapelleken der Vijf Wondekens, draag er bloemen naar toe, en offer er kaarsen, voor uw geloof en uwe liefde.

Heer-oom, bij wien men tegenwoordig het verdriet op zijn gezicht leest, zegt soms, als hij mij ziet weggaan: ‘Bid om hem te vergeten lief kind, 't is d'eenigste manier om gelukkig te zijn’, want hij ziet wel aan mijn oogen dat ik verteerd wordt met aan u te denken, al verberg ik het nog zoo hard. En ik beloof het hem dan uit medelijden.

Maar ik durf zijn raad niet volgen, uit vrees verhoord te worden, want ik wil u niet vergeten,

[pagina 96]
[p. 96]

Isidoor. Ik ga nog liever stillekens-aan dood, met aan u te denken, dan zonder u gelukkig te leven.

Zonder u is 't een gevang, de wereldbol! Och houd van mij; ik smeek u blijf van mij houden; als ik maar weet dat uw hart naar mij gekeerd staat, dan heb ik gaarne verdriet om u.

Och Isidoor, schrijf mij! schrijf mij! Ik zit zoo naar één woordeken van u te snakken! Stuur mij een langen brief, want als er niets komt zal ik krankzinnig worden. Het is toch zoo angstig en donker in mijn borst!

Ik heb spijt dat ik u ooit heb leeren kennen, maar nu wil of kan ik nooit meer van u af. Zonder u zal ik vergaan lijk een schipken op de zee.

Schrijf mij, schrijf mij! en probeer te gelooven!

Och, en blijft uw geloof nog wat achterwege, want dat het komen zal weet ik goed, laat ons toch elkander geerne blijven zien, en dan zal het allemaal eens schoon en aangenaam worden.

Lees den brief opnieuw Isidoor, en nog eens opnieuw, en hardop, en wil mijnen grooten nood verstaan! Schrijf mij Isidoor, in Godsnaam schrijf mij! De uren zijn zoo lang! Ik bid voor u. Slaap wel en wees gekust van uw Leontientje.’

Zij voegt er het adres van Mieke Zand bij, en herhaalt hem drie keeren van toch op dit adres, en niet naar Heer-oom weerom te antwoorden, want dat er anders ongelukken zouden kunnen gebeuren.

Zij herleest den brief eens rap over, zou er gaarne nog veel bijvoegen, maar geweldiger wordt de vrees voor den pastoor die opeens onvoorziens

[pagina 97]
[p. 97]

kan binnen komen, en voor de Christusoogen als naderende stalen pinnen. Ze steekt den brief onder haar oorkussen, blaast de kaars uit en gaat snel in 't bed waarin ze muizenstil blijft liggen, met den rug gekeerd naar de Christusoogen. Ze probeert rap in te slapen; ze voelt het zweet over haar gezicht loopen.

Haar hertje klopt, de nacht is donker en duurt lang.

De wind wordt erger, en legt nu en dan een slijpend gehommel in den breeden schoorsteen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken