Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van de Nederlandse taal (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van de Nederlandse taal
Afbeelding van Geschiedenis van de Nederlandse taalToon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van de Nederlandse taal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.13 MB)

ebook (3.87 MB)

XML (3.18 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van de Nederlandse taal

(1997)–J.M. van der Horst, J.A. van Leuvensteijn, W. Pijnenburg, M.C. van den Toorn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 647]
[p. 647]

Bibliografie

Adelung, J. Chr., 1781, Deutsche Sprachlehre: Zum Gebrauche der Schulen in den Königl. Preuss. Landen, Berlin. [Repr., Hildesheim: 1977.]
Adelung, J. Chr., 1782, Umständliches Lehrgebäude der deutschen Sprache: Zur Erläuterung der deutschen Sprachlehre fur Schulen, Leipzig. [Repr., Hildesheim, 1971.]
Adelung, J. Chr., 1774-1786, Versuch eines vollständigen grammatisch-kritischen Wörterbuch der hochdeutschen Mundart: Mit beständiger Vergleichung der übrigen Mundarten besonders aber der Oberdeutschen, Leipzig. [2e uitg., 1793-1801, als: Grammatisch-kritisches Wörterbuch der hochdeutschen Mundart...etc. [Repr. Hildesheim 1970.].]
Admoni, W., 1990, Historische Syntax des Deutschen, Tübingen.
Afrikaanse woordelys en spelreëls, 1991, 8ste uitg.
Aiol. CG II, 1, 311-322 (Nederrijn 1220-1240)
Aitchison, J., 1981, Language Change: Progress or Decay?, Cambridge. [2de druk, 1991].
Album Willem Pée, 1973, Album Willem Pée. De jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag, Tongeren.
Alewijn, Z.H., 1774, ‘Verdediging van de voornaamste dichterlyke vryheden’, Werken Maetsch. Ned. Ltk. 2, 89-155.
Alewijn, Z.H., 1777, ‘Verdediging van de voornaamste dichterlyke vryheden’, Werken Maetsch. Ned. Ltk. 3, 109-199.
Alting, A.S., 1981, Woordenboek voor vrijmetselaren, 3de dr., Amsterdam. [Fotografische herdruk van uitgave 1884.]
Amorie van der Hoeven, A. des, 1847-1848, ‘Taalzuivering van het Koninklijk-Nederlandsch Instituut’, Archief voor Nederlandsche taalkunde 1, 279-287.
Ampzing, S., 1628, ‘Nederlandsch tael-bericht’, Beschryvinge ende lof der stad Haerlem, Haarlem, in: Zwaan 1939.
ANS, 1984, zie G. Geerts e.a. 1984.
Appel, R., 1986, Minderheden: taal en onderwijs, Muiderberg.
Armstrong, C.A.J., 1965, ‘The language question in the Low Countries; The use of French and Dutch by the Dukes of Burgundy and their administration’, in: J.R. Hale, J. Highfield & B.Smalley, Europe in the Late Middle Ages, London, 386-409.
Backhuys, K-J. & W. Zonneveld, 1993, ‘Human morphology: the invisible person’, in: F. Drijkoningen & K. Hengeveld (red.), Linguistics in the Netherlands 1993, Amsterdam 1993, 13-24.
[pagina 648]
[p. 648]
Bake, C., 1898, ‘Een kommakwestie’, Noord en Zuid 21, 350-354.
Bakhuizen van den Brink, J.N., 1976, De Nederlandsche belijdenisgeschriften in authentieke teksten met tekstvergelijkingen, 2de druk, Amsterdam.
Bakker, D.M., 1977, ‘De grammatica in de negentiende eeuw’, in: Bakker & Dibbets 1977, 113-160.
Bakker, D.M. & G.R.W. Dibbets (red.), 1977, Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde, Den Bosch.
Bartsch, K., 1860, ‘Bruchstücke eines niederrheinischen epischen Gedichtes’, Germania 5, 356-361.
Bartsch, R., 1985, Sprachnormen: Theorie und Praxis, Tübingen.
Battus, 1981, ‘Vooruitblik op Needulans’, Onze taal 50, 73-74.
Baum, S.V., 1962, ‘The acronym, pure and impure’, American Speech 37, 48-50.
Baur, F., 1975, Baur e.a. (red.), Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden, Antwerpen-Amsterdam.
Becanus, I.G., 1569, Origines Antwerpianae, sive Cimmeriorum Becceselana novem libros complexa, Antverpiae.
Beck, D./Sv.E. Veldhuijzen, 1993, Spiegel van mijn leven; een Haags dagboek uit 1624, uitg. Sv.E. Veldhuijzen, Hilversum.
Becker, K.F., 1841, Organism der Sprache, 2e uitg. Frankfurt/M. [Repr., Hildesheim, 1970.]
Beekes, R.S.P., 1990, Vergelijkende taalwetenschap. Een inleiding in de vergelijkende Indo-europese taalwetenschap, Utrecht.
Beem, H., 1974, Uit Mokum en de Mediene. Joodse woorden in Nederlandse omgeving, Assen.
Beem, H., 1992, Resten van een taal, Amsterdam.
Beer, T.H. de, 1895, Na eene halve eeuw. Aanteekeningen, opmerkingen en verklaringen bij Waarheid en droomen, Culemborg.
Beers, J. van, 1856, Nederduitsche spraekleer, 3de dr., Lier.
Bekker, E. Wed. Ds. Wolff, en A. Deken/P.J. Buijnsters, 1980, Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart. Naar de eerste druk van 1782 uitgegeven met inleiding en aantekeningen door P.J. Buijnsters, 2 delen, 's-Gravenhage.
Belle, W. van & K. Jaspaert, 1985, Mythe versus politiek-economische realiteit, Heibel 19, 4, 62-94.
Bennis, H. & T. Hoekstra, 1985, ‘Een gat in de distributie van om- zinnen’, Glot 8, 5-23.
Bennis, H. e.a., 1991, De groene spelling. Amsterdam.
Berg, B. van den, 1974, ‘Het suffix -baar’, in: Taalkunde - 'n lewe. Studies opgedrae aan prof.dr. W. Kempen, Kaapstad etc., 128-134.
Berg, B. van den, 1978, ‘Hun versus ze’, Ntg. 71, 148.
Berg, E. van den, 1980, ‘Het Middelnederlands als SOV-taal’, Ntg. 73, 53-60.
Berg, E. van den, 1983, Middelnederlandse versbouw en syntaxis, Utrecht.
Berg, E. van den, 1985, ‘Onpersoonlijke konstrukties, subjekten en nominatieve NP's in het Middelnederlands’, Ntg. 78, 201-213.
[pagina 649]
[p. 649]
Berg, E. van den, 1986, ‘Sur les traces de l'objet au génitif: l'évolution de la construction impersonnelle’, Etud. Germ. 41, 403-417.
Berg, E. van den, 1989, ‘Des borchgraven doot van Couchi’, Ntg. 82, 330-336.
Berg, E. van den, 1990, ‘Reactie’, Ntg. 83, 154-155.
Bernense = Het Glossarium Bernense; een Vroegmiddelnederlandse tweetalige Latijns-Limburgs woordenlijst. Opnieuw uitgegeven met een inleiding, translitteratie en commentaar en van een alfabetische en retrograde index voorzien door L. de Man en P.G.J. van Sterkenburg,. 's-Gravenhage 1977 (Limburg circa 1240)
Berteloot, A., 1984, Bijdrage tot een klankatlas van het dertiende-eeuwse Middelnederlands, dl. 1: Tekst; dl. 2: Platen. Gent.
Besten, H. den, 1981, ‘Marking WH-movement in Afrikaans’, in: P. Muysken (red.), Generative studies in Creole languages, Dordrecht, 141-180.
Besten, H. den, 1986, ‘Double negation and the genesis of Afrikaans’, in: P. Muysken & N. Smith (red.), Substrata versus universals in Creole genesis, Amsterdam, 185-230.
Beyer, E., 1964, La palatalisation spontanée de l'alsacien et du badois. Sa position dans l'évolution dialectale du germanique continental, Strasbourg.
Biestkens, N./G.R.W. Dibbets, z.j., Drie delen van de klucht van Claas Kloet, uitg. G.R.W. Dibbets, Zutphen.
Bilderdijk, W., 1818, Verhandeling over de geslachten der naamwoorden in de Nederduitsche taal, 2de dr., Amsterdam.
Bilderdijk, W., 1822, Geslachtlijst der Nederduitsche naamwoorden, 2 dln., Amsterdam.
Bilderdijk, W., 1824-1825, Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden, 4 dln., Rotterdam.
Bilderdijk, W., 1826, Nederlandsche spraakleer, s-Gravenhage.
Bilderdijk, W., 1828, Korte aanmerkingen op Huydecopers Proeve van taal- en dichtkunde, Amsterdam.
Bisschop, W., 1855-1856, ‘Nalezing op de Proeve over den invloed van Bilderdijks dichtwerken op onze taal, van Dr. A. de Jager’, Nieuw archief voor Nederlandsche taalkunde, 71-105, 149-205.
Bister, H., 1989, ‘Verdwijnende Nederlandse woorden in het dialect van Krefeld’, Hand. v.d. Kon. Zuidned. Mij voor Taal- en Letterk. en Gesch. 43, 5-12.
Blanpain, R., 1978, Het taaldecreet in de praktijk, Antwerpen.
Blockmans, W. & W. Prevenier, 1988, In de ban van Bourgondië, Houten.
Blok, D.P., 1989, ‘Meervoudsvormen bij vroegmiddeleeuwse Nederlandse plaatsnamen’, Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 28, 55-56.
Bockwinkel, H.B.A., 1937, Taaltucht door ‘de school van Kollewijn’, Amsterdam.
Boekholt, P.Th.F.M., 1995, ‘Leescultuur in Groningen’, Meesterwerk 2 (februari 1995), 2-16.
Boer, P.J.C. de, 1967, ‘Taalgebruik van sprekerds en schrijverds’, Levende talen, 70-74.
Boëseken, A.J., 1986, Uit die Raad van Justisie 1652-1672, Pretoria.
Bogaards, P. & H. Hulshof, 1986, Aspecten van driekwart eeuw talenonderwijs in Nederland, Themanummer Levende Talen 411.
[pagina 650]
[p. 650]
Bogaers, A., 1878, Woordenboek op de dichtwerken van Mr. W. Bilderdijk, Haarlem.
Bolhuis, L. van, 1793, Beknopte Nederduitsche spraakkunst: Uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Leiden, Deventer, Groningen.
[Bolhuis, L. van], 1805, Rudimenta, of Gronden der Nederduitsche taal, 2 dln., Leyden etc.
Bont, A.P. de, 1973, ‘Fiets’, Ntg. 66, 49-54.
Bonth, R. de, 1994, ‘Op weg naar het begin. Enkele aanwijzingen bij het verrichten van onderzoek naar achttiende-eeuwse woordenboeken’, Trefwoord 8, 41-50.
Bonth, R.J.G. de & G.R.W. Dibbets, 1995, Voor rede vatbaar. Tien voorredes uit het grammaticale werk van Van Hoogstraten, Nylöe, Moonen, Sewel, Ten Kate, Huydecoper (1700-1730). Amsterdam/Münster.
Bonth, R. de & J. Noordegraaf, 1996, Linguistics in the Low Countries; the eighteenth century. Amsterdam/Münster.
Booij, G.E., 1985, ‘Morfologie en syntaxis: deverbale nomina op -er’, Jaarboek Corpusgebaseerde woordanalyse, 20-23.
Booij, G.E., 1986a, ‘Form and meaning in morphology: the case of Dutch agent nouns’, Linguistics 24, 503-517.
Booij, G.E., 1986b, ‘ER als vormer van subjectsnamen: de verhouding tussen morfologie en syntaxis’, Glot 9, 1-14.
Booij, G.E., 1988, ‘Polysemie en polyfunctionaliteit bij denominale woordvorming’, Spektator 17, 268-276.
Booy, E.P. de, 1977, De weldaet der scholen. Het plattelandsonderwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19de eeuw, z.p.
Booy, E.P. de, 1980, Kweekhoven der wijsheid. Basis- en vervolgonderwijs in de steden van de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19de eeuw, Zutphen.
Booy, E.P. de, 1981, ‘Naar school. Schoolgaande kinderen in de Noordelijke Nederlanden in de zeventiende en achttiende eeuw’, Tijdschrift voor geschiedenis 94, 427-441.
Bosch, J.H. van den, 1893, Pleidooi voor de moedertaal, de jeugd en de onderwijzers, Groningen.
Bosch, J.H. van den, 1912, ‘Fragmenten’, Ntg. 6, 225-239.
Bosch, J.H. van den, 1901, ‘Potgieters Jan en Jannetje. Aantekeningen’, Taal en Letteren 11, 473-508, 525-532.
Bosch, J.H. van den, 1902, ‘Potgieters Jan en Jannetje. Aantekeningen’, Taal en Letteren 12, 248-297.
Boshoff, S.P.E., 1921, Volk en taal van Suid-Afrika, Pretoria, Kaapstad.
Bosman, D.B., 1923, Oor die ontstaan van Afrikaans, Amsterdam.
Bosman, D.B. & H.B. Thom, 1952, Daghregister gehouden bij den oppercoopman Jan Anthonisz van Riebeeck, dl 1, Kaapstad.
Bossuyt, A., 1988, ‘Een queeste zonder object: een taaltypologische kwestie benaderd vanuit de Functionele Grammatica’, in: J.A. van Leuvensteijn (red.), Uitgangspunten en toepassingen: taalkundige studies over Middelnederlands en zestiende- en zeventiende-eeuws Nederlands, Amsterdam, 81-94.
[pagina 651]
[p. 651]
Bostoen, K., 1985, Kaars en bril: de oudste Nederlandse grammatica, z.pl. 1984. [overdruk 1985.]
Bot, P.N.M., 1955, Humanisme en onderwijs in Nederland, Utrecht, Antwerpen.
Bot, C.L.J. de, 1994, Waarom deze rede niet in het Engels is, Nijmegen.
Botha, R.P., 1988, Form and meaning in word formation. A study of Afrikaans reduplication, Cambridge.
Bougard, P. & M. Gysseling, 1971, ‘Nederlandse teksten uit Polincove (Pas-de-Calais)’, Taal en Tongval 23, 98-101.
Bouman, A.C., [1918], Bijdrage tot de syntaxis der ‘dat’-zinnen in het Germaansch, Utrecht.
Bouman, A.C., 1926, Onderzoekingen over Afrikaanse syntaxis, Annale van die Universiteit van Stellenbosch, jaargang IV, Reeks B, Afl. 3.
Brabandere, F. de, 1948, Kortrijkse persoonsnamen omstreeks 1400, Tongeren.
Brachin, P., 1977, La langue néerlandaise, Bruxelles.
Bradlow, F.R. & M. Cairns, 1978, The early Cape Muslims, Cape Town.
Branden, L. van den, 1956, Het streven naar verheerlijking, zuivering en opbouw van het Nederlands van de 16de eeuw, Gent.
Branden, L. van den, 1958, Zuivering en opbouw van het Nederlands tijdens het eerste kwart van de 17de eeuw. [Onuitgegeven en in 1958 bekroond antwoord op een prijsvraag van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.]
Branden, L. van den, 1967, Het streven naar verheerlijking, zuivering en opbouw van het Nederlands in de 16de eeuw, Arnhem.
Bredero, G.A.J. Daan, 1971, Kluchten, uitg. J. Daan m.m.v. G. Stuiveling, Culemborg.
Bree, C. van, 1983, Het dialect in deze tijd, Leiden.
Bree, C. van, 1987, Historische grammatica van het Nederlands, Dordrecht.
Bree, C. van, 1990, Historische taalkunde, Leuven, Amersfoort.
Bremmer, R. & Quak, A., 1992, Zur Phonologie und Morphologie des Altniederländischen, Odense.
Breughel, G.H. van/J.A. van Leuvensteijn, 1985, De kluchten van Gerrit Hendericxsz van Breughel. Tekstuitgave met inleiding, taalkundige studies en tekstverklaringen, uitg. J.A. van Leuvensteijn, 3 bd., Amsterdam.
Briels, J.G.C.A., 1974, ‘Reyn Genuecht. Zuidnederlandse Kamers van Rhetorica in Noordnederland 1585-1630’, Bijdragen tot de geschiedenis 57, 3-89.
Briels, J., 1978, De Zuidnederlandse emigratie 1572-1630, Bussum.
Briels, J., 1985, Zuidnederlanders in de Republiek 1572-1630. Een demografische en cultuurhistorische studie, Sint-Niclaas.
Brill, W.G., 1844, Over de taal, als het pand van 's menschen hoogen rang in de schepping, en over het verband tusschen de meerdere of mindere intellectuële vatbaarheid eener natie, en de hoogere of lagere klasse, waartoe de taal, door haar gesproken, behoort, Zutphen.
Brill, W.G., 1846, Hollandsche spraakleer, Leiden.
[pagina 652]
[p. 652]
Brill, W.G., 1852, Nederlandsche spraakleer ten gebruike bij inrichtingen van hooger onderwijs, dl. 2, Leer van den volzin (syntaxis), Leiden.
Brill, W.G., 1860, ‘Brief aan Dr. L.A. te Winkel over de definitie van het werkwoord’, De Taalgids 2, 245-50.
Brill, W.G., 1861, ‘Over het beginsel bij de onderscheiding der woordsoorten in acht te nemen’, De Taalgids 3, 257-269.
Brill, W.G., 1863, ‘Hoe in onze taal vergoed is, wat door het afslijten der naamvalsuitgangen was verloren’, De Taalgids 5, 203-220.
Brill, W.G., 1866, Stijlleer, Leiden.
[Brom, G.], 1925, ‘Aanspreekvormen in het midden van de negentiende eeuw’, Ntg. 19, 123-124.
Brom, G., 1955, Boekentaal, Amsterdam.
Brouwer, D.e.a., 1978, Vrouwentaal en mannenpraat. Verschillen in taalgebruik en taalgedrag in relatie tot de maatschappelijke rolverdeling, Amsterdam.
Brouwer, D., 1991, Vrouwentaal. Feiten en verzinsels, Bloemendaal.
Brugmans, H., 1944, Opkomst en bloei van Amsterdam, Amsterdam.
Brugsma, B., 1838, Kort overzigt van de leer der opvoeding, door het onderwijs in de lagere scholen, 2e uitg., Groningen.
Brugsma, B., 1839, Opvoedkundige en onderwijskundige opmerkingen gemaakt op een reize in de Pruisische Rijnprovincie, het hertogdom Nassau en de vrije stad Frankfort, Groningen.
Brugsma, B., 1840, Nederduitsche taalkunde: Aanvankelijk onderwijs in het redekundig ontleden en in het vormen van voorstellen of volzinnen, Groningen.
Brugsma, B., 1841, ‘Over het doel en de inrigting van het onderwijs in de Moedertaal op de lagere scholen’, Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, 140-51; 230-44; 806-827.
Bruin, C.C. de, 1937, De Statenbijbel en zijn voorgangers, Leiden.
Bruin, C.C. de, 1985, ‘Terugblik in dankbaarheid’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1983-1984, Leiden, 190-198.
Bruin, C.C. de & F.G.M. Broeyer, 1993, De Statenbijbel en zijn voorgangers. Nederlandse bijbelvertalingen vanaf de Reformatie tot 1637, bewerkt door F.G.M. Broeyer, Haarlem, Brussel.
Buccini, A.F., 1995, ‘The Dialectal Origins of New Netherland Dutch’, in: Th.F. Shannon & J.P. Snapper (eds.), The Berkeley Conference on Dutch Linguistics 1993, Dutch Linguistics in a Changing Europe, Lanham, 211-263.
Buck, H. de, 1952, ‘De Nederlandse taalkunde tijdens de eerste levensjaren van de maatschappij’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. 1950-1951, Leiden, 21-32.
Buitenrust Hettema, F., 1914, Wat er tegen is en er voor, Vijfde druk, Zwolle.
Bumann, W., 1965, Die Sprachtheorie Heymann Steinthals: Dargestellt im Zusammenhang mit seiner Theorie der Geisteswissenschaft, Meisenheim am Glan.
Buntinx, J., 1949, De audiëntie van de graven van Vlaanderen, Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie van Wetenschappen.
[pagina 653]
[p. 653]
Burridge, K., 1982, ‘On the development of negation and related changes in middle Dutch’, Dutch Crossing 18, 31-73.
Burridge, K., 1993, Syntactic change in Germanic: Aspects of language change in Germanic with particular reference to Middle Dutch, Amsterdam, Philadelphia.
Busken Huet, C., 1884, Het land van Rembrand. Studien over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw, dl. 2, Haarlem.
Busschere, K. de, 1965, ‘Taal en spelling, Guido Gezelle en de taal (I)’, Gezelle-kroniek 3, 31-62.
Busschere, K. de, 1968, ‘Guido Gezelle en de taal (II)’, Gezelle-kroniek 5, 53-73.
Cajot, J., 1970, Staat en taal. De invloed van de rijksgrens op de taal in de omgeving van Maastricht. [Verhandeling K.U. Leuven.]
Cajot, J., 1977, ‘De rijksgrens tussen beide Limburgen als taalgrens’, Taal en Tongval 29, 37-49.
Caluwe, J. de, 1992, ‘Deverbaal -er als polyseem suffix’, Spektator 21, 137-148.
Camps, H.P.H., 1979, Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312. I. De Meierij van 's-Hertogenbosch (met de heerlijkheid Gemert), 's-Gravenhage.
Carlebur, W.F., 1856, Het spelling- en taalstelsel van Bilderdijk, Siegenbeek, Weiland en andere spraakkunstenaren, Amsterdam.
Carlier, M., 1991, ‘Domien Sleeckx (1818-1902) en Vlaemsch België (1.1.1844 22.11.1844)’, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 116-147.
Caron, W.J.H., 1947, Klank en teken bij Erasmus en onze oudste grammatici, Groningen.
Caron, W.J.H., 1958, zie Leupenius/Caron.
Caron, W.J.H., 1964, zie Montanus/Caron.
Caron, W.J.H., 1971a, zie Van Heule/Caron.
Caron, W.J.H., 1971b, zie Van Heule/Caron.
Caron, W.J.H., 1971c, Vondels uitspraak, z.pl. [Amsterdam].
Caron, W.J.H., 1972a, ‘De reductievocaal in het verleden’, in: Klank en teken, verzamelde taalkundige studies, Groningen, 131-146.
Caron, W.J.H., 1972b, Klank en teken. Verzamelde taalkundige studies, Groningen.
Carton, C., 1859. 't Bouck van al 't gene datter geschiedt es binnen Brugghe sichtent jaer 1477, 14 Februari tot 1491, Gent.
Certeau, M. de, D. Julia & J. Revel, 1975, Une politique de la langue. La Révolution française et les patois: l'enquête de Grégoire, Paris.
CG zie Corpus
Chantepie de la Saussaye, P.D., 1897, ‘Willem Gerard Brill’, Jaarboek van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen 1896, Amsterdam, 95-127.
Charivarius, 1940, Is dat goed Nederlands?, Amsterdam.
Chervel, A., 1977, ‘....et il fallut apprendre écrire à tous les petits français: Histoire de la grammaire scolaire, Paris.
[pagina 654]
[p. 654]
Chifflet, L., 1659, Essay d'une parfaite grammaire de la langue françoise.
Claes, F., 1977, ‘De lexicografie in de zestiende eeuw’, in: Bakker & Dibbets 1977, 205-217.
Claes, F., 1995, ‘Simon Stevin als bron voor Kiliaan’, TNTL 111, 55-64.
Clerck, K. de, 1966, Confrontatie Noord-Zuid, Hasselt.
Coetsem, F. van, 1957, ‘De rijksgrens tussen Nederland en België als taalgrens in de algemene taal’, Bijdragen en Mededelingen der Dialectencommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam 18, 16-28.
Coetsem, F. van, 1970, ‘De rijksgrens tussen Nederland en België, een in kracht afnemende taalgrens?’, in: P.J. Meertens e.a. (red.) 1970, 55-66.
Colens, J., 1886, Le compte communal de la ville de Bruges de 1302-03, Brugge.
Conradie, J., 1979, Die diachronie van die Afrikaanse voltooide deelwoord. [Ongepubliceerd proefschrift, Universiteit van die Witwatersrand, Johannesburg.]
Conradie, J., 1981, ‘Die ontwikkeling van die Afrikaanse voltooide deelwoord I: 1652-1875’, Tydskrif vir Geesteswetenskappe 21, 275-284.
Conradie, J., 1982, ‘Die ontwikkeling van die Afrikaanse voltooide deelwoord II: 1875-1978’, Tydskrif vir Geesteswetenskappe 22, 96-109.
Corp. W = Document 538 (Brugge 1282) in Corpus der altdeutschen Originalurkunden bis zum Jahr 1300 herausgegeben von F. Wilhelm, Lahr 1929- (Bd I, Lieferung 8, p. 475-476)
Corpus = Gysseling, M., Corpus van Middelnederlandse teksten tot en met het jaar 1300, reeks I en reeks II (15 delen), 's-Gravenhage 1977-1987.
Cosijn, P.J., 1886-1888, Nederlandsche spraakkunst, 2 dln., 6de en 7de dr. bew. door J. te Winkel, Haarlem.
Coutant, Y., 1994, Middeleeuwse molentermen in het Graafschap Vlaanderen, Tongeren-Liège.
Couvreur, W., 1973, ‘De werkwoordspelling volgens Jan des Roches en Pieter Behaegel’, in: Album Willem Pée 1973, 57-65.
Creten, J., 1982, Oordelen over woorden, Taalbeheersing in de Administratie, dl.1, 847-858.
Daan, J., 1954, ‘Amsterdamse dialecten in het verleden’, in: J.G. van Dillen en J. Daan (red.), Bevolking en taal van Amsterdam in het verleden, Bijdragen en Mededelingen der Dialectencommissie 14, 13-24.
Daan, J., 1989, ‘Als niet komt tot iet... Nederlands van hoog tot laag’, Versl. en Med. Kon. Ac. voor Ned. Taal- en letterk., Gent, 168-245.
Dafforne, R., 1627, Grammatica ofte Leez-leerlings-Steunsel, Amsterdam.
Dale, J.H. van, 1864, Beknopte Nederlandsche spraakkunst. 2de dr., Schoonhoven.
Dale, van, 1992, Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal, 3 dln., 12de dr., door G. Geerts en H. Heestermans, Utrecht etc.
Dalen, M. van, 1992, ‘Huydecopers samentrekkingsproblemen en de taalbeschouwing in de 18de eeuw’, Ntg. 85, 136-146.
Dalen-Oskam, K.H. van, 1994, ‘Namen in Jacob van Maerlants Rijmbijbel’, Naamkunde 26, 1-48.
[pagina 655]
[p. 655]
Dalgado, S.R., 1900, Dialecto Indo-Português de Ceylāo, Lisboa.
Daman, J.A., [1941], Vijftig jaren van strijd 1891-1941, z.p.
Damsteegt, B.C., 1961, ‘Kuster: een woord uit de spreektaal’, Ntg. 54, 159-162.
Damsteegt, B.C., 1969, Over relevante kenmerken van fonemen en de Nederlandse r, Leiden.
Damsteegt, B.C., 1973, ‘Verkenning van 17de-eeuws Nederlands’, in: Album Willem Pée 1973, 71-78.
Damsteegt, B.C., 1982, ‘Simon Stevin: taalspiegel en taaldaad’, in: Van intuïtie tot weten. Zes grote denkers op het raakvlak tussen exacte en geesteswetenschappen, Muiderberg, 27-46.
Damsteegt, B.C., 1983, ‘Simon Stevin en de “Thesaurus” van Plantijn’, TNTL 99, 286-293.
David, J., 1853-1854, ‘Over het gebruik van deszelfs, denzelven, enz.’, Archief voor Nederlandsche taalkunde 4, 288-294. [ook in: De Middelaer 1 (1840), 67-72.]
Davids, A., 1980, The mosques of Bo-Kaap, Cape Town.
Davids, A., 1990, ‘Words the Cape slaves made: a socio-historical-linguistic study’, South African Journal of Linguistics 8, 1-24.
De Villiers, A., 1936, Die Hollandse taalbeweging in Suid-Afika, Annale van die Universiteit van Stellenbosch, Jaargang 14, Reeks B, afl. 2.
De Villiers, M. & F. Ponelis, 1987, Afrikaanse klankleer, 4de ed., Kaapstad.
Degroote, G., 1957, ‘Taaltoestanden in de Bourgondische Nederlanden’, Ntg. 49, 303-309.
Delden, J. van, 1990, Spreekwoorden en zegswijzen uit de bijbel, Utrecht, 1990. [Oorspr. titel: De Tale Kanaäns. Bijbelse woorden, spreekwoorden en uitdrukkingen, Nijkerk, 1982.]
Deleu, J., G. Durnez, R. de Schrijver & L. Simons, 1975, Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, dl.2, Tielt.
Den Nederduytschen Helicon, 1610, Den Nederduytschen Helicon, Eygentlijck wesende der Maet-dicht beminders Lust-tooneel [...], Haerlem.
Deneckere, M., 1975, ‘Franse taalpolitiek’, in: Deleu e.a. 1975, 1593-1594.
Deprez, K., 1981, Naar een eigen identiteit. Resultaten en evaluatie van tien jaar taalsociologisch en sociolinguistisch onderzoek betreffende de standaardtaal in Vlaanderen. Perspektieven voor verder onderzoek. [Proefschrift Leuven.]
Deprez, K., 1985, ‘Status en statuut van het Nederlands in België’, Heibel 19, 4, 2-54.
Deprez, K. & G. Geerts, 1977, Lexical and pronominal standardization. The evolution of standard Netherlandic in West Flanders, Wiesbaden.
Deprez, K., G. Geerts & L. Delahaye, 1978, ‘Het standaardizatie-onderzoek in Vlaanderen: teoretische en metodologische toelichting, en een replikatie-onderzoek bij zeventig vrouwen in Ieper’, Leuvense Bijdragen 67, 385-456.
Deprez, K. & Y. Persoons, 1983, ‘De Vlamingen in Brussel, 1, Demografische faktoren’, Antwerp Papers in Linguistics 33.
Deugd, C. de, 1962, ‘Is “hallo” van Engelse oorsprong?’, Levende talen, 328-333.
Deursen, A.Th. van, 1978, 1987, 1979, 1980, Het kopergeld van de Gouden Eeuw, 4 dln., Assen, Amsterdam.
[pagina 656]
[p. 656]
Deursen, A.Th. van, 1979, ‘Tussen eenheid en zelfstandigheid. De toepassing van de Unie als fundamentele wet’, in: S. Groenveld, H.L.Ph. Leeuwenberg (red.), De Unie van Utrecht. Wording en werking van een verbond en een verbondsacte, Den Haag, 136-154.
Deursen, A.Th & H. de Schepper, 1984, Willem van Oranje, een strijd voor vrijbeid en verdraagzaamheid, Weesp, Tielt.
Devos, M. & J. Taeldeman, 1974, ‘Vokaalverkortingen in het Westvlaams’, Taal en Tongval, 5-45.
Diat = Het Luikse Diatessaron. Uitgegeven door C.C. de Bruin. Met de Engelse vertaling van A.J. Barnouw. Leiden 1970. (West-Belgisch-Brabant 1291-1300)
Dibbets, G.R.W., 1968, Nederduitse orthographie van Pontus de Heuiter (1581). Een inleiding, Assen.
Dibbets, G.R.W., 1972, zie De Heuiter/Dibbets.
Dibbets, G.R.W., 1975, ‘Spellingenquête uit 1583 ten nutte van de Twe-spraack’, Leuvense Bijdragen 64, 43-48.
Dibbets, G.R.W., 1977, ‘Grammaticale geschriften uit de zeventiende eeuw’, in: Bakker & Dibbets 1977, 39-63.
Dibbets, G.R.W., 1980, ‘Ende en en in de Twe-spraack en elders’, Gramma 4, 116-125.
Dibbets, G.R.W., 1981, zie Kók/Dibbets.
Dibbets, G.R.W., 1985, zie Twe-spraack/Dibbets.
Dibbets, G.R.W., 1989, ‘De Twe-spraack bespiegeld’, TNTL 105, 22-48.
Dibbets, G.R.W., 1990, ‘Etymologie en filologie’, in: A. Moerdijk, W. Pijnenburg, P. van Sterkenburg (red.), Honderd jaar etymologisch woordenboek van het Nederlands, s-Gravenhage, 237-260.
Dibbets, G.R.W., 1991, Vondels zoon en Vondels taal, Amsterdam.
Dibbets, G.R.W., 1991a, ‘Jeremias de Decker als taalkundige’, Voortgang 12, 231-240.
Dibbets, G.R.W., 1995, De woordsoorten in de Nederlandse triviumgrammatica, Amsterdam/Münster.
Dibbets, G.R.W., 1995a, ‘Petrus Francius’ Voorrede (1699): een pleidooi voor kerkelijke welsprekendheid’, Voortgang 15, 149-187.
Dibbets, G.R.W., 1996, ‘De strijd om het genus in de achttiende-eeuwse grammatica van het Nederlands’, in: De Bonth & Noordegraaf 1996, 57-90.
Dibbets, G.R.W., z.j., ‘Joachim Oudaan en de taalvoorschriften’, in: B. van Bakel, P.-A. Coppen & P. Rolf (red.), Zin dat het heeft. Een liber amicorum voor Jan van Bakel, Nijmegen, 145-157.
Dibbets, G.R.W. & M. Klein, 1990, ‘Huydecopers samentrekkingsproblemen’, Ntg. 83, 323-336.
Diggelen, M. van, 1978, ‘Negro-Dutch’, in P. Muysken (red.) Amsterdam Creole Studies II, Publikaties van het Instituut voor Algemene Taalwetenschap no. 20, 69-100.
Dijksterhuis, E.J., 1943, Simon Stevin, 's-Gravenhage.
Dik, S.C., 1985, ‘Infinitief-konstrukties met om in een funktionele grammatika’, Glot 8, 25-46.
Dodoens, R., 1554, Cruijdeboeck [...], Antwerpen.
Dodoens, R., 1608, Cruydt-Boeck, Leiden.
[pagina 657]
[p. 657]
Dokulil, M., 1968, ‘Zur Frage der sog. Nullableitung’, in: H.E. Brekle en L. Lipka (red.), Wortbildung, Syntax und Morphologie. Festschrift...Marchand, The Hague, Paris, 55-64.
Don, J., 1993, Morphological Conversion.
Donaldson, B., 1991, The influence of English on Afrikaans, 2de ed., Pretoria.
Dongelmans, B.e.a., 1995, B. Dongelmans, F. van Oostrom en P. van Zonneveld, met medewerking van M. de Niet: Dierbaar Magazijn. De bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Amsterdam.
Doorninck, M. van & E. Kuijpers, 1993, De geschoolde stad. Onderwijs in Amsterdam in de Gouden Eeuw. Amsterdam.
Drewes, J.B., 1973, ‘Engelse meervouden verenkelvoudigd’, Ntg. 66, 464-465.
Driel, L.F. van, 1987, ‘Subject-onderscheidingen in de logische analyse van Roorda, Te Winkel en Brill’, TABU 17, 71-84.
Driel, L.F. van, 1988a, De zin van de vorm. Roorda's logische analyse en de algemene grammatica, Amsterdam.
Driel, L.F. van, 1988b, ‘Becker in Holland. Some Remarks on the Reception of K.F. Becker's Organism-Theory in Dutch Linguistics’, in: Klaus. D. Dutz (red.), Speculum historiographiae linguisticae, Münster, 313-329.
Driel, L.F. van, 1991a, ‘De taal drukt uit, hoe men denkt, niet hoe de werkelijkheid is. Een gesprek met de taalkundige en samensteller van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, Dr. L.A. te Winkel (1807-1868)’, Ntg. 84, 137-149.
Driel, L.F. van, 1991b, ‘Die spelling is en blijft een lastig ding. Over Roorda's bespreking van de spellingsbeginselen van Te Winkel’, in: J. Noordegraaf en R. Zemel (red.), Accidentia. Taal- en letteroefeningen voor Jan Knol, Amsterdam, 37-45.
Driel, L.F. van, 1992, ‘“Eene geauctoriseerde tale”. Adriaen Verwer, koopman, jurist en taalliefhebber’, Voortgang 13, 121-143.
Driel, L.F. van, 1995, ‘Inhoud en betekenis van het tijdschrift De Taalgids (1859-1867), Ntg. 88, 544-560.
Driel, L. van & J. Noordegraaf, 1982, Studies op het gebied van de geschiedenis van de taalkunde, Kloosterzande.
Droste, F.G., 1972, ‘Ik dacht’, Ntg. 65, 477-483.
Druyven, Th., 1982, ‘Samenspraak bij de Hollandsche Spraakleer. Over W.G. Brill en de samenwerking met M. de Vries bij de totstandkoming van de Hollandsche Spraakleer (1846)’, in: Van Driel & Noordegraaf (red.) 1982, 157-173.
Du Toit, P.J., 1905, Afrikaanse studies, Gent.
Du Toit, P.S., 1938, Onderwys aan die Kaap onder die Kompanjie, 1652-1795, Kaapstad.
Du Plooy, F.D., 1966, ‘Einige Beobachtungen zu niederdeutschen Einschlägen im Afrikaansen’, Acta Germanica 1 [Pretoria], 159-166.
Duinhoven, A.M., 1984, ‘Ban de bom! Over vorm en betekenis van de imperatief’, Ntg. 77, 148-156.
Duinhoven, A.M., 1985, ‘De deelwoorden vroeger en nu’, Voortgang. Jaarboek voor de neerlandistiek 6, 97-138.
[pagina 658]
[p. 658]
Duinhoven, A.M., 1986, Lees, maar raak!, Muiderberg.
Duinhoven, A.M. 1988a, Middelnederlandse syntaxis synchroon en diachroon, dl.1, De naamwoordgroep, Leiden.
Duinhoven, A.M., 1988b, ‘Taalverandering door herinterpretatie: diachroon onderzoek naar vorm en betekenis der voltooide tijden’, in: J.A. van Leuvensteijn (red.), Uitgangspunten en toepassingen: taalkundige studies over Middelnederlands en zestiende- en zeventiende-eeuws Nederlands, Amsterdam, 7-33.
Duinhoven, A.M., 1989a, ‘Wees gegroet! Over passief en passieve constructies’, Ntg. 82, 425-440.
Duinhoven, A.M., 1989b, ‘Het voorzetselvoorwerp; een zinspatroon in wording’, Ntg. 82, 40-55.
Duinhoven, A.M., 1991, ‘Bomen dicht, motor af’, Ntg. 84, 53-70.
Duinhoven, A.M., 1992a, ‘Het vrydt zo mooi in 't groen. De persoonsvorm binnen het subject’, in: E.C. Schermer-Vermeer e.a. (red.) De kunst van de grammatica. Artikelen aangeboden aan Frida Balk-Smit Duyzentkunst, Amsterdam, 47-62.
Duinhoven, A.M., 1992b, ‘Verboden toegang voor onbevoegden. Over de volgorde in de naamwoordgroep’, Ntg. 85, 422-440.
Duinhoven, A.M., & F.A.M. Riem Vis, 1986, ‘Of terug naar af’, Ntg. 79, 114-133.
Duyfhuizen, G.M.J., 1942, zie Potgieter/Duyfhuizen.
Ebert, R.P., 1978, Historische Syntax des Deutschen, Stuttgart.
Eeten, P. van, 1968, ‘Ergens’, Ntg. 61, 191.
Eggenberger, J., 1961, Das Subjektspronomen im Althochdeutschen. Ein syntaktischer Beitrag zur Frühgeschichte des deutschen Schrifttums, Zürich.
Elias, H.J., 1973, ‘Beknopte geschiedenis van de Vlaamse Beweging, Deel I: Van de 2e helft van de 18e eeuw tot 1914’, in: J. Deleu e.a. 1975, 17-23.
Elias, M., 1992, Taboe in taal, Utrecht, Antwerpen.
Elslander, A. van, 1945, ‘Lijst van Noord-Nederlandsche rederijkerskamers uit de XVe en XVIe eeuw’, Jaarboek De Fonteine, 24-35.
Elzinga, J.J.B., 1923, Les mots français et les gallicismes dans le Hollandsche Spectator de Justus van Effen, Leiden.
En. Cod. = Enaamse codex. CG II, 1, p. 393-500 (Oost-Vlaanderen 1290)
[Engels, G.], 1925, ‘Aanspreekvormen in het midden van de negentiende eeuw’, Ntg. 19, 123-124.
Erasmus Roterodamus, D./M. Cytowska, 1973, De recta Latini Graecique sermonis pronuntiatione dialogus, in: Opera omnia Desiderii Erasmi Roterodami (1528), dl.1, 4, 1-103, Amsterdam.
Es, G.A. van, 1938, De attributieve genitief in het Middelnederlandsch, Assen.
Es, G.A. van, 1957, zie Walewein/G.A. van Es.
Fasold, R., 1984, The Sociolinguistics of Society, Oxford.
Feist, S., 1939, Vergleichendes Wörterbuch der gotischen Sprache, Leiden.
Fens, K., 1991, Voetstukken. Een keuze uit de essays 1964-1982, Amsterdam.
[pagina 659]
[p. 659]
Ferg. = Ferguut. Uitgegeven met een inleiding en aantekeningen door E. Rombauts, N. de Paepe, M.J.M. de Haan. Tweede herziene druk, 's-Gravenhage 1982.
Floyr(is) = Floyris ende Blantseflur. CG II, 1, p. 299-310 (Nederrijn 1201-1225)
Fischer, O., & F. van der Leek, 1983, ‘The demise of the Old English impersonal construction’, Journal of Linguistics 19, 337-368.
Fischer, O., & F. van der Leek, 1987, ‘A case for the Old English impersonal’, Current Issues in Linguistic Theory 45, 79-120.
Fleerackers, J., 1978, ‘Het decreet van 19 juli 1973 op het taalgebruik in het bedrijfsleven en in de arbeidsverhoudingen’, in: Blanpain 1978, 19-26.
Fleischmann, K., 1973, Verbstellung und Relieftheorie. Ein Versuch zur Geschichte des dt. Nebensatzes, München.
Foerste, W., 1957, ‘Geschichte der niederdeutschen Mundarten’, in: W. Stammler (red.), Deutsche Philologie im Aufriß, Berlin, 2. druk, bd.1, 1729-1898.
Forsgren, K-Å., 1973, Zur Theorie und Terminologie der Satzlehre: Ein Beitrag zur Geschichte der deutschen Grammatik von J.C. Adelung bis K.F.Becker, 1780-1830, Göteborg.
Forsgren, K-Å., 1985, Die deutsche Satzgliedlehre 1780-1830: Zur Entwicklung der traditionellen Syntax im Spiegel einiger allgemeiner und deutscher Grammatiken, Göteborg. [Herz. uitg. Forsgren 1973.]
Fortgens, H.W., 1958, Schola Latina; uit het verleden van ons voorbereidend hoger onderwijs, Zwolle.
Fourquet, J., 1938, L'ordre des éléments de la phrase en germanique ancien; études de syntaxe de position, Strasbourg.
Franken, J.L.M., 1938, Recensie van W. Schmidt-Pretoria, Die Kulturanteil des Deutschtums am Aufbau des Burenvolkes (Hannover), Tydskrif vir Wetenskap en Kuns 16, 163 e.v.; 17, 10 e.v.
Franken, J.L.M., 1953, Taalhistoriese bydraes, Kaapstad.
Franken, J.L.M., 1978, Die Hugenote aan die Kaap, Pretoria.
Freudenthal, K.F., 1949, Karolingisch-arnulfingische Rechtswörter. Eine Studie in der juristischen Terminologie der ältesten germanischen Dialekte, Göteborg.
Frijhoff, W., 1990, ‘Naissance d'un public réformé’, in: Encyclopedia universalis: Le grand atlas des littératures, Paris, 292-293.
Frijhoff, W., 1991, ‘“Bastertspraek en dartele manieren”. De Franse taal in Nederlandse mond’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1989-1990, 13-25.
Gailliard, E., 1912, ‘De processiën-Generael en de Hallegeboden te Brugge’, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1061-1229.
Gamillscheg, E., 1969, Etymologisches Wörterbuch der französischen Sprache, 2de dr., Heidelberg.
Geel, J., 1841, ‘Nieuwe karakter-verdeeling van den stijl’, in: Onderzoek en phantasie, 2de dr., Leiden 1841, 205-238.
Geel, R., 1989, Niemand is meester geboren, Muiderberg.
Geeraerts, D., 1986, ‘Lexicografische vernieuwing in de vroege achttiende eeuw’, Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 18, 1, 1-14.
[pagina 660]
[p. 660]
Geeraerts, D., 1990, ‘Het dialect en de dialectiek, de Verlichting en het Vlaams’, Dietsche Warande en Belfort 135, 432-441.
Geeraerts, D. & G. Janssens, 1982, Wegwijs in woordenboeken. Een kritisch overzicht van de lexicografie van het Nederlands, Assen.
Geerts, G., 1966, Genus en geslacht in de Gouden Eeuw. Een bijdrage tot de studie van de nominale klassifikatie en daarmee samenhangende adnominale flexievormen en pronominale verschijnselen in Hollands taalgebruik van de zeventiende eeuw, Tongeren.
Geerts, G., 1975, Voorlopers en varianten van het Nederlands. Een gedokumenteerd dia- en synchroon overzicht, Leuven.
Geerts, G., 1976, ‘De standaardisering van het Nederlands in de 17de eeuw. Enkele kanttekeningen bij A. Weijnen, Het Algemeen Beschaafd Nederlands historisch beschouwd’, Taal en Tongval 28, 59-63.
Geerts, G., 1977, ‘Het collectivum als haar-syndroom’, TNTL 93, 153-200.
Geerts, G., 1986, ‘De Internationale verspreiding van het Nederlands in glorierijke dagen’, Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Nieuwe Reeks, 1986, 132-152.
Geerts, G., 1989, ‘In Vlaanderen Vlaams?’, Ons Erfdeel 32, 525-533.
Geerts, G., W. Haeseryn, J. de Rooij & M.C. van den Toorn, 1984, Algemene Nederlandse spraakkunst, Groningen.
Geerts, G., G. Hellemans & K. Jaspaert, 1987, ‘Standard Language in Flanders: policy versus evolution, Multilingua’, Journal of cross-cultural and interlanguage communication 6, 131-148.
Gelder, H. van, 1993, Aju paraplu. Gevleugelde woorden van radio en televisie, Amsterdam.
Gen. rec. = Nederbergse geneeskundige recepten. CG II, 1, p. 343-344 (Nederrijn 1250)
Gerritsen, M., 1978, ‘De opkomst van SOV-patronen in het Nederlands in verband met woordvolgordeveranderingen in de Germaanse talen’, in: J.G. Kooij (red.), Aspekten van woordvolgorde in het Nederlands, Leiden, 3-39.
Gerritsen, M., 1979, Taalverandering in de Nederlandse dialekten. Honderd jaar dialektvragenlijsten 1879-1979, Muiderberg.
Gerritsen, M., 1982, ‘Word order change in Dutch imperative clauses: the interaction between contextual and syntactic factors’, in: A. Ahlqvist (red.), Current Issues in Linguistic Theory 21 [Papers from the 5th International Conference on Historical Linguistics], Amsterdam, Philadelphia, 62-73.
Gerritsen, M., 1984, ‘Divergent word order developments in Germanic languages: a description and a tentative explanation’, in: J.Fisiak (red.), Historical Syntax, Berlin etc., 107-137.
Gerritsen, M., 1987, Syntaktische verandering in kontrolezinnen. Een sociolinguïstische studie van het Brugs van de 13e tot de 17de eeuw, Dordrecht.
Gerritsen, M., 1989, ‘Een sociolinguïstische aanpak van taalverandering geïllustreerd aan een onderzoek maar het verdwijnen van het gerundium’, Ntg. 82, 97-120.
Gerritzen, D., 1994, ‘Verandering in de voornaamgeving’, Onze taal 63, 49-51.
Gerzon, J.E., 1915, De vereenvoudigde spelling, Amsterdam.
[pagina 661]
[p. 661]
Gestel, F. van, 1985, ‘Aan het analyseren’, Vooys 4 [Liber Amicorum Jules van Oostrom], 28-31.
Gestel, F. van, J. Nijen Twilhaar, T. Rinkel & F. Weerman, 1992, Oude zinnen. Grammaticale analyse van het Nederlands tussen 1200-1700, Leiden, Antwerpen.
Geyl, P., 1932, ‘De betekenis van 1830’, in: Noord en Zuid, eenheid en tweeheid in de Lage Landen, Utrecht, Antwerpen, 1962.
Geyl, P., 1978, ‘Godsdienst en nationaliteitsgevoel in Noord en Zuid tijdens Frederik Hendrik’, in: Verzameld werk, dl.2, uitg. P. van Hees, Utrecht, Antwerpen, 3-15.
Gez. rec. = Noordlimburgse gezondheidsregels. CG II, 1, p. 345-347 (Nederrijn 1253)
Gezelle, C., 1918, Guido Gezelle 1830-1899, Amsterdam.
Giesbers, H., 1983-1984, ‘“Doe jij lief spelen”. Notities over het perifrastisch doen’, Med. Nijmeegse centrale voor dialect- en naamkunde, 19, 57-64.
Giliomee, H. & R. Elphick, 1990, `n Samelewing in wording 1652-1840, Kaapstad.
Ginneken, J. van, 1910, ‘Ellipsomanie’, Ntg. 4, 192-211.
Ginneken, J. van, 1913, Handboek der Nederlandsche taal, dl.1, Nijmegen.
Ginneken, J. van, 1914, Handboek der Nederlandsche taal, dl.2, Nijmegen.
Glinz, H., 1947, Geschichte und Kritik der Lehre von den Satzgliedern in der Deutschen Grammatik, Bern.
Goethem, H. van, 1987, ‘Eén volk, één taal. Nationalisme en taalwetgeving in Frankrijk vanaf 1670, en in de geannexeerde Zuidelijke Nederlanden (1795-1813)’, Wetenschappelijke Tijdingen 46, 57-86.
Goossens, J., 1973, ‘De Belgische uitspraak van het Nederlands’, Ntg. 66, 230-240.
Goossens, J., 1974, Historische Phonologie des Niederländischen, Tübingen.
Goossens, J., 1977, Inleiding tot de Nederlandse dialectologie, Groningen.
Goossens, J., 1980, ‘Middelnederlandse vocaalsystemen’, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 161-251.
Goossens, J., 1984, ‘Die Herausbildung der deutsch-niederländischen Sprachgrenze. Ergebnisse und Desiderate der Forschung’, in: W.Besch e.a. (red.), Festschrift für Siegfried Grosse zum 60. Geburtstag, Göppingen, 23-44.
Goossens, J., 1989, ‘Primaire en secundaire umlaut in het Nederlandse taalgebied’. Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 29, 61-65.
Goossens, J., 1991, ‘Zwischen Niederdeutsch und Niederländisch. Die Dynamik der ostniederländischen Sprachlandschaft’, Niederdeutsches Jahrbuch 114, 108-133.
Gorter, D., 1993, Taal fan klerken en klanten, Ljouwert.
Goudsblom, J., 1964, ‘Het algemeen beschaafd Nederlands’, Sociologische gids 2, 106-124.
Grauwe, L. de, 1979, De Wachtendonckse psalmen en glossen. Een lexicologisch-woordgeografische studie met proeve van kritische leestekst en glossaria, I, Gent.
Grauwe, L. de, 1982, De Wachtendonckse psalmen en glossen. Een lexicologisch-woordgeografische studie met proeve van kritische leestekst en glossaria, II, Gent.
[pagina 662]
[p. 662]
Greidanus, J., 1926, Beginselen en ontwikkeling van de interpunctie, in 't biezonder in de Nederlanden, Zeist.
Greimas, A.J., 1968, Dictionnaire de l'ancien français jusqu'au milieu du XIVe siècle, Paris.
Grimm, J.L.K., 1819, Deutsche Grammatik, dl.1, Göttingen.
Grimm, J.L.K., 1822, Deutsche Grammatik, dl.1, 2de uitg., Göttingen.
Grimm, J.L.K., 1826, Deutsche Grammatik, dl.2, Göttingen.
Grimm, J.L.K., 1831, Deutsche Grammatik, dl.3, Göttingen.
Grimm, J.L.K., 1837, Deutsche Grammatik, dl.4, Göttingen.
Grimm, J.L.K., 1852-1960, Deutsches Wörterbuch, Leipzig.
Groeneboer, K., 1994, ‘De Nederlandse taalpolitiek op Ceylon ten tijde van de VOC (1656-1756)’, Gramma/TTT 3, 1-12.
Groenveld, S., 1984, De Nederlandse Republiek en de Engelse burgeroorlog 1640-1646, z.p.
Groot, A. de, 1976, ‘“Godzaligheid is gelukzaligheid” (Jodocus van Lodensteyn). Verkenning in de geschiedenis van een woord’, Kerk en theologie 27, 177-187.
Groot, H. de, 1631a, Inleiding tot de Hollandsche rechts-geleertheyd, 's-Gravenhage.
Groot, H. de, 1631b, Inleydinghe tot de Hollandsche Rechts-gheleerdheyd, Haerlem.
Groot, K.W. de, 1919, ‘Het purisme van Simon Stevin’, Ntg. 13, 161-182.
Grote Winkler Prins Encyclopedie, 1975-1976, hoofdred.: A.J. Wigges e.a., Amsterdam, Brussel.
Gubin, E., 1977, ‘De voornaamste fasen en karaktertrekken van het flamingantisme te Brussel (1840-1880)’, Handelingen van het 31e Vlaams Filologencongres, 273-281.
Gysseling, M., 1960, Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226), Tongeren.
Gysseling, M., 1961, ‘Proeve van een Oudnederlandse grammatica (Eerste deel)’, Studia Germanica Gandensia 3, 9-52.
Gysseling, M., 1964, ‘Proeve van een Oudnederlandse grammatica (Tweede deel)’, Studia Germanica Gandensia 6, 9-43.
Gysseling, M., 1966, ‘Dialectkenmerken van Calais in de 13de eeuw’, Taal en Tongval 18, 147-163.
Gysseling, M., 1971, ‘De invoering van het Nederlands in ambtelijke bescheiden in de 13de eeuw’, Verslagen en Mededelingen Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 27-35.
Gysseling, M., 1976, ‘Ontstaan en verschuiving van de taalgrens in Noord-Frankrijk’, Jaarboek De Franse Nederlanden, 71-85.
Gysseling, M., 1980, Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), reeks II, Literaire handschriften, dl.1, Den Haag.
Gysseling, M., 1992, ‘Proeve van een Oudnederlandse grammatica (eerste en tweede deel)’, in: Bremmer & Quale 1992: 1-79.
Gysseling, M. & Koch, A.F.C., 1950, Diplomata Belgica ante annum millesimum centesimum scripta, Brussel.
[pagina 663]
[p. 663]
Haaften, T. van, 1985, ‘Om-zinnen en predikatie’, Glot 8, 47-65.
Haaften, T. van, 1991, De interpretatie van verzwegen subjecten, Amsterdam.
Haaften, T. van, 1992, ‘Indelingen van om-zinnen en schimonderwerpen’, in: H. Bennis & J.W. de Vries (red.), De binnenbouw van het Nederlands. Een bundel artikelen voor Piet Paardekooper, Dordrecht, 111-124.
Haan, G. de & T. Scholten, 1984-1985, ‘Waarom om?’, Spektator 14, 203-207.
Haan, G.J. de & F. Weerman, 1984, ‘Taaltypologie, taalverandering en mogelijke grammatica's: het middelnederlandse en’, TNTL 100, 161-190.
Haeringen, C.B. van, 1924, ‘Eenheid en nuance in beschaafd-nederlandse uitspraak’, Ntg. 18, 65-86.
Haeringen, C.B. van, 1937, ‘Spelling pronunciations in het Nederlands’, Ntg. 31, 97 e.v.; 152 e.v.
Haeringen, C.B. van, 1941, ‘De taaie levenskracht van het sterke werkwoord’, Ntg. 34, 232 vlgg.
Haeringen, C.B. van, 1946, Spanningen in hedendaags Nederlands, 's- Gravenhage.
Haeringen, C.B. van, 1947, ‘“Tangconstructies” en reacties daarop’, Ntg. 40, 1 e.v.
Haeringen, C.B. van, 1950a, ‘Nieuwe synthese’, Med. KNAW afd. Lett. N.R. 13, Amsterdam. [ook in: Gramarie, Assen 1962, 45-67.]
Haeringen, C.B. van, 1950b, ‘De hoofdvormen van het Nederlandse werkwoord’, Ntg. 43, 20 vlgg., 103.
Haeringen, C.B. van, 1951, ‘Standaard-Nederlands’, Ntg. 44, 316- 320.
Haeringen, C.B. van, 1954a, ‘Dialect en cultuurtaal’, in: De school tussen dialect en cultuurtaal. Lezingen gehouden voor de Dialekten-commissie der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Amsterdam.
Haeringen, C.B. van, 1954b, ‘Franciscaner, Benedictijner, Karmelieter’, Ntg. 47, 24 vlgg.
Haeringen, C.B. van, 1954c, Genus en geslacht. Het voornaamwoordelijk gebruik in de gesproken taal, Amsterdam.
Haeringen, C.B. van, 1956, ‘Rationalisering en efficiency in taal’, Ntg. 49, 15-22.
Haeringen, C.B. van, 1960, Netherlandic language research, tweede druk, Leiden.
Haeringen, C.B. van, 1972, ‘Amsterdams van Multatuli’, Ntg. 65, 370-376.
Haeseryn, W.J.M., 1990, Syntactische normen in het Nederlands. Een empirisch onderzoek naar volgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroep, Nijmegen.
Haest, R., 1985, ‘Interferentie als klasseverschijnsel’, in: Taeldeman & H. Dewulf 1985.
Hagen, A.M., 1980, Houdingen tegenover het eenheidskarakter van het Nederlands in Nederland, 30 jaar vakantiecursussen voor docenten en onderwijzers in België en Nederland, 63-83.
Hagen, A.M., 1981, Standaardtaal en dialectsprekende kinderen. Een studie over monitoring van taalgebruik, Muiderberg.
Hagen, A.M., 1983, De waardering van taalverschillen, Nijmegen.
Haje, Ch.F., 1932, Taalschut. Schrijf weer Nederlandsch, Leiden.
Hake, J.A. Vor der, 1911, ‘Is de beleefdheidsvorm U'n verbastering van UEd.?’, Ntg. 5, 16-24.
[pagina 664]
[p. 664]
Halteren, H.K. van, 1907, Het pronomen in het Nederlandsch der zestiende eeuw, Wildervank.
Hamans, C., 1988, ‘De overeenkomst tussen literama en actreutel. Zabrocki's diacrise als oplossing van enige klassieke morfologische problemen’, Spektator 17, 289 e.v.
Hammarström, E., 1923, Zur Stellung des Verbums in der deutschen Sprache, Lund.
Hart, M.C. 't, 1993, The making of a bourgeois state. War, politics and finance during the Dutch revolt, Manchester, New York.
Haselbach, G., 1966, Grammatik und Sprachstruktur: Karl Ferdinand Beckers Beitrag zur Allgemeinen Sprachwissenschaft in historischer und systematischer Sicht, Berlin.
Hasquin, H., 1979, ‘De demografische en sociale evolutie. Het begin van de verfransing: langzame verfransing’, in: Stengers 1979, 130-145.
Hasselbach, W.H., 1905, Nederlandsche-Spraakkunst, Groningen.
Haverbeke, P. van, 1955, De dertiende-eeuwse Middelnederlandse oorkondentaal te Brugge en omgeving, Gent.
Hedeman, C., 1950, ‘Taalbederver Tsoep Wegtermay luidt lidwoordloos tijdperk in’, Levende talen, 1950, 194-198.
Heeroma, K., 1934, ‘De beleefdheidsvorm U omstreeks 1800’, Ntg. 28, 325-332.
Heeroma, K., 1938, ‘Jullie’, TNTL 57, 80-82.
Heeroma, K., 1963, ‘Stratigrafie van de Oostnederlandse volkstaal’, Taal en Tongval 15, 143-174.
Heersche, J.P.G., 1991, Syntactische verschijnselen in het Vroegmiddelnederlands. Een onderzoek naar de bouw van begin- en eindgroep in Vroegmiddelnederlands ambtelijk proza, z.p.
Heese, J.A., 1971, Die herkoms van die Afrikaner, Kaapstad.
Heinsius, J., 1897, Klank- en buigingsleer van de taal des Statenbijbels, Groningen.
Heinsius, J., 1937, ‘De taal van den Statenbijbel’, in: De Statenvertaling 1637-1937, Haarlem, 145-180.
Hellinga, W., 1968, Bijdragen tot de geschiedenis van de Nederlandse taalcultuur, Arnhem.
Helmont, J.B. van, 1660, Dageraad ofte nieuwe opkomst der geneeskonst [...], Rotterdam.
Helten, W.L. van, 1877, Het werkwoord in zijne vervoeging en afleiding, Rotterdam.
Helten, W.L. van, 1881, Vondel's taal, 2 dln., Rotterdam.
Helten, W.L. van, 1883, Vondel's taal. Grammatica van het Nederlandsch der zeventiende eeuw, Groningen.
Helten, W.L. van, 1887, Middelnederlandsche Spraakkunst, Groningen. [fotomech. herdruk 1973 Walluf bei Wiesbaden.]
Helten, W.L. van, 1891, ‘Bijdragen tot de Dietsche grammatica 25, Over den afhankelijken infinitief zonder te’, TNTL 10, 222-240.
Helten, W.L. van, 1892, ‘Bijdragen tot de Dietsche grammatica 29, Over de woordschikking in zinnen met zitten enz. en een verbum finitum’, TNTL 11, 177-178.
Helten, W.L. van, 1895, ‘Over de verscherpte uitspraak van zachte en de verzachte uitspraak van scherpe stomme consonanten in het normale nederlandsch’, Taal en Letteren 5, 229-238.
[pagina 665]
[p. 665]
Helten, W.L. van, 1902, Die altostniederfränkischen Psalmenfragmente, die Lipsius'schen Glossen und die altsüdmittelfränkischen Psalmenfragmente mit Einleitung, Noten, Indices und Grammatiken, I-II, Groningen. [Herdruk: Wiesbaden 1971].
Helten, W.L. van, 1894-1895, Kleine Nederlandsche spraakkunst. 2 dln., 6de dr., Groningen.
Hemmerechts, K., 1966, Wie zijn neus schendt ..., Lier.
Hendricks, F.S., 1978, 'n Sinchronies-diachroniese studie van die taalgebruik in die drama ‘Kanna hy kô hystoe’ van Adam Small. [Ongepubliceerde M.A.-verhandeling, Universiteit van West-Kaapland, Bellville.]
Herder, J.G., 1772, Abhandlung über den Ursprung der Sprache, welche den von der Königl. Academie der Wissenschaften...gesetzten Preis erhälten hat, Berlin. [Herdr. Stuttgart 1966.]
Hermkens, H.M., 1964, Bijdrage tot een hernieuwde studie van Constantijn Huygens' gedichten, Nijmegen.
Hermkens, H.M., 1981, ‘Het genus in het Hollands van de zeventiende eeuw’, in: G.R.W. Dibbets e.a. (red.), Studies voor Damsteegt, Leiden, 65-77.
Hermkens, H.M. & C. van de Ketterij, 1980, Instructiegrammatica, Grammaticale interpretatie van zeventiende-eeuwse teksten, Groningen.
Herreweghen, P. van, 1949, ‘De Leuvense Bijbelvertaler Nicolaus van Winghe’, Ons Geestelijk Erf, 5-395.
Hertog, C.H. den, 1893, Waarom onaannemelijk. Bezwaren tegen de voorstellen tot vereenvoudiging van onze spelling en verbuiging, Groningen.
Hertog, C.H. den, 1894, ‘De verbuiging van degene’, Noord en Zuid 17, 89-94.
Hertog, C.H. den, 1899, Voortgezet taalonderwijs, Amsterdam.
Hertog, C.H. den, 1920, Voortgezet taalonderwijs, 8ste dr., Amsterdam.
Hertog, C.H. den, 1973, Nederlandse spraakkunst, Derde stuk, Inl. H. Hulshof, Amsterdam.
Hertog, C.H., 1892-1896, Nederlandsche Spraakkunst: Handleiding ten dienste van aanstaande (taal)onderwijzers, 3 dln., Amsterdam.
Hertog, C.H. den, 1897-1898, De Nederlandsche taal: Praktische spraakkunst van het hedendaagsche Nederlandsch, 2 dln., Amsterdam.
Hertog, C.H. den, 1903-1904, Nederlandsche spraakkunst. 3 dln., 2de dr., Amsterdam.
Hertog, C.H. den, 1915-1919, De Nederlandsche taal, 2 dln., 4de dr., Amsterdam.
Hertog, C.H. den & J.Lohr, 1893, Woordenboekje. [Bij Onze Taal], Amsterdam, [10e druk 1899.]
Hertog, C.H. den & J.Lohr, 1899, Woordenboekje. [Bij Onze Taal], 10de dr., Amsterdam.
Hesseling, D.C., 1905, Het Negerhollands der Deense Antillen Bijdrage tot de geschiedenis der Nederlandsche taal in Amerika. Leiden.
Hesseling, D.C., 1908, ‘De woorden op loos’, Ntg. 2, 249-253.
Hesseling, D.C., 1919, ‘Nog eens die als lidwoord’, Ntg. 13, 95-96.
Hesseling, D.C., 1923, Het Afrikaans, tweede editie, Leiden.
[pagina 666]
[p. 666]
Heuiter, P. de / G.R.W. Dibbets, 1972, Nederduitse orthographie [1631], uitg. G.R.W. Dibbets, Groningen.
Heule, C. van / W.J.H. Caron, 1971a, De Nederduytsche grammatica ofte spraec-konst [1625], uitg. W.J.H. Caron, Groningen.
Heule, C. van / W.J.H. Caron, 1971b, De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvinghe [1633], uitg. W.J.H. Caron, Groningen.
Heyse, J.C.A., 1838, Theoretisch-praktische deutsche Grammatik oder Lehrbuch der deutschen Sprache nebst einer kurzen Geschichte derselben, 5e uitg., Hannover. [Herdr. Hildesheim, 1972.]
Hilarides, J., 1705, Niewe taalgronden der Neederdujtsche taal, Franeker.
Hildebrand [N. Beets], 1888, Na vijftig jaar. Noodige en overbodige opheldering van de Camera Obscura, 2de dr., Haarlem.
Hinskens, F., 1985, ‘Visies op variatie en verandering in verschillende lecten’, Gramma 9, 115-140.
Hinskens, F. & C. van Rossem, 1995, ‘The Negerhollands Word sender in Eighteenth-Century Manuscripts’, in: J. Arends (ed.), The Early Stages of Creolization, Amsterdam/Philadelphia, 63-88.
Hoebeke, M., 1968, De Middeleeuwse oorkondentaal te Oudenaarde, 13de eeuw -± 1500 (Spelling en Klankleer), Gent.
Hoge, J., 1946, Personalia of Germans at the Cape 1652-1806, Pretoria.
Holierhoek, C.M.G., 1980, Werkwoorden van waarneming. Aspekten van hun systematiek en ontwikkeling, Leiden, Den Haag.
Holm, J., 1989, Pidgins and creoles, Vol. 2, Reference Survey, Cambridge [etc.].
Holtvast, K., 1905, Beknopte Nederlandsche Spraakkunst, Groningen.
Holtvast, K., 1929, Beknopte Nederlandsche Spraakkunst, 17de dr., Groningen.
Honselaar, W., 1987, ‘Zijn vs. hebben in het samengestelde perfectum’, Ntg. 80, 55-68.
Hooft, P.C. / Th. H. d'Angremond, 1943, Achilles en Polyxena met inleiding, aantekeningen en woordenlijst door Th.H. d'Angremond, Assen.
Hooft, P.C. / H.W. van Tricht, 1976, De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft, uitg. H.W. van Tricht, dl.1, Culemborg.
Hoogstraten, D. van, 1733, Lyst der gebruikelijkste zelfstandige naamwoorden, 4de dr., Amsterdam.
Hoogvliet, J.M., 1893, ‘Over spelling in letterschrift in wezen en begrip’, Noord en Zuid 16, 153-162.
Hoogvliet, J.M., 1903, Lingua. Een beknopt leer- en handboek van algemeene en Nederlandsche taalkennis, Amsterdam.
Hoop, H. de & P. Smabers, 1987, ‘Rood of groen? Een normonderzoek naar enkele stijlverschillen tussen gesproken en geschreven taal’, Ntg. 80, 287-302.
Hoppenbrouwers, C., 1990, Het regiolect. Van dialect tot Algemeen Nederlands, Muiderberg.
Hoppenbrouwers, C., 1991, Jongerentaal. De tipparade van de omgangstaal, Hoogezand.
Hopper, P.J., 1975, The syntax of the simple sentence in Proto- Germanic, Den Haag.
[pagina 667]
[p. 667]
Horacek, B., 1964, Kunstprinzipien der Satzgestaltung: Studien zu einer inhaltbezogenen Syntax der deutschen Dichtersprache, Wien.
Horst, J.M. van der, 1981a, ‘Onderschikking en de plaats van de persoonsvorm in het middelnederlands’, TNTL 97, 161-184. [Ook in: Van der Horst 1986.]
Horst, J.M. van der, 1981b, ‘Samentrekking diachronisch’, in: Studies voor Damsteegt, Leiden, 92-105. [Ook in: Van der Horst 1986.]
Horst, J.M. van der, 1982, ‘Van...een tipje van de sluier’, Onze Taal 51, 88-89.
Horst, J.M. van der, 1984, ‘Over vorm en inhoud van bijzinnen’, in: Vorm en funktie in tekst en taal, Leiden, 154-179. [Ook in: Van der Horst 1986.]
Horst, J.M. van der, 1985, ‘Verkenning van onpersoonlijke constructies’, TNTL 101, 34-63 en 81-92. [Ook in: Van der Horst 1986.]
Horst, J.M. van der, 1986, Historische grammatica en taaltekens, Alblasserdam.
Horst, J.M. van der, 1988a, ‘Dat is het wat hun vaak doen. Hun als voorbeeld van taalverandering’, Onze Taal 57, 82-84.
Horst, J.M. van der, 1988b, ‘Over relatief dat en wat’, Ntg. 81, 194-205.
Horst, J.M. van der, 1988c, ‘De Croma-verandering’, Onze Taal 57, 172-173.
Horst, J.M. van der, 1989, Kleine Middelnederlandse Syntaxis, 3e druk, Amsterdam.
Horst, J.M. van der, 1990, ‘Is weglating van het voegwoord dat typisch voor 19de-eeuwse vrouwen?’, in: J.B. den Besten e.a. (red.), Vragende wijs: vragen over tekst, taal en taalgeschiedenis, [Fschr. L. Peeters], Amsterdam, 95-103.
Horst, J.M. van der, 1991, ‘Taaltekens en moeilijke zn-groepen’, Voortgang. Jaarboek voor de Neerlandistiek 12, 265-279.
Horst, J.M. van der, 1993, ‘Voornaamwoordelijke bijwoorden in 16de-eeuws Nederlands’, Spektator 22, blz. 290-308.
Horst, J.M. van der & F.J. Marschall, 1989/1992, Korte geschiedenis van de Nederlandse taal, Amsterdam.
Horst, J.M. van der & R. Storm, 1991, ‘Over de geschiedenis van het betrekkelijke voornaamwoordelijk bijwoord’, TNTL 107, blz. 105-119.
Horst, J.M. van der & M.J. van der Wal, 1979, ‘Negatieverschijnselen en woordvolgorde in de geschiedenis van het Nederlands’, TNTL 95, 6-37.
Houtte, J.A. van, 1952, ‘Inleiding tot het vierde deel’, in: J.A. van Houtte e.a. (red.), Algemene geschiedenis der Nederlanden in twaalf delen, dl.4, Utrecht, Antwerpen etc.
Howell, R., 1991, ‘The diphthongization of Middle Dutch i and the theory of a Brabants expansion’, in: T. Shannon & J. Snapper (red.), The Berkeley Conference on Dutch Linguistics 1989, Lanham, 67-84.
Hubert, A. de, 1624, ‘Noodige waarschouwinge aan alle liefhebbers der Nederduijtze tale’, De psalmen des propheeten Davids, Leiden, in: Zwaan 1939.
Hudson, R., 1982, Sociolinguïstiek [vertaling: J. Daan], Groningen.
Huisman, J.A., 1965, Het Nederlands tussen dialect en wereldtaal, Groningen.
[pagina 668]
[p. 668]
Huisman, J.A. e.a., 1962, Nette en onnette woorden, Hilversum, Antwerpen.
Hulshof, H., 1985, C.H. den Hertog als grammaticus, Muiderberg.
Hulshof, H., 1996, ‘Genetisch taalonderwijs in theorie en praktijk’, te verschijnen in: A. Foolen en J. Noordegraaf (red.), Bundel lezingen gehouden op de Van Ginneken-dag te Nijmegen op 20 oktober 1995, Münster.
Humboldt, W. von, 1836, Ueber die Verschiedenheit des menschlichen Sprachbaues und ihren Einfluss auf die geistige Entwickelung des Menschengeschlechts, Berlin.
Huydecoper, B., 1730, Proeve van taal- en dichtkunde, Amsterdam.
Huygens, C. / J.A. Worp, 1892, De gedichten van Constantijn Huygens, naar zijn handschrift uitgegeven door J.A. Worp, dl.1, 1607-1623, Arnhem.
Huygens, C. / J.A. Worp, 1898, De gedichten van Constantijn Huygens, naar zijn handschrift uitgegeven door J.A. Worp, dl.8, Groningen.
Istendael, G., van, 1992, Arm Brussel, Amsterdam-Antwerpen.
Jacobs, J., 1911, Vergelijkende klank- en vormleer der Middelvlaamsche dialecten, Gent.
Jacobsz W. / I.H. van Eeghen, 1960, Dagboek van broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius), Prior van Stein, Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579, uitg. I.H. van Eeghen, dl.2, Groningen.
Jager, A. de, 1832, Proeve over de werkwoorden van herhaling en during in de Nederduitsche taal, Rotterdam.
Jager, A. de, 1847, Proeve over den invloed van Bilderdijks dichtwerken op Onze Taal, Leiden.
Jager, A. de, 1875-1878, Woordenboek der frequentatieven in het Nederlandsch, 2 dln., Gouda.
Jansen, F., 1975, ‘Nog een reden voor het succes van Doeg?’, Ntg. 68, 14-15.
Jansen, F., 1981, Syntaktische konstrukties in gesproken taal, Amsterdam.
Jansen, F., 1987a, ‘Deelwoordenjammer: een regel van of voor het Nederlands?’, Spektator 16, 394-404.
Jansen, F., 1987b, ‘Omtrent de om-trend’, Spektator 17, 83-98.
Jansen, F., 1988, ‘Elegisch naschrift’, Spektator 17, 198-201.
Janssen, Th.A.J.M., 1989, ‘Tempus: interpretatie en betekenis’, Ntg. 82, 305-330.
Janssen, Th.A.J.M., 1992, ‘Controle: Een onbeheersbaar begrip in de Regeer- en Bindtheorie’, Spektator 21, 327-344.
Janssens, G., 1993, ‘De plaats van het Nederlands in vaktaalwoordenboeken’, Ons Erfdeel 36, 715-720.
Japin, L.M., 1956, ‘Ergens als modewoord’, Ntg. 49, 137-140.
Jaspaert, K., 1986, Statuut en structuur van standaardtalig Vlaanderen, Leuven.
Jespersen, O., 1941, Efficiency in Linguistic Change, København.
Jong, J.P.B. Josselin de, 1924, Het Negerhollandsch van St. Thomas en St. Jan, Verhandelingen Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, Afd. Letterkunde, Nieuwe reeks, dl.26, nr. 1.
[pagina 669]
[p. 669]
Jong, L. de, 1969, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, dl.1, Voorspel, 's-Gravenhage.
Jong, M.J.G. de, 1962, ‘Het kostelijk(e) woord “hallo”’, Levende talen, 328.
Kalff, G., 1893, Het onderwijs in de moedertaal, Amsterdam.
Karsten, G., 1939, ‘Hem en hun als onderwerp’, Ntg. 33, 369-372.
Kate, L. ten, 1699, ‘Verhandeling over de klankkunde’, in: A. van der Hoeven, Lambert ten Kate, 's-Gravenhage 1896.
Kate, L. ten, 1723, Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake, 2 dln., Amsterdam.
Keersmaekers, A., 1952, Geschiedenis van de Antwerpse rederijkerskamers in de jaren 1585-1635, Aalst.
Kemp, B., 1960, Gezelles ondicht, Hasselt.
Kempen, W., z.j., Samestelling, afleiding en woordsoortelike meerfunksionaliteit in Afrikaans, Kaapstad.
Kern, F., 1888, Die deutsche Satzlehre: Eine Untersuchung ihrer Grundlagen, 2e uitg., Berlin. [1e uitg. 1883]
Kern, J.H., 1911, ‘Is de beleefdheidsvorm U een verbastering van U.E.?’, Ntg. 5, 121-133.
Kern, J.H., 1912, De met het participium praeteriti omschreven werkwoordsvormen in 't Nederlands, Amsterdam.
Kerstine = Broeder Geraert, Sinte Kerstine, CG II,6, 104-153 (Oost-(Belgisch)-Brabant 1276-1300).
Ketterij, C. van de, 1972, De weg in woorden. Een systematische beschrijving van piëtistisch woordgebruik na 1900, Assen.
Ketterij, C. van de, 1974, ‘Het literaire werk uit de 18de eeuw en zijn piëtistische contekst: enkele linguale verificatiemodellen toegepast op de poëzie van Hieronymus van Alphen’, Documentatieblad van de werkgroep 18e Eeuw, 23-24, 14-34.
Kinker, J., 1829, Beoordeeling van Mr. W. Bilderdijks Nederlandsche spraakleer, Amsterdam. [ook in: De Recensent, ook der Recensenten 20/1827, 1-14, 118-143, 217-240, 329-361, 491-527, 621-657; 21/1828, 61-95, 167-209, 282-321, 462-494, 632-650].
Kivimaa, K., 1966, The and That as clause connectives in Early Middle English with especial consideration of the emergence of the pleonastic That. Commentationes Humanarum Litterarum Societas Scientiarum Fennica 39, nr.1.
Klein, T., 1979, ‘Zum altniederländischen ‘Leidener Williram’ und zu einigen westgermanischen Pronominalformen’, Zeitschrift für deutsche Philologie 98, 425-447.
Klein, T., 1990, ‘Zur Nordgrenze des Althochdeutschen und zu germ, b, g im Altmittelfränkischen’, Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur 112, 26-54.
Klifman, H., 1983, Studies op het gebied van de Vroegnieuwnederlandse triviumtraditie (ca. 1550- ca. 1650), z.p.
Kloeke, G.G., 1924, ‘Klankoverdrijving en goedbedoelde (hypercorrecte) taalvormen’, TNTL 43, 161-189.
[pagina 670]
[p. 670]
Kloeke, G.G., 1927, De Hollandsche Expansie in de zestiende en de zeventiende eeuw en haar weerspiegeling in de hedendaagsche dialecten. Proeve eener historisch-dialectgeographische synthese, met krt., 's-Gravenhage.
Kloeke, G.G., 1934a, De Amsterdamse volkstaal voorheen en thans, Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, Mededelingen, Afd. Letterkunde, deel 177.
Kloeke, G.G., 1934b, Deftige en gemeenzame taal. Groningen etc.
Kloeke, G.G., 1938, ‘Haagse volkstaal uit de achttiende eeuw’, TNTL 57, 15-56 en 233.
Kloeke, G., 1941, ‘Over jullie een enige andere pronomina’, Ntg. 35, 161-170.
Kloeke, G.G., 1947, ‘Uit de voorgeschiedenis van het beleefde pronomen U’. In: Verzamelde opstellen geschreven door oud-leerlingen van Professor Dr J.H. Scholte, Amsterdam 1947, 15-21.
Kloeke, G.G., 1950, Herkomst en groei van het Afrikaans, Leiden.
Kloeke, G.G., 1951, Gezag en norm bij het gebruik van verzorgd Nederlands, Amsterdam.
Kloeke, G.G., 1952, ‘Beschaafdentaal’, TNTL 69, 294-313.
Kloeke, G.G., 1953, ‘Welluidendheid als factor bij de taalontwikkeling’, Ntg. 46, 89-102.
Kloeke, G., 1957, ‘De culturele achtergrond van de termen spreekwoord, verzoeking en roem’, TNTL 75, 81-118.
Kloeke, G.G., 1968; Bibliografie en dagboekfragment, verzorgd en toegel. door M.J. Kloeke-Van Lessen, Amsterdam.
Klooster, W.G., 1989, ‘Bananenzinnen’, in: K. Porteman & K. Schöndorf (red.), Liber Amicorum K. Langvik-Johannesson, Leuven, 35-43.
Klopper, R., 1983, Kaapse Afrikaans. [Ongepubliceerd proefschrift, Universiteit van Pretoria.]
Kluyver, A., 1907, ‘De analogie als taalscheppende macht’, Ntg. 1, 145-157.
Knol, J., 1977, ‘De grammatica in de achttiende eeuw’, [Inhoudsopgave vermeldt ‘De Nederlandse taalkunde in de achttiende eeuw’], in: D.M. Bakker & G.R.W. Dibbets 1977, 65-112.
Knol, J. & N. Maas, 1977, Bibliografie van de geschriften op het gebied van de Nederlandse taalkunde uit de periode 1691-1804, Amsterdam, Nijmegen.
Knops, U., 1981, Taalassimilatieverschijnselen bij Vlamingen in Nederland, Gramma 5, 1-28.
Knops, U., 1982, Attitudes van Vlamingen tegenover de Nederlandse standaardtaal. [Dissertatie K.U. Leuven.]
Koelmans, L., 1965, ‘Iets over de woordorde bij samengestelde predikaten in het Nederlands’, Ntg. 58, 156-165.
Koelmans, L., 1967, ‘Over de verbreiding van het ontkennende en’, Ntg. 60, 12-18.
Koelmans, L., 1975a, ‘Zeventiende-eeuws en modern Nederlands: overeenstemming en verschil in de syntaxis’, Ntg. 68, 125-131.
Koelmans, L., 1975b, ‘Lotgevallen van het lidwoord’, Ntg. 68, 173-175 en 390-394.
Koelmans, L., 1977, ‘Het ABN, het spreken en het schrijven’, Ntg. 70, 15-33.
Koelmans, L., 1981, ‘Uit de geschiedenis van de Nederlandse achtervoegsels III: het suffix -baar’, Ntg. 74, 330-339.
[pagina 671]
[p. 671]
Koenen, M.J., 1888, Practische Stijlleer, Groningen.
Koenen, L. & R. Smits, 1992, Peptalk. De Engelse woordenschat van het Nederlands, Amsterdam.
Kók, A.L. / G.R.W. Dibbets, 1981, Ont-werp der Neder-duitsche letter-konst, uitg. G.R.W. Dibbets, Assen.
Kollewijn, R.A., 1891, ‘Onze lastige spelling. Een voorstel tot vereenvoudiging’, Vragen van den Dag, sept.-nummer. [met een naschrift afzonderlijk uitgegeven, Amsterdam 1891.]
Kollewijn, R.A., 1891, ‘De geslachten der zelfstandige naamwoorden in het Nederlands’, Taal en Letteren 2, 22-50. [Ook in: Kollewijn 1916, 40-73.]
Kollewijn, R.A., 1895a, ‘Woordorde en buigingsuitgangen’, Taal en Letteren 5, 353-364.
Kollewijn, R.A., 1895b, ‘Onze voornaamwoorden. Een hoofdstuk uit de grammatica van de Nederlandse spreektaal’, Taal en Letteren 5, 19-36.
Kollewijn, R.A., 1899, Opstellen over spelling en verbuiging, Amsterdam.
Kollewijn, R.A., 1906, ‘Een taaldespoot uit de pruiketijd’, Taal en Letteren 16, 1-29. [Ook in: Kollewijn 1916, 159-182.]
Kollewijn, R.A., 1916, Opstellen over spelling en verbuiging, 3de dr., Groningen.
Komen, J.A.M., 1994, Over de ontwikkeling van absolute constructies, Amsterdam.
Kooij, J.G., 1988, ‘Deelwoordenjammer en grammatikaspijt’, Spektator 17, 186-197.
Kooiman, K., 1917, ‘Een oude kritiek op Hoogstraten's geslachtslijst’, TNTL 36, 309-317.
Kooiman, K., 1963, ‘Als in het Engels, maar niet uit het Engels’, Ntg. 56, 33-40.
Kooiman, K., 1967, ‘Lotgevallen van hen en hun in de twintigste eeuw’, Ntg. 60, 410-413.
Kooiman, K., 1969, ‘Hun = Zij’, Ntg. 62, 116-120.
Kooistra, J., 1919, ‘Twee Hollands-Engelse parallellen in de syntaxis’, Ntg. 13, 183-188.
Koopmans, J., 1914, ‘Geestdrift en praktijk’, Ntg. 8, 238-250 en 281-284.
Kossmann, E.H., 1976, De Lage Landen 1780-1940. Anderhalve eeuw Nederland en België, Amsterdam, Brussel.
Kossmann, E.H., 1986, De lage landen 1780-1980. Twee eeuwen Nederland en België, 2 dln., 5e herz. en bijgew. dr., Amsterdam etc.
Kossmann, E.H., 1994, Een tuchteloos probleem. De natie in de Nederlanden, Leuven.
Kostelijk, C., 1962, ‘Hallo’, Levende talen, 191.
Kotzé, E., 1983, Variasiepatrone in Maleier-Afrikaans. [Ongepubliceerd proefschrift, Universiteit van die Witwatersrand, Johannesburg.]
Kotzé, E., 1984, ‘Afrikaans in die Maleierbuurt’, Tydskrif vir Geesteswetenskappe 24, 251-264.
Kruisinga, E., 1911, ‘Tamboers der voorhoede?’, Ntg. 5, 298-308.
Kuhn, H., 1977, ‘Vor- und frühgermanische Ortsnamen in Norddeutschland und den Niederlanden’, in: H. Steger, Probleme der Namenforschung im deutschsprachigen Raum, Darmstadt, 225-305.
[pagina 672]
[p. 672]
Kuiper, E.J., 1958, De Hollandse ‘Schoolordre’ van 1625. Een studie over het onderwijs op de Latijnse scholen in Nederland in de 17de en 18de eeuw, Groningen.
Kuitenbrouwer, J., 1987, Turbotaal. Van socio-babble tot yuppie-speak, Amsterdam.
Künzel, R.E., D.P. Blok & J.M. Verhoeff, 1988, Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200, Amsterdam.
Labov, W., 1972, Sociolinguistic Patterns, Philadelphia.
[Laconis Flandri Presbyteri], 1666, Lingua Teutonica Exexlex, Hulst, uitg. E. Ruijsendaal, Amsterdam, Münster, 1993.
Lambrecht, J., 1550, Néderlandsche spellijnghe, uutghesteld by vraghe ende andwoorde, Gent, 1882.
Landr. = Meijers, E.M., ‘Het landrecht van Grimberghen van 1275’, Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis 11 (1932), 229-235.
Langendonck, W. van, 1968, ‘Het meewerkend voorwerp van de aktieve zin als onderwerp van de passieve zin’, Leuvense Bijdragen 57, 101-118.
Lasch, A., 1914, Mittelniederdeutsche Grammatik, Halle a.S.
le Loux-Schuringa, J.A., 1986, ‘Tempus en tijd in de 19e eeuw’, Ntg. 79, 332-47.
Leal, L., 1978, Portugese leksikale elemente in Afrikaans. [Wetenskaplike Bydraes van die Potchefstroomse Universiteit vir Christelike Hoër Onderwys.]
Lefèvre, J.A., 1979, ‘Nationalisme linguistique et identification linguistique: le cas de la Belgique’, International Journal of the Sociology of Language 20, 37-58.
Leffertstra, G., 1911, Taaloefeningen voor Gymnasiaal, Middelbaar en Voortgezet Lager Onderwijs, Groningen. [16e druk 1926, 45e druk 1958.]
Lehmann, W., 1989, A Gothic Etymological Dictionary, Leiden.
Lehmann, W.P., 1993, Theoretical bases of Indo-European linguistics, London, New York.
Leloux, H.J., 1974, ‘De bestudering van het Middelnederlands van het noordoosten van ons land. Enige bibliografische gegevens’, Driemaandelijkse Bladen 26, 121-147.
Lemmens, M., 1993, ‘Werkende werkwoorden’, Onze Taal 62, 18-19.
Lenselink, S.J., 1959, De Nederlandse psalmberijmingen in de 16e eeuw van de Souterliedekens tot Datheen met hun voorgangers in Duitsland en Frankrijk, Assen, 1959.
Lenselink, S.J., 1983, De Nederlandse psalmberijmingen van de Souterliedekens tot Datheen met hun voorgangers in Duitsland en Frankrijk, 2de dr., Dordrecht.
Lenselink, S.J., 1991, De profundis. Psalm 130 in honderd berijmde bewerkingen van de veertiende eeuw tot 1986 ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘Psalmzingen in de Nederlanden’ verzameld door S.J. Lenselink, Bibliotheek Vrije Universiteit, Amsterdam.
Leopold, J.A. & L. Leopold, 1882, Van de Schelde tot de Weichsel, Nederduitsche Dialecten in Dicht en Ondicht, 2 dln., Groningen.
Lessen, J.H. van, 1953, ‘De etymologie van wrevel, wreef en wressem’, TNTL 70, 81-99.
Leupenius, P./W.J.H. Caron, 1958, Aanmerkingen op de Neederduitsche taale [1653] en Naabericht, uitg. W.J.H. Caron, Groningen.
[pagina 673]
[p. 673]
Leuvensteijn, J.A. van, 1985, zie: Breughel/Van Leuvensteijn.
Leuvensteijn, J.A. van, 1986, ‘Genus en casus in het dagboek van Wouter Jacobsz’, Voortgang 7, 113-136.
Leuvensteijn, J.A. van, 1987, ‘De werkwoordelijke eindgroep in Gouds taalgebruik uit de 14de en 16de eeuw’, Taal en Tongval 39, 1-20.
Leuvensteijn, J.A. van, 1988, ‘Volgorde van subjecten, objecten en predicaatsnomina in zestiende-eeuws Hollands’, in: J.A. van Leuvensteijn (red.), Uitgangspunten en toepassingen: taalkundige studies over Middelnederlands en zestiende- en zeventiende eeuws Nederlands, Amsterdam 1988, 125-139.
Leuvensteijn, J.A. van & M.C.H. Dekker, 1990, ‘Adnominale flexie en genusmarkering in 16de-eeuws Brugs’, Leuvense Bijdragen 79, 257-278.
Leuvensteijn, J.A. van & R. Noldus, 1991, ‘Epische ontboezemingen, zakelijke gesprekken en spannende scènes in de Gysbreght van Aemstel’, Voortgang 12, 199-214.
Leuvensteijn, J.A. van, 1992, ‘Eine Kluft zwischen “Muttersprache” und “Vatersprache”. Adnominale Genusmarkierung in Dialekt und Standardsprache in den Niederlanden um 1600’, in: J.A. van Leuvensteijn, J.B. Berns (red.), Dialect and standard language in the English, Dutch, German and Norwegian language areas, Amsterdam, Oxford, New York, Tokyo.
Leuvensteijn, J.A. van & D. Stalpers, 1994, ‘Modaliteit in 16de- en 17de-eeuws Hollands. Voor wie de nuance waardeert’, in: R. Boogaart, J. Noordegraaf (red.), Nauwe betrekkingen. Voor Theo Janssen bij zijn vijftigste verjaardag, Amsterdam, Münster.
Levy, P.M.G., 1978, ‘Linguistic and semantic borders in Belgium’, International Journal of the Sociology of Language 15, 9-19.
Leys, O., 1985, ‘Het voegwoord om als uitdrukking van modale opeenvolging’, in: Hulde-Album M. Hoebeke, Gent 1985, 267-271.
Leys, O., 1989, ‘Opkomst en verbreiding van om in infinitiefkonstrukties’, Leuvense Bijdragen 78, 427-433.
Lieburg, F.A. van, 1996, Profeten en hun vaderland. De geografische herkomst van de gereformeerde predikanten in Nederland van 1572 tot 1816, Zoetermeer.
Lindeboom, G.A., 1972, Geschiedenis van de medische wetenschap in Nederland, Bussum.
Lindemans, L., 1981, De taalwetgeving in België, Leuven.
Links, T.H., 1989, So praat ons Namakwalanders, Kaapstad.
Linnebank, H., 1921, ‘Puntletters’, Taal en Letteren 9, 157-163.
Linnebank, H., 1925, ‘Het gezelschap van de puntletter’, Taal en Letteren 13, 60-64.
Loey, A. van, 1937, Bijdrage tot de kennis van het Zuidwestbrabantsch in de 13de en 14de eeuw, Tongeren.
Loey, A. van, 1964, Schönfelds Historische grammatica van het Nederlands, 7de dr., Zutphen.
Loey, A. van, 1966, Middelnederlandse spraakkunst, dl.1: Vormleer, dl.2: Klankleer, Groningen, Antwerpen.
Loey, A. van, 1970, Schönfeld's Historische grammatica van het Nederlands, 8ste dr., Zutphen.
[pagina 674]
[p. 674]
Loey, A. van, 1976, Scheidbare en onscheidbare werkwoorden hoofdzakelijk in het Middelnederlands. Analytische studiën, Gent.
Loey, A. van, 1980, Middelnederlandse spraakkunst, dl.1: Vormleer, 9e druk, Groningen, dl.2: Klankleer, 8e druk, Groningen.
Loon, J. van, 1986, Historische fonologie van het Nederlands, Leuven, Amersfoort.
Loon, J. van, 1987, ‘De genitief meervoud in het Oudnederlands’, Taal en Tongval, Themanummer 1: Morfologie, 87-96.
Loon, J. van, 1988, ‘Zwakke, sterke en pronominale adjectiefflexie in het Oudnederlands’, Naamkunde 20, 37-41.
Loquela / J. Craeynest, 1946, Guido Gezelle, Loquela, 3e druk, Amsterdam.
Loubser, J.E., 1961, Die saamgestelde verbale vorm van Nederlands na Afrikaans, Groningen.
Lubbe, H.F.A. van der, 1985, ‘Structuur en interpretatie van de zgn. om-zinnen’, Glot 8, 105-115.
Lulofs, B.H., 1833, Gronden der Nederlandsche woordafleidkunde, Groningen.
Lutgart A = [Broeder Geraert], Sinte Lutgart (hs. Amsterdam), CG II, 6, 3-103. (Oost-(Belgisch)-Brabant 1276-1330).
Lutgart K = [Willem van Afflighem?], Sente Lutgart (hs. Kopenhagen), CG II, 5 (West-(Belgisch)-Brabant 1265-1270).
LW = Leidse Willeram, zie: Sanders 1971.
Lyons, J., 1971, Introduction to Theoretical Linguistics, 2de dr., Cambridge.
Mak, J.J., 1945, ‘Oorlogswinst der Nederlandse taal’, Ntg. 38, 163-172.
Mak, J.J., 1955, De Gedichten van Anthonis de Roovere, Zwolle.
Mak, J.J., 1959, Rhetoricaal glossarium, Assen.
Mak, J.J., 1966, ‘Letterwoord en/of verkorting (afkorting?)’, Ntg. 59, 313-314.
Malengreau, G., 1936, l'Esprit particulariste et la révolution des Pays-Bas au XVIe siècle (1578-1584), Louvain.
Maljaars, A., 1979, Bijdrage tot de kennis van genus en geslacht in de achttiende eeuw, Utrecht.
Mantou, R., 1972, Actes originaux rédigés en français dans la partie flamingante du Comté de Flandre (1250-1350). Etude linguistique, Mémoires de la Commission Royale de Toponymie et de Dialectologie, 15, Liège.
Marchand, H., 1969, The Categories and Types of Present-Day English Word-Formation. A Synchronic-Diachronic Approach, München.
Marchand, J.W., 1973, ‘Observations on the use of dialect in historical linguistics’, Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik, Beihefte NF 9, 122-133.
Marle, J. van, 1985, ‘Bij de woordwording van tig’, Ntg. 78, 145-148.
Marle, J. van, 1987, ‘Nogmaals overkarakterisering’, Spektator 16, 448-456.
Marle, J. van, 1988, ‘Betekenis als factor bij produktiviteitsverandering. (Iets over de deverbale categorieën op -lijk en -baar)’, Spektator 17, 341-359.
[pagina 675]
[p. 675]
Marle, J. van, 1989, ‘A case of morphological elaboration: the history of Dutch -baar, Folia Linguistica Historica 9, 213-234.
Marle, J. van, 1990, Over de ongelijksoortigheid van synchronie en diachronie, Amsterdam.
Marle, J. van, 1994, ‘Oppervlakte-gelijkvormigheid als conditionerende factor bij taalverandering’, Taal en Tongval 46, 14-32.
Mars, F.K.M., 1968, ‘Concentratietendenties’, Ntg. 61, 98-100.
Marynissen, A., 1993, De flexie van het substantief in het 13de-eeuwse ambtelijke Middelnederlands, Een taalgeografische studie, dl.1 tekst. [Diss. Leuven.]
Matsier, N. e.a., z.j., Vergeetwoordenboek, Amsterdam.
Mc Rae, K., 1986, Conflict and compromise in multilingual societies. Belgium, Waterloo (Ontario).
Meer, M.J. van der, 1927, Historische Grammatik der niederländischen Sprache, Heidelberg.
Meersman, A. de, 1980, ‘Woordvolgorde in 14de-eeuws Brabants’, Versl.Med.Kon.Ac.Ndl. Taal- en Letk., 94-128.
Meersman, A. de, 1988, ‘In en uit de tang in de veertiende eeuw: de plaats van het direct object in de bijzin: corpusonderzoek tegen een structurele, taaltypologische en pragmatische achtergrond’, in: J.A. van Leuvensteijn (red.), Uitgangspunten en toepassingen: taalkundige studies over Middelnederlands en zestiende-en zeventiende eeuws Nederlands, Amsterdam, 95-124.
Meert, H., 1890, Het voornaamwoord DU, Gent.
Meertens, P.J.e.a. (red.), 1970, Zijn akker is de taal, Den Haag. [Heeroma.]
Meijer, R.P., 1971, Literature of the Low Countries, Assen.
Mellema, E.E.L., 1618, Den schat der Duytscher tale met de verklaringe in Françoys, Rotterdam.
Mellink, F.G., 1887, Nederlandsche spraakkunst, 8ste dr., s-Gravenhage.
Merwe, H.W. van der et al., 1974, White South African elites, Cape Town.
[Meyer, L.] 1658, Nederlandsche Woordenschat [...], Amsterdam.
Michels, L.C. 1946, Over het waarnemen van taalverschijnselen, Nijmegen.
Michels, L.C., 1957, ‘Woordwording van affixen’, Ntg. 50, 79-82.
Michels, L.C., 1958, ‘Cornelis Bontekoe, geen purist’, in: Filologische Opstellen, dl. 2, Stoffen uit de 16e en 17e eeuw, Zwolle, 371-376.
Michels, L.C., 1959a, ‘Een syntactische aporie’, Ntg. 52, 163-164.
Michels, L.C., 1959b, ‘Op de grens van copula en hulpwerkwoord’, Taal en Tongval 11, 206-212.
Michels, L.C., 1963, ‘Wat voor dat’, Ntg. 56, 107.
Milroy, J., 1992, Linguistic variation and change. On the historical sociolinguistics of English, Oxford UK, Cambridge USA.
Mitchell, B., 1984, ‘The origin of Old English conjunctions: some problems’, in: J. Fisiak (red.), Historical Syntax, Berlin etc.
MNW, 1885-1941, E. Verwijs & J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek, 11 dln., 's-Gravenhage 1885-1952.
[pagina 676]
[p. 676]
Moerdijk, A., 1985, ‘Het belang van neologismen voor de lexicale semantiek, “kamerbreed” geëtaleerd’, TNTL 101, 93-110.
Moerdijk, A., 1994, Handleiding bij het Woordenboek der Nederlandsche Taal, 's-Gravenhage.
Molewijk, G.C., 1992, Spellingverandering van zin naar onzin (1200- heden), 's-Gravenhage.
Montanus, P. / W.J.H. Caron, 1964, De spreeckonst, [1635], Delft, uitg. W.J.H. Caron, Groningen.
Monteyne, A., 1981, De Brusselaars in een stad die anders is, Tielt.
Mooijaart, M.A., 1992, Atlas van Vroegmiddelnederlandse taalvarianten, Utrecht.
Mooijaart, M. & H. Westgeest, [1996], ‘Muziek in de kathedraal. De muzikale vakwoordenschat in het Woordenboek der Nederlandsche Taal’. Te verschijnen in: Trefwoord 11.
Moonen, A., 1706, Nederduitsche spraekkunst, Amsterdam.
Moors, J., 1952, De oorkondentaal in Belgisch-Limburg van circa 1350 tot 1400, Brussel, Tongeren.
Moortgat, M. & H. van der Hulst, 1981, ‘Geïnterpreteerde morfologie’, Glot 4, 179-214.
Moraalb. = Nederrijns Moraalboek, CG II,6, 353-422 (Nederrijn 1276-133).
Mulder, G. Chr., 1852, Nederlandsche spraakleer: een vervolg op de Nederlandsche spraakkunst voor schoolgebruik, Nijmegen.
Mulder, M., 1991, ‘De voegwoorden of in 14e-eeuws Middelnederlands’, in: J. Noordegraaf & R. Zemel (red.), Accidentia. Taal- en letteroefeningen voor Jan Knol, Amsterdam, 153-157.
[Mulder, G.C.], 1846, Nieuwe Nederlandsche spraakleer, Nijmegen.
Muller, J.W., 1891, ‘Spreektaal en schrijftaal in het Nederlands’, Taal en Letteren 1, 196-232.
Muller, J.W., 1926a, ‘De herkomst van je en jij’, TNTL 45, 81-110.
Muller, J.W., 1926b, ‘Bijdragen tot de geschiedenis onzer Nieuwnederlandse aanspreekvormen’, Ntg. 20, 81-104, 113-128, 160-176.
Muller, J.W., 1927, ‘Nogmaals de beleefdheidsvorm U’, Ntg. 21, 141-142.
Muller, J.W., 1943, ‘Dezelve’, Ntg. 37, 240-241.
Musper, H.T., R. Buchner & E. Petermann (red.), 1956, König Maximilians Weißkunig, Stuttgart.
Nat. Bl. = Jacob van Maerlant, Der Naturen Bloeme, CG II, 2; in de tekst worden soms de hss. D. (Detmold) en M. (München) onderscheiden (West-Vlaanderen 1287, resp. 1276-1300).
Nauwelaert, M.A., 1980a, ‘Opvoedkunde en opvoedkunde’, in: D.P. Blok e.a. (red.), Algemene geschiedenis der Nederlanden, Haarlem, 270-277.
Nauwelaert, M.A., 1980b, ‘Het secundaire onderwijs’, in: D.P. Blok e.a. (red.), Algemene geschiedenis der Nederlanden, Haarlem. 277-288.
Neijt, A., 1991, Universele fonologie. Een inleiding in de klankleer, Dordrecht.
Nibel. = Brabantse vertaling van het Nibelungenlied, CG II,1, 375-379 (West-(Belgisch)-Brabant 1260-1280).
Niebaum, H., 1985, Naar een taalgeschiedenis van Oostnederland, Groningen.
Niebaum, H., 1991, ‘De taal van de Groningse Weeskamer-ordonnanties’, Driemaandelijkse Bladen 43, 101-117.
[pagina 677]
[p. 677]
Niebaum, H., 1994, ‘Geschreven en gesproken talen in de stad Groningen. Een historisch overzicht’, in: P. Boekholt e.a. (red.), Rondom de reductie. Vierhonderd jaar provincie Groningen 1594-1994, Assen.
Nienaber, G.S., 1955, ‘Iets naders oor die ontkenning in Afrikaans’, overgedrukt in: P.J. Nienaber (red.), Taalkundige opstelle, Kaapstad, 1965, 22-38.
Nienaber, G.S., 1963, Hottentots, Pretoria.
Nienaber, G.S. & P. Raper, 1977, Toponymica Hottentotica, Pretoria.
Nienaber, G.S., 1989, Khoekhoense stamname, Kaapstad.
Nierop, H.F.K. van, 1984, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw, z.p.
Niet, M. de, 1995, ‘De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en andere collectieve erflaters’, in: Dongelmans e.a. 1995, 53-55.
Noordegraaf, J., 1983, ‘Honderd jaar “koppelwerkwoord”’, Ntg. 76, 124.
Noordegraaf, J., 1985, Norm, geest en geschiedenis: Nederlandse taalkunde in de negentiende eeuw, Dordrecht.
Noordegraaf, J., 1987, ‘Nationalistische tendensen in de Nederlandse taalkunde’, in: Eigen en Vreemd. Identiteit en ontlening in taal, literatuur en beeldende kunst. Handelingen van het 39ste Nederlands Filologencongres Vrije Universiteit, Amsterdam 18 en 19 december 1986, Amsterdam, 121-134.
Noordegraaf, J., 1991, ‘Taal en Letteren honderd jaar later: een tijdschrift tegen de schrijftaalcultuur’, Forum der Letteren 32-34, 269-280.
Noordegraaf, J., 1994a, ‘Dutch Linguistics around 1800. Between France and German’, in: Brigitte Schlieben-Lange et al. (red.), Europäische Sprachwissenschaft um 1800, dl. 4, 223-244, Münster.
Noordegraaf, J., 1994b, ‘Against Darwin: Wilem G. Brill (1811-1896) on the origin of Language’, in: J. De Clercq & P. Desmet (red.), Florilegium historiographiae linguisticae. Études d'historiographie de la linguistique et de grammaire comparée à la mémoire de Maurice Leroy, Louvain-la-Neuve.
Noordegraaf, J., 1995a, Oorsprong en ideaal. Opstellen over taalzoekers, Münster.
Noordegraaf, J., 1995b, ‘Het begin van de universitaire neerlandistiek: Franeker 1790?’, Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans, 2, 43-53.
Noordegraaf, Jan & S. Bierling, 1986, ‘Brugsma, Wurst en Becker: Taalkundige relaties in de negentiende eeuw’, Voortgang 7, 89-113.
Nylöe, J., 1723, Aanleiding tot de Nederduitsche taal, 3de dr., Amsterdam.
Obbema, P., 1996, De middeleeuwen in handen. Over de boekcultuur in de late middeleeuwen, Hilversum.
Obreen, H. & A. van Loey, 1934, ‘De oudste Middelnederlandsche oorkonden’, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 329-417.
ODEE= The Oxford Dictionary of English Etymology, ed. by C.T. Onions a.o., Oxford 1969. [Reprint with corrections.]
[pagina 678]
[p. 678]
Olivier, N., 1995, ‘Die 1994 Suid-Afrika grondwet en Afrikaans’, in: H. Ester & J.A. van Leuvensteijn (red.), Afrikaans in een veranderde context. Taalkundige en letterkundige aspecten, Amsterdam, 37-56.
Oosthuizen, A.J.G., 1975, Akkulturasie tussen blankes aan die Witwatersrand. [Publikasiereeks van die Randse Universiteit.]
Osselton, N.E., 1973, The dumb linguists, Leiden, London.
Ostendorf, M.A., 1958, ‘De tangconstructie als syntactisch stramien’, Ntg. 51, 139-144.
Oudenaarden, J., 1990, ‘Wil de echte Rotterdammer opstaan?’, in: H. Baaij (red.), Rotterdam 650 jaar, Utrecht, Antwerpen, 39-69.
Oudenb. = Het oudste goederenregister van Oudenbiezen (1280-1344), uitg. J. Buntinx en M. Gysseling, dl.1 tekst, Tongeren 1965.
Overdiep, G.S., 1924, ‘Inleiding’, in: Ferguut, uitg. E. Verwijs en J. Verdam, opnieuw bewerkt en uitgegeven door G.S. Overdiep, Leiden z.j.
Overdiep, G.S., 1931-1935, Zeventiende-eeuwsche syntaxis, 3 stukken [d.i. banden], 4 dln., Groningen, Batavia.
Overdiep, G.S., 1937, Stilistische grammatica van het moderne Nederlandsch, Zwolle.
Overdiep, G.S., 1949, Stilistische grammatica van het Moderne Nederlandsch, 2e druk verzorgd door G.A. van Es, Zwolle.
Paardekooper, P.C., 1948, ‘U en UE’, Ntg. 41, 199-205.
Paardekooper, P.C., 1950a, ‘U en UE’, Ntg. 43, 222-224.
Paardekooper, P.C., 1950b, ‘Als en dan bij vergelijkingen’, Ntg. 43, 160-167.
Paardekooper, P.C., 1952, ‘Jan z'n boek’, Ntg. 45, 12-17.
Paardekooper, P.C., 1967, ‘Verstoffelijking van schimonderwerpen’, Ntg. 60, 103-110.
Paardekooper, P.C., 1969, ABN en dialekt, 3de dr., Den Bosch z.j.
Paardekooper, P.C., 1970, ‘Groter als’, Ntg. 63, 329-337.
Paardekooper, P.C., 1981, ‘Dialekt/ABN/tekst: de slotfase van onze cultuurtaal’, in: Studies voor Damsteegt, Leiden, 152-170.
Paardekooper, P.C., 1982, ‘Het tweede schim-element in een bv om-zin’, Ntg. 75, 193-204.
Paardekooper, P.C., 1983, ‘Dat boek leest erg vlot’, Ntg. 76, 193-200.
Paardekooper, P.C., 1985, ‘Indeling van om-zinnen en indelingen met behulp daarvan’, Glot 8, 117-128.
Paardekooper, P.C., 1987, ‘De rol van half- en indirekte aanspreekvormen bij het ontstaan van u enz. als ond.- en als beleefdheidsvorm’, Ntg. 80, 491-511.
Paardekooper, P.C., 1988, ‘De rol van half- en indirekte aanspreekvormen bij het ontstaan van u enz. als ond.- en als beleefdheidsvorm’, Ntg. 81, 42-71.
Paardekooper, P.C., 1991a, ‘Gaet souckt een ander medecijn’, Ntg. 84, 334-339.
Paardekooper, P.C., 1991b, ‘Hij weende bitterlijk: Een stukje bijwoordmorfologie’, Gramma 15, 147-171.
[pagina 679]
[p. 679]
Paardekooper, P.C., 1991c, ‘Het Vlaamse / zu/ enz. “zij” enz.: stervend en springlevend’, Leuvense Bijdragen 80, 15-42.
Paardekooper, P.C., 1993a, ‘En(de)/in/an “indien” enz.: een uniek uitstervingsproces 1’, Taal en Tongval 45, 50-79.
Paardekooper, P.C., 1993b, ‘Een Waterlantsche Trijn zat eens ajuin en schelde’, Leuvense Bijdragen 82, 145-171.
Pardoen, J., 1991, ‘De interpretatie van zinnen met de rode en de groene volgorde’, Forum der Letteren 32, 1-22.
Paul, H., 1880, Prinzipien der Sprachgeschichte, Halle.
Pauwels, A., 1953, De plaats van hulpwerkwoord, verleden deelwoord en infinitief in de Nederlandse bijzin, 2 dln., Leuven.
Pauwels, J.L., 1958, Het dialect van Aarschot en omstreken, dl. 1, Brussel, Tongeren.
Pauwels, J.L., 1968, Willem de Vreese als taalzuiveraar, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 297-313.
Pauwels, J.L., 1970, ‘Statistisch onderzoek van de Nederlandse zinsbouw’, Ntg. Van-Haeringennummer, 93-100.
Pée, W., 1957, Anderhalve eeuw taalgrensverschuiving en taaltoestand in Frans-Vlaanderen, Bijdragen en mededelingen der dialecten-commissie 17.
Pée, W., 1970, ‘Het algemeen Nederlands in Vlaanderen’, in: Pée & Van der Woude 1970, 5-25.
Pée, W. & G. van der Woude, 1970 Taal en dialekt, Bijdragen en Mededelingen der Dialectencommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, 39.
Peeters, L. & B.P. Sannasgala, 1975/1976, ‘Dutch loan words in Sinhala’, Spektator 5, 245-281.
Peeters, L., 1988, ‘Historiografische problemen van het Vroegnieuwnederlands’, Gramma 12, 187-204. [Ook in: L. Peeters 1990, 141-159.]
Peeters, L., 1990, Taalopbouw als Renaissance-ideaal. Studies over taalopvattingen en taalpraktijk in de zestiende en zeventiende eeuw, onder red. van G.R.W. Dibbets, J. Noordegraaf, M.J. van der Wal, Amsterdam.
Perch. = Perchevael, Corpus II, 1, 501-519 (Oost-Holland 1276-1300).
Peters, R., 1980, ‘Spätmittelalterliche Schreibsprachen im Nordwesten: Utrecht - Münster - Oldenburg’, Niederdeutsches Korrespondenzblatt 87, 25-26.
Pheiffer, R.H., 1978, ‘Verbale vorme in die Kaapse Hugenote se taal’, in: H. Snyman e.a. (red.), Uit vier windstreke, Kaapstad, 78-86.
Pheiffer, R.H., 1980, Die gebroke Nederlands van Franssprekendes aan die Kaap in die eerste helfte van die agtiende eeu, Kaapstad.
Philippa, M., 1987, ‘De meervoudsvorming op -s in het Nederlands vóór 1300’, Noord-zee-germaanse ontwikkelingen, Alblasserdam, 29-54. [Eerder afgedrukt in: TNTL 97 (1981), 81-103.]
Pijnenburg, W.J.J., 1982, ‘De Mnl. ghe-loze. participia’, TNTL 98, 104-116.
Pijnenburg, W.J.J., 1993, ‘Honderd jaar -achtig’, ABaG 37, 33-48.
[pagina 680]
[p. 680]
Pijnenburg, W.J.J., m.m.v.K.H. van Dalen-Oskam, K.A.C. Depuydt en T.H. Schoonheim, te versch., Vroegmiddelnederlands Woordenboek.
Pl.gloss. = Plantenglossarium uit Vlaams Artesië of Frans Vlaanderen, CG II,1, 333-335 (West-Vlaanderen 1226-1250).
Ponelis, F., 1979, Afrikaanse sintaksis, Pretoria.
Ponelis, F., 1985a, ‘Geskeide R-konstruksies in Afrikaans’, Suid-Afrikaanse Tydskrif vir Taalkunde 3, 62-84.
Ponelis, F., 1985b, ‘Setselskeiding in Afrikaans’, Tydskrif vir Geesteswetenskappe 25, 106-127.
Ponelis, F., 1986, ‘W- en D-relatiewe in die ouer Nederlandse skryftaal’, Suid-Afrikaanse Tydskrif vir Taalkunde 4, 50-89.
Ponelis, F., 1987, Uit die geskiedenis van die Afrikaanse betreklike konstruksie, Suid-Afrikaanse Tydskrif vir Taalkunde, Geleentheidsuitgawe 5.
Ponelis, F., 1990, Historiese klankleer van Afrikaans, Annale van die Universiteit van Stellenbosch 1990, 1.
Ponelis, F.A., 1991, ‘Nederlands en de geschiedenis van het Afrikaans’, Forum der letteren 32, 190-199.
Ponelis, F., 1992a, ‘Die ontwikkeling van die possessief in Afrikaans’, in: H. Bennis & J.W. de Vries (red.), De binnenbouw van het Nederlands. Een bundel artikelen voor Piet Paardekooper, Dordrecht, 273-290.
Ponelis, F., 1992b, ‘Standaardafrikaans in oorgang’, in: V. Webb (red.), Afrikaans na apartheid, Pretoria, 69-89.
Ponelis, F., 1993, The development of Afrikaans, Frankfurt am Main.
Poortman, J., 1953, ‘Uwé in het Amsterdams omstreeks 1850’, Ntg. 46, 282-283.
Posthumus Meyjes, E.J.W., 1921, Joannes Vollenhove, 's-Gravenhage.
Potgieter, E.J. & G.M.J. Duyfhuizen, 1942, Florence, uitg. G.M.J. Duyfhuizen, Santpoort.
Premsela, M.J., 1940, ‘Eenige opmerkingen over de vorming van nieuwe substantiva, in het bizonder van merk- en firmanamen met den uitgang o’, Levende talen, 98-111.
Prevenier, W., 1961, De Leden en de Staten van Vlaanderen (1384-1405), Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie van Wetenschappen.
Quak, A., 1975a, Wortkonkordanz zu den altmittel- und altniederfränkischen Psalmen und Glossen. Nach den Handschriften und Erstdrucken. [Amsterdamer Publikationen zur Sprache und Literatur 22.]
Quak, A., 1975b, ‘Zu den Frikativen [f] und [b µ] im Altniederfränkischen’, Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 8, 11-14.
Quak, A., 1981, Die altmittel- und altniederfränkischen Psalmen und Glossen. Nach den Handschriften und Erstdrucken neu herausgegeben. [Amsterdamer Publikationen zur Sprache und Literatur 47.]
Quak, A., 1983a, ‘Zum Umlaut des / a/ in den Wachtendonckschen Psalmen’, Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 19, 67-78.
[pagina 681]
[p. 681]
Quak, A., 1983b, ‘Zur Übersetzungstechnik in den “Wachtendonckschen Psalmen”’, in: Ars Ingenium. Studien zum Übersetzen. Festgabe für Frans Stoks zum sechzigsten Geburtstag, Amsterdam, 99-111.
Quak, A., 1990 ‘De secundaire umlaut in het Oudnederlands’, in: J.B. Berns, P.A. Henderix, P.H.D. Leupen, E.N. Palmboom, R. Rentenaar (red.), Feestbundel aangeboden aan prof. dr. D.P. Blok ter gelegenheid van zijn 65e verjaardag en zijn afscheid als hoogleraar in de nederzettingsgeschiedenis in verband met de plaatsnaamkunde aan de Universiteit van Amsterdam, Hilversum, 300-303.
Quak, A., 1992, ‘Versuch einer Formenlehre des Altniederländischen auf der Basis der Wachtendonckschen Psalmen’, in: Bremmer & Quak 1992, 81-123.
Quirk, R., & C.L. Wrenn, 1976, An Old English Grammar, London.
Radermacher, J., 1568, Voorreden vanden noodich ende nutticheit der Nederduytscher taelkunste, uitg. K. Bostoen, 1985.
Raidt, E.H., 1968, Geskiedenis van die byvoeglike verbuiging in Nederlands en Afrikaans, Kaapstad.
Raidt, E.H., 1969, ‘Die gebruik van vir in objekskonstruksies’, Tydskrif vir Geesteswetenskappe 9, 30-49.
Raidt, E.H., 1974, ‘Nederlandse en Kaapse spreektaal in die 17de en 18de eeu’, in: F. Odendal (red.), Taalkunde - 'n lewe. Studies opgedra aan prof. dr. W. Kempen, Kaapstad, 90-104.
Raidt, E.H., 1976, ‘Die herkoms van objekskonstruksies met vir’, in: 1875-1975. Studies oor die Afrikaanse taal, Johannesburg, 72-101.
Raidt, E.H., 1981, ‘Oor die herkoms van die Afrikaanse reduplikasie’, in: A. Coetzee (red.), Hulsels van kristal, Kaapstad, 176-187.
Raidt, E.H., 1983, Einführung in Geschichte und Struktur des Afrikaans, Darmstadt.
Raidt, E.H., 1989, ‘Oor die herkoms van die demonstratiewe hierdie en daardie’, Tydskrif vir Geesteswetenskappe 29, 94-104.
Ranke, F. & D. Hofmann, 1967, Altnordisches Elementarbuch, Berlin.
Rapport van de werkgroep ad hoc spelling, 1989, E. Assink, P. van de Craen, G. Geerts, J. de Rooij, G. de Schutter, G. Verhoeven en W. Duthoy, Rapport van de werkgroep ad hoc spelling, 's-Gravenhage.
Reenen, P. van & A. Wijnands, 1990, The palatalization of West Germanic [u:]: The spelling uy in Middle Dutch, Amsterdam: Vrije Universiteit Working Papers in Linguistics, 35.
Reg. Guid. = Registrum Guidonis. Het zogenaamde register van Guy van Avesnes, Vorst-Bisschop van Utrecht (1301-1317); met aansluitende stukken tot 1320, uitg. door P.W.A. Immink en A. Johanna Maris, Utrecht, 1969.
Reigersberch, M. van & H.C. Rogge, 1902, Brieven van en aan Maria van Reigersberch, uitg. H.C. Rogge, Leiden.
Rein. E = Reinaert E., CG II,1, 384-392 (Limburg 1276-1300).
Reinsma, R., 1992, Prisma van de eufemismen. De knaldempers van de taal, Utrecht.
Reker, S. & N. Streekstra, 1988, ‘Abbreviërende morfologie’, TABU 18, 193-211.
Renard, R., 1981, ‘Het taalgebruik in bestuurszaken’, in: L. Lindemans 1981, 9-26.
[pagina 682]
[p. 682]
Renkema, J., 1981, De taal van ‘Den Haag’. Een kwantitatief-stilistisch onderzoek naar aanleiding van oordelen over taalgebruik, 's-Gravenhage.
Renkema, J., 1989, ‘Tangconstructies. Experimenteel onderzoek naar leesbaarheid en attentiewaarde’, Spektator 18, 444-462.
Rensburg, M.C.J. van, 1984a, Die Afrikaans van die Griekwas van die tagtigerjare. [Ongepubliceerde verslag, Raad vir Geesteswetenskaplike Navorsing, Pretoria.]
Rensburg, M.C.J. van, 1984b, ‘Transvaalse Afrikaans’, in: T.J.R. Botha (red.), Inleiding tot die Afrikaanse taalkunde, Pretoria, 107-133.
Rensburg, M.C.J. van, 1989a, ‘Orange River Afrikaans: a stage in the Pidgin-Creole cycle’, in: M. Pütz en R. Dirven (red.), Wheels within wheels, Frankfurt am Main, 135-151.
Rensburg, M.C.J. van, 1989b, ‘Soorte Afrikaans’, in: T.J.R. Botha (red.), Inleiding tot die Afrikaanse taalkunde, tweede editie, Pretoria, 436-467.
Resoort, R.J., 1989, ‘“Een proper profitelijc boec”. Eind vijftiende en zestiende eeuw’, in: H. Bekkering e.a. (red.), De hele Bibelebontse berg, Amsterdam.
Rheede, I. van de, 1983, 'n Sosiolinguistiese ondersoek na taalgebruik in Bellville-Suid. [Ongepubliceerd proefschrift, Universiteit van West-Kaapland, Bellville.]
Ridder, P. de, 1979, ‘Peilingen naar het taalgebruik in Brusselse stadscartularia en stadsrekeningen - XIIIde-XVde eeuw’, Taal en Sociale Integratie 2, 1-39.
Riem Vis, F. & H. Stouten, 1984, ‘Waar de pedant pedant werd, een aanvulling op het WNT’, Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 16, 109-113.
Rijmb. = Jacob van Maerlant, Rijmbijbel, CG II,3 (West-Vlaanderen 1285).
Rinkel, T., 1989, ‘Over zeventiende-eeuwse participiumconstructies; participiumconstructies bij Hooft, De Laet en De Vries’, Voortgang 10, 205-237.
Robertson, I.E., 1989, ‘Berbice and Skepi Dutch. A lexical comparison’, Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 105, 3-21.
Romein, J. & A., 1961, De Lage Landen bij de zee, dl.2, Antwerpen etc.
Rooij, J. de, 1965, Als - of - dat. Enkele conjuncties in ABN, dialect en Fries, Assen.
Rooij, J. de, 1970, ‘Een paar is twee’, Ntg. 63, 118-126.
Rooij, J. de, 1972, ‘Als of dan’, Ntg. 65, 199-209.
Rooij, J. de, 1982, ‘Omdat en doordat in het Nederlands’, Ntg. 75, 329-342.
Rooij, J. de, 1988, Van hebben naar zijn. Het gebruik van hebben en zijn in de voltooide tijden (actief) van zijn, gaan, vergeten en verliezen in standaardtaal, ouder Nederlands en dialect, Amsterdam.
Rooij, J. de, 1990, ‘Over hun en hen, en hun’, Taal en Tongval 42, 107-147.
Rooij, J. de, 1991, ‘Hun en hen in tijd en ruimte’, Onze Taal 60, 4-6.
Roorda, T., 1852, Over de deelen der rede en de rede-ontleding, of logische analyse der taal tot grondslag voor wetenschappelijke taalstudie, Leeuwarden.
Roorda, T., 1855a, Javaansche grammatica, dl.1, Amsterdam.
Roorda, T., 1855b, Verhandeling over het onderscheid en de behoorlijke overeenstemming tusschen spreektaal en schrijftaal, in onze moedertaal, Leeuwarden.
[pagina 683]
[p. 683]
Roorda, T., 1862, ‘De Nederlandse spelling’, De Gids 26, 2, 38-80.
Roorda, T., 1864, Over de deelen der rede en de rede-ontleding, of logische analyse der taal tot grondslag voor wetenschappelijke taalstudie, 3de dr., Leeuwarden 1864.
Roossens, A., 1981, De Vlaamse kwestie. Pamflet over een onbegrepen probleem, Leuven.
Ross, R., 1983, Cape of torments, London.
Rossem, C. van & H. van der Voort (red.), 1996, Die Creol Taal. 250 Years of Negerhollands Texts, Amsterdam.
Rousseau, H.J., 1937, Die invloed van Engels op Afrikaans, Kaapstad.
Royen, G., 1935, Pronominale problemen in het Nederlands, Tilburg.
Royen, G., 1941, Ongaaf Nederlands, Amsterdam.
Royen, G., 1948, Taalpanoptikum, Utrecht, Brussel.
Royen, G., 1947-1954, Buigingsverschijnselen in het Nederlands, 4 dln., Amsterdam.
Ruijsendaal, E., 1989, m.m.v.F.A.M. Schaars en B.J.P. Salemans, Terminologische index op de oudste grammaticale werken, Amsterdam.
Ruijsendaal, E., 1991, Letterkonst. Het klassieke grammaticamodel en de oudste Nederlandse grammatica's, Amsterdam.
Ruijsendaal, E., 1993, Zie [Laconis Flandri Presbyteri] 1666.
Ryckeboer, H., 1973, ‘“Uit” in de Nederlandse dialecten’, Taal en Tongval 25, 48-83.
Ryckeboer, H., 1990, ‘Jenseits der belgisch-französischen Grenze: der Überrest des westlichsten Kontinentalgermanischen’, in: L. Kremer & H. Niebaum (red.), Grenzdialekte, Germanistische Linguistik 101-103, 241-271.
Salverda de Grave, J.J., 1906, De Franse woorden in het Nederlands, Amsterdam.
Salverda de Grave, J.J., 1928, ‘Over de diftongering van i en u’, Ntg. 22, 65-79.
Salverda de Grave, J.J., 1934, ‘Franse woorden uit de achttiende en de negentiende eeuw (I)’, Ntg. 28, 289-303.
Salverda de Grave, J.J., 1935, ‘Franse woorden uit de achttiende en de negentiende eeuw (II)’, Ntg. 29, 295-308.
Salverda de Grave, J.J., 1936, ‘Franse woorden uit de achttiende en de negentiende eeuw (III)’, Ntg. 30, 149-165.
Salverda, R., 1991, ‘Taalkunde weet ik niks van’, in: J. Noordegraaf en R. Zemel (red.), Accidentia. Taal- en letteroefeningen voor Jan Knol, Amsterdam 1991, 107-114.
Sanders, W., 1971, (Expositio) Willerammi Eberspergensis abbatis in Canticis Canticorwn. Die Leidener Handschrift, München.
Sanders, W., 1974, Der Leidener Williram. Untersuchungen zu Handschrift, Text und Sprachform, München.
Sanders, E., 1995, Geoniemenwoordenboek. Woorden die zijn afgeleid van plaatsnamen, in samenwerking met Jaap Engelsman, Amsterdam.
[pagina 684]
[p. 684]
Santen, G.C. van / A.C. Crena de Iongh, 1959, Lichte Wigger en Snappende Siitgen. Zeventiende-eeuwse gesprekken in Delfts dialect, uitg. A.C. Crena de Iongh, Assen.
Santen, A. van, 1984, De morfologie van het Nederlands, Dordrecht.
Santen, A. van, 1992a, Produktiviteit in taal en taalgebruik. Een studie op het gebied van de Nederlandse woordvorming, Leiden.
Santen, A. van, 1992b, ‘Semantische factoren bij de vorming van denominale persoonsnamen op -er’, Spektator 21, 189-201.
Santen, A. van & J.W. de Vries, 1981, ‘Vrouwelijke persoonsnamen op -ster’, Forum der Letteren 22, 115-125.
Sassen, A., 1963, ‘Endogeen en exogeen taalgebruik’, Ntg. 56, 10- 21.
Sassen, A., 1979, ‘Het suffix -se: een geval van morfologische herstructurering (metanalyse)’, TABU 9, 31-39.
Sassen, A., 1980, ‘Kwesties van morfologie’, in: Th. Janssen en N.F. Streekstra (red.), Grenzen en domeinen in de grammatica van het Nederlands, Groningen, 138-157.
Sassen, A., 1981a, ‘Over filologen en analfabeten’, Hand. 36e Ned. Filologencongres, 3-11.
Sassen, A., 1981b, ‘Morfologische produktiviteit in het licht van niet-additieve woordafleiding’, Forum der Letteren 22, 126-142.
Sassen, A., 1990, ‘Ontspoorde woordgroepen in het Middelnederlands’, Ntg. 83, 151-153.
Schaars, F.A.M., 1988, De Nederduitsche spraekkunst (1706) van Arnold Moonen (1644-1711), Wijhe.
Scharten, C., 1910, Het Spellingvraagstuk. De vereenvoudigde een gevaar voor volk en stam, Amsterdam. [Herz. uitgave.]
Schatz, H., 1987, Lik op stuk. Het dialect van Amsterdam, Den Haag.
Schenkeveld-Van der Dussen, M.J., 1963, ‘Dan en als bij vergelijkingen’, Ntg. 56, 259-268.
Schepper, H. de, 1984a, ‘De Nederlanden koninklijke bondsstaat’, in: A.Th. van Deursen & H. de Schepper, Willem van Oranje, een strijd voor vrijheid en verdraagzaamheid, Weesp, Tielt, 11-48.
Schepper, H. de, 1984b, ‘Opstand en scheiding in de Nederlanden’, in: A.Th. van Deursen & H. de Schepper, Willem van Oranje, een strijd voor vrijheid en verdraagzaamheid, Weesp, Tielt, 49-99.
Schermer-Vermeer, E.C., 1990, ‘Hoe komt het indirect object voor het direct object?’, in: J.B. den Besten e.a. (red.), Vragende wijs. Vragen over tekst, taal en taalgebruik [Fschr. L. Peeters], Amsterdam, 136-143.
Schleicher, A., 1850, Die Sprachen Europas in systematischer Uebersicht: Linguistische Untersuchungen, Bonn. [Repr. Amsterdam Classics in Linguistics, 4, Amsterdam, 1983.]
Scholtz, J. du P., 1950, ‘Oor die herkoms van Afrikaans’, overgedrukt in: J. du P. Scholtz 1981, 146-161.
Scholtz, J. du P., 1951, ‘Nederlandse invloed op die Afrikaanse woordeskat’, overgedrukt in: J. du P. Scholtz 1981, 215-231.
Scholtz, J. du P., 1965, Afrikaans uit die vroeë tyd, Kaapstad.
Scholtz, J. du P., 1972, Afrikaans-Hollands in die agtiende eeu, Kaapstad.
Scholtz, J. du P., 1975, Naamgewing aan plante en diere in Afrikaans, 2de ed., Kaapstad.
[pagina 685]
[p. 685]
Scholtz, J. du P., 1981, Taalhistoriese opstelle, 2de dr., Kaapstad.
Scholtz, J. du P., 1985, ‘Afrikaanse woorde en uitdrukkinge - eiegoed of erfgoed?’, Tydskrif vir Geesteswetenskappe 25, 235-290.
Schönfeld / A. van Loey, z.j., zie A. van Loey 1970.
Schoonheim, T., (te versch.): ‘Names and words, side by side in the Vroegmiddelnederlands Woordenboek’, te versch. in: Proceedings of the XVIIIth International Congress of Onomastic Sciences, Trier.
Schouteet, A., 1960, Een beschrijving van de Bogaerdenschool rond 1555, Brugge.
Schröbler, I., 1982, Hermann Paul, Mittelhochdeutsche Grammatik, 22. durchgesehene Auflage von Hugo Moser, Ingeborg Schröbler und Siegfried Grosse, Teil 2: Syntax, Tübingen 1982.
Schuere, J. van der / F.L. Zwaan, 1957, Nederduydsche spellinge [1612], uitg. F.L. Zwaan, Groningen, Djakarta.
Schuhmacher, W.W., 1973, ‘A note on Afrikaans and its “creolisms”’, Standpunte 105, 60.
Schuring, G.K., 1983, ‘Flaaitaal’, in: G. Claassen & M.C.J. van Rensburg (red.), Taalverskeidenheid, Pretoria, 116-133.
Schutter, G. de, 1970, ‘Pronominale problemen in de syntaxis van de Zuidnederlandse dialecten’, Taal en Tongval 22, 151-182.
Schutter, G. de, 1980, Norm en normgevoelens bij Nederlandstaligen in België, Ntg. 73, 93-100.
Schutter, G. de, 1991, ‘Syntactische verklaringen voor werkwoordvolgordes’, Ntg. 84, 312-319.
Seebold, E. 1970, Vergleichendes und etymologisches Wörterbuch der germanischen starken Verben, The Hague, Paris.
Servas = Heinric van Veldeke, Sente Servas, CG II, 1, 287-298 (Limburg 1200).
Seuren, P.A.M., 1981, ‘Variabele kompetentie: linguistiek en sociolinguistiek anno 1980’, Hand. 36e Ned. Filologencongres, 41-56.
Séwel, W., 1708, Nederduytsche spraakkonst, Amsterdam.
Sexagius, A., 1576, ‘De orthographia linguae Belgicae, Leuven’, uitg. L. Goemans, Leuvense Bijdragen 3 (1899), 183-245.
Siegenbeek, M., 1804, Verhandeling over de Nederduitsche spelling, ter bevordering van eenparigheid in dezelve: Uitgegeven in naam en op last van het Staatsbewind der Betaafsche Republiek, Amsterdam.
Siegenbeek, M., 1810, Syntaxis of woordvoeging der Nederduitsche taal, Leiden, Deventer, Groningen.
Siegenbeek, M., 1814, Grammatica of Nederduitsche spraakkunst, Leiden, Deventer, Groningen.
Siegling, E.J., 1957, Die Verwandschaft zwischen Afrikaans und den niederdeutschen Dialekten Norddeutschlands. [Ongepubliceerd proefschrift, Universiteit van Pretoria.]
Sijs, N. van der, 1990, ‘Leenwoorden in het Nederlands’, Jaarboek van de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Overzicht van het jaar 1989, Leiden, 58-103.
Sijs, N. van der, 1996, Leenwoordenboek, Den Haag.
Sint-Jan, R. van, 1930, Het Westvlaamsch van Guido Gezelle, Antwerpen.
[pagina 686]
[p. 686]
Sjoer, E., 1993/1994, ‘Siegenbeeks retorica gelocaliseerd; een bijdrage aan de geschiedschrijving van de neerlandistiek’, Voortgang 14, 85-110.
Slicher van Bath, B.H., 1948, ‘Nederlandse woorden in Latijnse oorkonden en registers tot 1250’, TNTL 65, 38-53 en 118-147.
Slicher van Bath, B.H, 1949 ‘Overijssel tussen West en Oost’, in: Herschreven Historie. Schetsen en studiën op het gebied der middeleeuwse geschiedenis, Leiden, 172-235.
Slijper, E., 1917, ‘Oorlogswinst der Nederlandse taal’, Ntg. 11, 222.
Small, G.S., 1929, The Germanic case of comparison: With a special study of English, Philadelphia.
Smet, G. De, 1969, ‘Ein vergessenes Bruchstück eines mittelniederländischen Romans aus dem 13. Jahrhundert’, Studia Germania Gandensia 11, 173-199.
Smet, G. De, 1970, ‘Het subjectspronomen in de Oudnederfrankische Psalmfragmenten’, Studia Germanica Gandensia 12, 145-158.
Smet, G. De, 1988, ‘De evolutie van de Limburgse ambtelijke schrijftaal na Woeringen’, in: Goossens, J. (red.), Woeringen en de Oriëntatie van het Maasland, Hasselt, 53-88.
Smeyers, J., 1975, De Nederlandse letterkunde in het Zuiden, in: Baur 1975, dl.6, 329-595.
Smeyers, J. & J. van den Broeck, 1979, Jan Baptist Chrysostomus Verlooy. Verhandeling op d'onacht der moederlijke Taal in de Nederlanden (1788), ingeleid en toegelicht door J. Smeyers en J. van den Broeck, Den Haag.
Smit, J., 1937, Bijdrage tot de kennis van Potgieter's stijl, Groningen etc.
Snelders, H.A.M., 1980, ‘Natuur- en scheikunde’, in: D.P. Blok e.a. (red.), Algemene geschiedenis der Nederlanden, Haarlem, 349-355.
Snyman, F.C., 1975, ‘Apokopee van die slot-[t] in die koloniale Nederlands aan die Kaap en in Batavia voor 1700’, Tydskrif vir Geesteswetenskappe 15, 195-212.
Snyman, F.C., 1979, ‘Apokopee van die slot-[t] in die beskaafde Nederlandse omgangstaal van die 17de en 18de eeu’, Tydskrif vir Geesteswetenskappe 19, 3-17.
Södergard, Ö., 1963, ‘Nouveaux emplois du suffix -rama’, Le Français moderne, 31, 219-222.
Sosson, J.-P., 1977, Les travaux publics de la ville de Bruges, Brussel.
Span, J., 1981, ‘Syntaktische Aspekte der altmittel- und altniederfränkischen Psalmenfragmente’, Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 16, 1-23.
Spencer, A., 1991, Morphological Theory. An Introduction to Word Structure in Generative Grammar, Oxford.
Spiegel, H.L. / W.J.H. Caron, 1962, Twe-spraack, Ruygh-bewerp, Kort begrip, Rederijck-kunst, uitg. W.J.H. Caron, Groningen.
Stalpers, D.P., 1993, Een onderzoek naar de aanwezigheid en het gebruik van verschillende modi in zestiende- en zeventiende-eeuwse volkstaal, 2 bnd. [Uitg. in eigen beheer, VU Amsterdam.]
Staverman, W.H., 1939, ‘Over rauwkost en sneltreinen, groothandelaren en kleinkinderen’, Ntg. 33, 29-34.
Steenbergen, G.J., 1967, ‘Letterwoord, initiaalwoord, verkorting, afkorting’, Ntg. 60, 42-45.
[pagina 687]
[p. 687]
Steenbergen, G.J., 1971, ‘Zijn samenstellingen als grootstad, totaalindruk “goed” Nederlands?’, Ntg. 64, 112-119.
Steinthal, H., 1855, Grammatik, Logik und Psychologie: ihre Prinzipien und ihr Verhältnis zu einander, Berlin. [Repr., Hildesheim, 1968.]
Stengers, J., 1979, Brussel. Groei van een hoofdstad, Antwerpen.
Sterkenburg, P.G.J. van, 1983, Johan Hendrik van Dale en zijn opvolgers, Utrecht, Antwerpen.
Sterkenburg, P.G.J. van, 1984, Van woordenlijst tot woordenboek. Inleiding tot de geschiedenis van woordenboeken van het Nederlands, Leiden.
Sterkenburg, P.G.J. van, 1989, Taal van het journaal. Een momentopname van hedendaags Nederlands, Leersum.
Sterkenburg, P.G.J. van, 1992, Het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Portret van een taalmonument, 's-Gravenhage.
Stijnen, S. & T. Vallen, 1981, Dialect als onderwijsprobleem. Een sociolinguïstisch-onderwijskundig onderzoek naar problemen van dialectsprekende kinderen in het basisonderwijs, 's-Gravenhage.
Stoett, F.A., 1895, ‘Het achtervoegsel -baar’, Noord en Zuid 18, 289-301.
Stoett, F.A., 1923, Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis, 3de druk, 's-Gravenhage.
Stoops, Y., 1982, Afrikaans-Nederlandse taalverkenning, Port Elizabeth.
Stoops, Y., 1988, ‘Het negatiepartikel en in een laat-zestiende-eeuwse Antwerpse kroniek. Een corpuslinguïstische studie’, in: J.A. van Leuvensteijn (red.), Uitgangspunten en toepassingen. Taalkundige studies over Middelnederlands en zestiende- en zeventiende-eeuws Nederlands, Amsterdam, 1988, 141-156.
Stoops, Y., 1975-1976, Zinsstrukturen en zinsfunkties in de ‘Waerachtighe bescrijvinghe’ van Godevaert van Haecht (1546-1599), 2dln. [Uitg. in eigen beheer.]
Störig, H.J., 1965, Geschiedenis van de wetenschap van middeleeuwen tot 19e eeuw, Utrecht, Antwerpen.
Stouten, J., 1984, Verlichting in de letteren. Leiden.
Strengholt, L., 1970, ‘Waterlantsche Trijn heeft nog een appeltje te schillen’, Ntg. 63, 127-131.
Strien, A. van, 1993, ‘6 augustus 1625: Vondel draagt De Amsteldamsche Hecuba op aan Antonis de Hubert. Taalopbouw door dichters’, in: M.A. Schenkeveld-van der Dussen (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis, Groningen, 212-217.
Stroom, G.P. van der, 1983, ‘Foute spelling; een spellingregeling uit 1941’, Ntg. 76, 201-208.
Stroop, J., 1970, ‘Systeem in gesproken werkwoordsgroepen’, Taal en Tongval 22, 128-147.
Stroop, J., 1974, ‘Doeg; een korte impressie’, Ntg. 67, 145-146.
Stroop, J., 1991, ‘Welk Nederlands na 1992?’, in: Het Nederlands na 1992, Jaarboek van de Landelijke Vereniging voor Neerlandistiek, Amsterdam, 36-57.
Stroop, J., 1992, ‘Weg Standaardtaal. De nieuwe koers van het Nederlands’, Onze Taal 61, 179-182.
Sturm, A.N., 1986, Primaire syntactische structuren in het Nederlands, Leiden.
Sturm, A.N., 1990, ‘Een syntactische verklaring voor de rode en groene volgorde’, Ntg. 83, 385-404.
[pagina 688]
[p. 688]
Stutterheim, C.F.P., 1977, ‘Zwoor’, Ntg. 70, 218-221.
Stutterheim, C.F.P., 1978, ‘Arm werkwoord, waarheen gaat gij?’, Ntg. 71, 245.
Stutterheim, C.F.P., 1979, ‘Arm werkwoord (II)’, Ntg. 72, 36.
Stutterheim, C.F.P., 1980, ‘Sterke en zwakke werkwoorden’, Onze Taal 49, 38.
Suffeleers, T., 1979, Taalverzorging in Vlaanderen. Een opiniegeschiedenis, Brugge.
Swanepoel, P.H., 1995, ‘Afrikaans taalkundeonderrig op skool in `n meertalige, multikulturele post-apartheid Suid-Afrika’, in: H. Ester & J.A. van Leuvensteijn (red.), Afrikaans in een veranderde context. Taalkundige en letterkundige aspecten, Amsterdam, 57-80.
Taeldeman, J., 1971, ‘De ontwikkeling van ogm. u in het westelijke en centrale Zuiden’, Handelingen van de Kon. Comm. voor Toponymie en Dialectologie 45, 163-270.
Taeldeman, J., 1979, ‘Het klankpatroon van de Vlaamse dialekten’. Woordenboek van de Vlaamse dialekten, Inleiding, Gent-Tongeren, 48-120.
Taeldeman, J., 1982, ‘“Ingwäonismen” in Flandern’, in: P. Sture Ureland (red.), Die Leistung der Strataforschung und der Kreolistik, Tübingen, 277-296.
Taeldeman, J., 1994, ‘Ronding en ontronding in het Nederlands en de Nederlandse dialecten’, Taal en Tongval 46, 152-179.
Taeldeman, J. & H. Dewulf (red.), 1985, Dialect, Standaardtaal en Maatschappij, Leuven.
Talen, J.G. e.a., 1908, Nederlandse Taal. Proeve van een Nederlandse Spraakleer, Zwolle.
Taylor, J.G., 1988, Smeltkroes Batavia: Europeanen en Euraziaten in de Nederlandse vestigingen in Azië, Groningen.
Tempelaars, R., 1995, ‘“Mij zinkt de moed bij het zien van de hoeveelheid”. De collectie historische taalkunde’. In: Dongelmans e.a. 1995, 97-108.
Terwey, T., 1878, Nederlandsche spraakkunst, Groningen.
Terwey, T., 1892a, ‘Over de zoogenaamde bijzinnen met of, die met een ontkennenden hoofdzin in verband staan’, Taal en Letteren 2, 76-91.
Terwey, T., 1892b, ‘Potgieters Liedekens van Bontekoe. Aantekeningen’, in: Taal en Letteren 2, 211-229, 257-277, 367-380.
Theissen, S., 1975, De germanismen in de moderne Nederlandse woordenschat, z.p.
Thijm, J.A.A. & W.W. van Lennep, 1885, ‘Het tegenwoordig Amsterdamsch’, Onze Volkstaal 2, 121-136.
Thijssen, Th., 1911, Taal en schoolmeester, Bussum.
Tiefenbach, H., 1984, Xanten-Essen-Köln. Untersuchungen zur Nordgrenze des Althochdeutschen an niederrheinischen Personennamen des neunten bis elften Jahrhunderts, Göttingen.
Tollenaere, F. de, 1957, ‘Fonologie of versleer? Was de h in het 16de-eeuwse Amsterdam een “wankel foneem”?’, TNTL 75, 119-144.
Tollenaere, F. de, 1977, ‘De lexicografie in de zeventiende en achttiende eeuw’, in: Bakker & Dibbets, 220-227.
Tollenaere, F. de, 1981, ‘De Tael is gantsch het Volk’, Ons Erfdeel 24, 189-199.
[pagina 689]
[p. 689]
Toorn, A. van, M. Spies & S. Hoogerhuis, 1989, ‘“Christen Jeugd, leerd konst en deugd”. De zeventiende eeuw’, in: H. Bekkering e.a. (red.), De hele Bibelebontse berg, Amsterdam.
Toorn, M.C. van den, 1975, ‘Het probleem van een syntactische verandering (over enkele werkwoorden van aspect en te + infinitief)’, TNTL 91, 256-267.
Toorn, M.C. van den, 1977, ‘De problematiek van de Nederlandse aanspreekvormen’, Ntg. 70, 520-540.
Toorn, M.C. van den, 1978, ‘Nomina agentis met vlottende betekenis’, Ntg. 71, 362.
Toorn, M.C. van den, 1983, ‘Halfsuffixen’, Ntg. 76, 335-341.
Toorn, M.C. van den, 1984, ‘Van godevolen tot computergestuurd’, Spektator 13, 405-416.
Toorn, M.C. van den, 1987, ‘De trochee op -o’, Ntg. 80, 107-110.
Toorn, M.C. van den, 1988a, ‘De mogelijke interferentie van commerciële naamgeving en woordvorming in de standaardtaal’, V.M. Kon. Ac. Ned. T. en L., nr. 2.
Toorn, M.C. van den, 1988b, ‘Neoklassiek en postmodern. Een morfo- lexicografische verkenning’, Jaarb. Stichting INL 1988, 66-100.
Toorn, M.C. van den, 1988c, ‘De persoonsnaamvormende suffixen -erl-aar in historisch perspektief’, Gramma 12, 101-115.
Toorn, M.C. van den, 1991, ‘Het Nederlands in de Tweede Wereldoorlog’, Jaarb. Stichting INL 1990, Leiden, 95-135.
Toorn, M.C. van den, 1992, De Tweede Wereldoorlog en het Nederlands van nu, Nijmegen.
Toorn, M.C. van den & J.M.A. Vermaas, 1988, ‘Veranderingen in de aansprekingen van de ouders’, TNTL 104, 210-228.
Tracy, J.D., z.j., Holland under Habsburg rule, 1506-1566. The formation of a body politic, Berkeley, Los Angeles, Oxford.
Trist. = Tristant, CG II,1, 337-342. (Nederrijn 1250).
Trommelen, M. & W. Zonneveld, 1989, Klemtoon en metrische fonologie, Muiderberg.
Tros, F.P., 1988, ‘Emfasitis. Ontaarde beklemtoning in onze taal’, Onze Taal 57, 90-91.
Twe-spraack / G.R.W. Dibbets, 1985, Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst (1584), uitg. G.R.W. Dibbets, Assen, Maastricht.
Uijlings, B.J., 1956, Praat op heterdaad, Assen.
Uit den Boogaart, P.C., 1975, Woordfrequenties in geschreven en gesproken Nederlands, Utrecht.
Uitman, G.J., 1979, ‘Sterke en zwakke werkwoorden’, Onze Taal 48, 39-40.
Vanacker, H., 1982, De ‘Nederlandsche Taal-en Letterkundige Congressen’ en de vernederlandsing van het onderwijs, Gent.
Vandenbroecke, C., 1981, De sociale geschiedenis van het Vlaamse volk, Beveren.
Vanderheyden, J.F., 1959, De Livius-vertaling van 1541. Kanttekeningen bij de opdracht en Livius-uitgave van Jan Gymnick, Gent.
Vangassen, H., 1954, Bouwstoffen tot de historische taalgeografie van het Nederlands. Hertogdom Brabant, Brussel.
[pagina 690]
[p. 690]
Vangassen, H., 1958, ‘Aan de grens van Vlaanderen en Brabant II, Ndl. “ui”’, Handelingen van de Kon. Comm. voor Toponymie en Dialectologie 32, 66-99.
Vangassen, H., 1964, Bouwstoffen tot de historische taalgeografie van het Nederlands. Noordhollandse charters, Brussel.
Vangassen, H., 1965, De Nederlandse IJ te Amsterdam (XIVe-XVIIe eeuw), Tongeren.
Veegens, D., 1884, ‘Pieter Corneliszoon Hooft’ (1843), in: Historische Studien, uitg. J.D. Veegens, dl.1, 's-Gravenhage, 24-43.
Veering, J., 1966, Mogelijkheden en moeilijkheden van taalverzorging, Den Haag.
Vekeman, H. & A. Ecke, 1993, Geschichte der niederländischen Sprache, Bern.
Velde, I. van der, 1956, De tragedie der werkwoordsvormen, Groningen etc.
Velde, H. van de, M. Gerritsen & R. van Hout, 1995, ‘De verstemlozing van fricatieven in het Standaard-Nederlands. Een onderzoek naar taalverandering in de periode 1935-1993’, Ntg. 88, 422-445.
Verburg, P.A., 1952, Taal en functionaliteit. Een historisch-critische studie over de opvattingen aangaande functies der taal vanaf de Prae-humanistische philologie van Orléans tot de Rationalistische linguïstiek van Bopp, Wageningen.
Verdam, J., 1923, Uit de geschiedenis der Nederlandsche taal, 4de dr., herz. door F.A. Stoett, Zutphen.
Verdenius, A.A., 1938, ‘Over onze vertrouwelijkheidspronomina en de daarbij behorende werkwoordsvormen’, Ntg. 32, 205-215.
Verdenius, A.A., 1942, ‘Over het voornaamwoord jullie’, Ntg. 36, 249-255.
Verdenius, A.A., 1946, Studies over zeventiende eeuws. Verspreide opstellen en aantekeningen, Amsterdam.
Vereecken, C., 1938, ‘Van “slutila” tot “sleutel”. Umlaut en spontane palatalisering op Nederlands taalgebied’, Handelingen van de Kon. Comm. voor Toponymie en Dialectologie 12, 33-99.
Verhage, J.A., 1952, 'n Sintakties-stilistiese studie van die dagregister van Jan van Riebeeck, Kaapstad, Amsterdam.
Verhoeven, P.R.F., 1990, ‘Voornaamwoordelijke aanduiding in het hedendaags Nederlands’, Ntg. 83, 495-513.
Verkuyl, H.J., 1977, ‘Het performatieve van’, Spektator 6, 481-483.
Verkuyl, H.J., 1979, ‘Ik meen van niet’, Onze Taal 4, 61-62.
Vermaseren, B.A., 1966, Atlas algemene en vaderlandse geschiedenis, Groningen.
Verwer, W.J. / J.J. Temmink, 1973, Memoriaelbouck. Dagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1581, uitg. J.J. Temmink, Haarlem.
Verwijs, E. & J. Verdam, 1885-1952, Middelnederlandsch Woordenboek, 11 delen, 's- Gravenhage.
Vieu-Kuik, H.J., z.j. [1951], Het gebruik van Franse woorden door Wolff en Deken. Een bijdrage tot de cultuurgeschiedenis der 18de eeuw, dl.1, Woorden die betrekking hebben op den mens en zijn verhouding tot den evenmens, Arnhem.
[pagina 691]
[p. 691]
Vieu-Kuik, H.J., z.j. [1957], Het gebruik van Franse woorden door Wolff en Deken. Een bijdrage tot de cultuurgeschiedenis der 18de eeuw, dl.2, Woorden die den mens tekenen in zijn godsdienstige, intellectuele en aesthetische ontplooiing, Arnhem.
Vieu-Kuik, H. & J. Smeyers, z.j. [1973?], De letterkunde in de achttiende eeuw in Noord en Zuid, Amsterdam, Antwerpen. [Deel 6 van Baur: Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden.]
Vis, G.J., 1993, ‘23 September 1797: De doopsgezinde predikant M. Siegenbeek inaugureert te Leiden als ‘professor eloquentiae hollandicae extraordinarius - De professionalisering van de neerlandistiek’, in: M.A. Schenkeveld-van der Dussen e.a. (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis, Groningen, 395-402.
Voet, L., 1973, De gouden eeuw van Antwerpen. Bloei en uitstraling van de metropool in de zestiende eeuw, Antwerpen.
Vollenhove, J., 1686, ‘Aan de Nederduitsche schryvers’, in: Poëzy, Amsterdam, 564-577.
Vondel, J. van den, 1650, Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste, in: J.F.M. Sterck e.a., De werken van Vondel, dl. 5 (1645-1656), Amsterdam, 484-491.
Voort van der Kleij, J.J. van der, 1982, Verdam Middelnederlandsch Woordenboek. Supplement, 's-Gravenhage.
Vooys, C.G.N. de, 1909, ‘Duitse invloed op het Nederlands’, in: De Vooys 1925, 39-70.
Vooys, C.G.N. de, 1911, ‘Iets over spontane en bewuste nieuwvorming in de taal. Naar aanleiding van fiets- en vliegtermen’, Ntg. 5, 161-172.
Vooys, C.G.N. de, 1912a, ‘De taalstudie van de onderwijzer’, Ntg. 6, 1-21.
Vooys, C.G.N. de, 1912b, ‘Het zuurdesem van een oud taalonderwijs’, Ntg. 6, 148-154.
Vooys, C.G.N. de, 1913, ‘Wensen en wenken voor een “Geschiedenis van de Nederlandse taal”’, Ntg. 7, 113-128.
Vooys, C.G.N. de, 1914, ‘Het gezag van een “Algemeen Beschaafd”’, Ntg. 8, 1-14 en 65-81.
Vooys, C.G.N. de, 1919, ‘Purisme’ [herz. 1924], in: De Vooys 1925, 3-30.
Vooys, C.G.N. de, 1920a, ‘Bestaan er grondslagen voor een nieuwe regeling van het taalkundig-mannelik en vrouwelik geslacht?’, Ntg. 14, 161-172. [Ook in: De Vooys 1924, 239-251.]
Vooys, C.G.N. de, 1920b, ‘Eufemisme’, Ntg. 14, 273-290.
Vooys, C.G.N. de, 1922, ‘Achttiende-eeuwse spraakkunstbeschouwing’, Ntg. 16, 273-291. [Ook in: De Vooys 1924, 354-373.]
Vooys, C.G.N. de, 1924, Verzamelde taalkundige opstellen, dl. 1, Groningen, Den Haag.
Vooys, C.G.N. de, 1925a, ‘De Franse woorden in het Nederlands’, in: De Vooys 1925, 31-38. [Oorspronkelijke publicatie 1907.]
Vooys, C.G.N. de 1925b, ‘Duitse invloed op het Nederlands’, in: De Vooys 1925, 39-70. [Oorspronkelijke publicatie 1909.]
Vooys, C.G.N. de, 1925c, ‘Engelse invloed op het Nederlands’, in: De Vooys 1925, 71-119. [Oorspronkelijke publicatie 1909.]
Vooys, C.G.N. de, 1925d, Verzamelde taalkundige opstellen, dl. 2, Groningen, Den Haag.
[pagina 692]
[p. 692]
Vooys, C.G.N. de, 1931a, ‘De taalbeschouwing van Siegenbeek-Weiland en van Bilderdijk’, Ntg. 25, 19-34. [Ook in De Vooys 1947, 63-76).
Vooys, C.G.N. de, 1931b, Geschiedenis van de Nederlandse Taal, in hoofdtrekken geschetst, Groningen etc. [5de druk, Groningen 1952.]
Vooys, C.G.N. de, 1934, ‘Iets over oude woordenboeken’, Ntg. 28, 263-272.
Vooys, C.G.N. de, 1937, ‘Opmerkingen over theorie en praktijk van interpunctie’, Ntg. 31, 251-258 en 337-347.
Vooys, C.G.N. de, 1940, ‘Oorsprong, eigenaardigheden en verbreiding van Nederlands “slang”’, Med. KNAW, Afd. Lett. NR 3, nr. 7, Amsterdam.
Vooys, C.G.N. de, 1942, ‘Klanknabootsing, klanksymboliek, klankexpressie’, Med. [K]NAW, Afd. Lett. NR 5, 113-160. [Ook in De Vooys 1947, 292-326.]
Vooys, C.G.N. de, 1943, ‘De lotgevallen van het pronomen dezelve’, Ntg. 37, 198-203.
Vooys, C.G.N. de, 1946, ‘Duitse invloed op de Nederlandse woordvoorraad’, Verh. KNAW. Afd. Lett. NR 49, nr. 1, Amsterdam.
Vooys, C.G.N. de, 1947, ‘Uit de geschiedenis van de Nederlandse taalkunde: van Ten Kate tot Siegenbeek’, in: Verzamelde Taalkundige Opstellen, Derde bundel, Groningen, Batavia, 11-22.
Vooys, C.G.N. de 1947a, ‘Duitse invloed op het Nederlands purisme’, in: De Vooys 1947, 5-10. [Oorspronkelijke publicatie 1927.]
Vooys, C.G.N. de, 1947b, ‘De Franse woorden in de brieven van Wolff en Deken’, in: De Vooys 1947, 77-87. [Oorspronkelijke publicatie 1933.]
Vooys, C.G.N. de, 1947c, Verzamelde taalkundige opstellen, dl. 3, Groningen, Den Haag.
Vooys, C.G.N. de, 1947d, Nederlandse spraakkunst, Groningen. [7e druk 1967]
Vooys, C.G.N. de, 1950a, ‘Omgangstaal in het begin en tegen het einde van de zeventiende eeuw’, Ntg. 43, 129-139.
Vooys, C.G.N. de, 1950b, ‘Opmerkingen over het taalgebruik van Pieter Langendijk’, Ntg. 43, 305-310.
Vooys, C.G.N. de, 1951a, ‘Leidse studententaal van ± 1700’, Ntg. 44, 51.
Vooys, C.G.N. de, 1951b, ‘Opmerkingen over de taal van Justus van Effen's Hollandsche Spectator’, Ntg. 44, 75-78.
Vooys, C.G.N. de, 1951c, ‘Engelse invloed op de Nederlandse woordvoorraad’, Verh. KNAW, Afd. Lett. NR 57, nr. 5, Amsterdam.
Vooys, C.G.N. de, 1952, Geschiedenis van de Nederlandse taal, 5de dr., Antwerpen, Groningen. [vgl. De Vooys 1970]
Vooys, C.G.N. de, 1967, Nederlandse spraakkunst, 7e druk, herzien door M. Schönfeld, Groningen.
Vooys, C.G.N. de, 1970, Geschiedenis van de Nederlandse Taal, Groningen. [= De Vooys 1952]
Vos, H.J. de, 1939, Moedertaalonderwijs in de Nederlanden, 2 dln., Turnhout.
Vos, J. / W.J.C. Buitendijk, 1975, Toneelwerken. Aran en Titus, Oene, Medea, uitgeg., ingel. en van aant. voorzien door W.J.C. Buitendijk, Assen etc.
[pagina 693]
[p. 693]
Vreese, W. de, 1962, Handschriften en handschriftenkunde, uitg. P.J.M. Vermeeren, Zwolle.
Vriendt, S.F.L. de, 1965, Sterke werkwoorden en sterke werkwoordsvormen in de 16de eeuw, Tongeren.
Vriendt-De Man, M.J. de, 1958, Bijdrage tot de kennis van het gebruik en de flexie van het ww. zullen in de 16de eeuw, Gent.
Vries, M. de, 1849, De Nederlandsche taalkunde, beschouwd in hare vroegere geschiedenis, tegenwoordigen toestand en eischen voor de toekomst, Haarlem.
Vries, M. de, 1850, De heerschappij over de taal, het beginsel der welsprekendheid, Groningen.
Vries, M. de, 1853, De Nederlandsche taalkunde in haren aard en hare strekking, Haarlem.
Vries, M. de, 1894, Verspreide taalkundige opstellen, Den Haag, Leiden.
Vries, W. de, 1910, ‘Opmerkingen over Nederlandsche syntaxis I. Usurpaties’, TNTL 29, 122 e.v.
Vries, W. de, 1911, Dysmelie, opmerkingen over syntaxis, Groningen.
Vries, J.W. de, 1986, Nederlands in vreemde mond, Leiden.
Vries, J.W. de, 1986, ‘De expansie van het Nederlands buiten Europa (behalve her Afrikaans)’, in: P.C. Paardekooper (red.), De Nederlandse taalkunde in kaart, Leuven, 40-41.
Vries, J.W. de, 1987, ‘De standaardtaal in Nederland’, in: J. de Rooij (red.), Variatie en norm in de standaardtaal, Amsterdam, 127-141.
Vries, J.W. de, 1989, ‘The Dutch, the Dutch language, and the world’, Dutch crossing nr. 38, 16-31.
Vries, J.W. de, 1989a, ‘Dat is mijn pakkie-an niet’, Ntg. 82, 242-244.
Vries, J. de & F. de Tollenaere 1991 J. de Vries, Etymologisch Woordenboek, 16de druk, bewerkt door F. de Tollenaere, m.m.v.A.J. Persijn, Utrecht.
Vries, J. de, R. Willemyns & P. Burger, 1993, Het verhaal van een taal. Negen eeuwen Nederlands, Amsterdam.
Vries, O., 1993, Naar ploeg en koestal vluchtte uw taal. De verdringing van het Fries als schrijftaal door het Nederlands (tot 1580), Ljouwert/Leeuwarden.
Vries, J. de & A. van der Woude, 1995, Nederland 1500-1850. De eerste ronde van moderne economische groei, Amsterdam.
W., van, 1950, ‘The writer doth protest too much, methinks, of: Ziet collega Hedeman spoken?’, Levende talen, 285-290.
Waher, H., 1988, ‘Eenders of anders? 'n Vergelyking tussen die ontkenning in Afrikaans en Afro-Portugees’, Suid-Afrikaanse Tydskrif vir Taalkunde 6, 109-127.
Wal, M.J. van der, 1986, Passiefproblemen in oudere taalfasen. Middelnederlands sijn/werden + participium praeteriti en de pendanten in het Gotisch, het Engels en het Duits, Leiden.
Wal, M.J. van der, 1992, ‘Dialect and standard language in the past: the rise of Dutch standard language in the sixteenth and seventeenth centuries’, in: J.A. van Leuvensteijn & J.B. Berns (red.), Dialect and standard language in the English, Dutch, German and Norwegian language areas, Amsterdam, Oxford, New York, Tokyo. 119-129.
Wal, M.J. van der, 1993, ‘Verrotens taalbeschouwing. Een onbekend voorbeeld van Stevinreceptie’, TNTL 109, 328-347.
[pagina 694]
[p. 694]
Wal, M.J. van der, 1994, ‘De Opstand en de taal. Nationaal bewustzijn en het gebruik van het Nederlands in het politieke krachtenveld’, De zeventiende eeuw 10, 110-117.
Wal, M.J. van der, 1995, De moedertaal centraal. Standaardisatie-aspecten in de Nederlanden omstreeks 1650. Den Haag.
Wal, M. van der & C. van Bree, 1992, Geschiedenis van het Nederlands, Utrecht.
Walewein / G.A. van Es, 1957, De jeeste van Walewein en het schaakbord van Penninc en Pieter Vostaert. Artur-epos uit het begin van de 13e eeuw, uitgegeven, verklaard en ingeleid door G.A. van Es, 2 dln., Zwolle 1957.
Walraven, Th.L.M., 1975, ‘The optional “om” in Dutch infinitive constructions’, in: A. Kraak (red.), Linguistics in the Netherlands 1972-1973, Assen, Amsterdam, 210-221.
Waterschoot, W. & D. Coigneau, 1975, Eduard de Dene, Testament Rhetoricael, Jaarboek ‘De Fonteine’, dl.2.
Waterschoot, W. & D. Coigneau, 1976-1977, Eduard de Dene, Testament Rhetoricael, Jaarboek ‘De Fonteine’, dl. 2.
Waterschoot, W. & D. Coigneau, 1978-1979, Eduard de Dene, Testament Rhetoricael, Jaarboek ‘De Fonteine’ dl.2.
Weerman, F., 1988, ‘Moet kunnen: Middelnederlandse zinnen zonder subject’, Ntg. 81, 289-310.
Weerman, F., [1989], The V2 conspiracy: a synchronic and a diachronic analysis, z.p.
Weijnen, A., 1966, Nederlandse dialectkunde, 2de dr., Assen.
Weijnen, A.A., 1967, ‘Leenwoorden uit de Latinitas stratigrafisch beschouwd’, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, afl. 9/12, 365-480.
Weijnen, A., 1968, Zeventiende-eeuwse taal, 5de dr., Zutphen.
Weijnen, A.A., 1971, Schets van de geschiedenis van de Nederlandse syntaxis, Assen.
Weijnen, A.A., 1974, Het Algemeen Beschaafd Nederlands historisch beschouwd, Assen.
Weijnen, A., 1980, J. Kruysen (red.), Liber amicorum Weijnen. Een bundel opstellen aangeboden aan Prof. Dr. A. Weijnen, Assen.
Weijnen, A. & A.M.J. Gordijn, 1970, ‘Het binnendringen van het voorzetsel in het indirekt object in het Nederlands’, Leuvense Bijdragen 59, bijblad, 125-130.
Weiland, P., 1799, ‘Inleiding’, in: Nederduitsch taalkundig woordenboek, dl.1, Amsterdam, 1-196.
Weiland, P., 1805, Nederduitsche spraakkunst: Uitgegeven in naam en op last van het staatsbestuur der Bataafsche Republiek, Amsterdam.
Weinreich, U., W. Labov & M. Herzog, 1968, ‘Empirical Foundations for a Theory of Language Change’, in: W.P. Lehmann & Y. Malkiel (red.), Directions for Historical Linguistics, Austin, 95-188.
Weiss, H., 1992, Universalgrammatiken aus der ersten Hälfte des 18. Jahrhunderts in Deutschland. Historisch-systematische Untersuchung einer terra incognita, Münster.
Wells, R., 1956, ‘Acronomy’, in: M. Halle e.a.(red.), For Roman Jakobson, The Hague, 662-669.
Werve, J. van den, 1553, Het Tresoor der Duytsscher talen [...], Brussel.
[pagina 695]
[p. 695]
Wet, G.C. de, 1981, Die vryliede en vryswartes in die Kaapse nedersetting 1657-1707, Kaapstad.
Wielligh, G.R. von, 1917, ‘Die laaste snikke van Maleis-Portugees aan die Kaap’, overgedrukt in: M. Valkhoff, Studies in Portuguese and Creole with special reference to South Africa, Johannesburg, 1966.
Wijk, N. van, 1906, De Nederlandsche Taal. Handboek voor Gymnasia en Hoogere Burgerscholen, Zwolle. [3e verb. en verm. druk 1913.]
Wille, J., 1924, De literator R.M. van Goens en zijn kring. Studiën over de tweede helft der 18de eeuw, Eerste deel, tweede stuk, Zutphen.
Wille, J., 1935, Taalbederf door de school van Kollewijn, Amsterdam.
Willems, J.H.J., 1970, ‘Naar aanleiding van hun = zij’, Ntg. 63, 174-175.
Willemyns, R., 1967, ‘Iets over de taal van de “Rhetoricaele Wercken” van Anthonis de Roovere’, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 557-573.
Willemyns, R., 1968, ‘Kultuurinvloed’, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 336-351.
Willemyns, R., 1970, ‘De Spanje-reis (1564-1571) uit het 16de-eeuwse Weydts-hs.’, Handelingen van de koninklijke commissie voor geschiedenis 136, 49-141.
Willemyns, R., 1971a, ‘Enkele aspecten van het 16de-eeuwse Brugs van Willem Weydts’, Hand. v.d. Kon.Zuidned.Mij voor Taal- en Letterk. en Gesch., 345-356.
Willemyns, R., 1971b, Bijdrage tot de studie van de klankleer van het Brugs op het einde van de Middeleeuwen, Tongeren.
Willemyns, R., 1973, ‘Wgm. o in het Middelvlaams: Hypothesen en alternatieven’, Taal en Tongval 25, 150-160.
Willemyns, R., 1976, ‘Historische grammatica en dialectologie’, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 45-59.
Willemyns, R., 1979, Het niet-literaire Middelnederlands. M.m.v.J. Goossens, Assen, Brugge.
Willemyns, R., 1992, ‘Taalontwikkelingen in de Zuidelijke Nederlanden na de politieke scheiding’, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 99-115.
Willemyns, R., 1994, ‘Taalpolitiek in de Bourgondische tijd’, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 162-177.
Willemyns, R., 1995, ‘Taalcontact en erosie: het geval Frans-Vlaanderen’, Neerlandica Wratislaviensia 7, 263-280.
Willemyns, R., [1996], ‘Interferenz Niederländisch-Französisch’, H. Goebl, P. Nelde, S. Zdenek & W. Wölck (red.), Kontaktlinguistik. Ein internationales Handbuch zeitgenössischer Forschung, Berlin.
Wils, L., 1977, ‘De taalpolitiek van Willem I’, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 92, 81-87.
Wils, L., 1979, Honderd jaar Vlaamse Beweging, dl. 1, Geschiedenis van het Davidsfonds tot 1914, Leuven.
[pagina 696]
[p. 696]
Wils, L., 1985, De taalpolitiek van Willem I, Wetenschappelijke Tijdingen 44, 193-201.
Winkel, L.A. te, 1857, ‘Brief aan den Heer Dr. W.G. Brill’, Nieuw Nederlandsch Taalmagazijn 4, 262-276.
Winkel, L.A. te, 1858, De logische analyse: Beschouwingen naar aanleiding van Prof. T. Roorda's Rede-ontleding of de logische analyse der taal, dl.1, Zutphen.
Winkel, L.A. te, 1859, De logische analyse: Antwoord op de bedenkingen van prof. T. Roorda en Dr. Q.N. tegen het werkje, getiteld: Beschouwingen naar aanleiding van Prof. T. Roorda's Rede-ontleding of logische analyse der taal, dl.2, Zutphen.
Winkel, L.A. te, 1860, De Nederlandsche spelling, onder beknopte regels gebragt (...), 2de dr., Leiden.
Winkel, L.A. te, 1861, ‘Antwoord aan Prof. Dr. W.G. Brill op zijnen brief over de definitie van het werkwoord, De Taalgids 3, 1-26.
Winkel, L.A. te, 1862, ‘Brief aan de redactie van het tijdschrift De Gids’, De Taalgids, 156-188.
Winkel, L.A. te, 1863, De grondbeginselen der Nederlandsche Spelling; ontwerp der spelling voor het aanstaande Nederlandsch woordenboek, Leiden.
Winkel, L.A. te, 1864, ‘Wat zoekt de etymologie? Wat heeft men te verstaan door den innerlijken vorm der woorden?’, De Taalgids 6, 210-217.
Winkel, J. te, 1901, ‘Geschiedenis der Nederlandsche taal’. Vert. door F.C. Wieder, Culemborg. [Vert. van ‘Geschichte der niederländischen Sprache’, in: H. Paul (Hrsg.), Grundriss der germanischen Philologie, 3 Bde., 2. Aufl., Strassburg 1896-1909, 1, 781-925.]
Winkel, J. te, 1905, Inleiding tot de geschiedenis der Nederlandsche taal, Culemborg.
Winkler, J., 1874, Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon, Den Haag.
Wiss. = Wisselau, CG II, 1, 529-546 (West-(Belgisch)-Brabant 1291-1300); de datering wordt recentelijk bestreden.
Witsen Geysbeek, P.G., 1821-1827, Biographisch, anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters, 6 dln., Amsterdam.
Witte, E., 1979, ‘Politiek leven: 1815-1830’, in: Stengers 1979, 178-187.
WNT, 1882-, zie: Woordenboek der Nederlandsche Taal.
Wolff, B. & A. Deken / J.C. Brandt Corstius, 1977, Lotje Roulin. Een liefde in de achttiende eeuw zoals zij wordt verhaald in de roman Willem Leevend, uitg. J.C. Brandt Corstius, 2de herz. dr., Culemborg.
Woltjer, J.J., 1979a, ‘De Vrede-makers’, in: S. Groenveld, H.L.Ph. Leeuwenberg (red.), De Unie van Utrecht. Wording en werking van een verbond en een verbondsacte, Den Haag, 56-87.
Woltjer, J.J., 1979b, ‘De wisselende gestalten van de Unie’, in: S. Groenveld, H.L.Ph. Leeuwenberg (red.): De Unie van Utrecht. Wording en werking van een verbond en een verbondsacte, Den Haag, 88-100.
Woltjer, J.J., 1986, Boekbeoordeling van J. Briels, Zuid-Nederlanders in de Republiek 1572-1630, Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 66, 264-269.
Woltjer, J.J., 1994, ‘De plaats van de calvinisten in de Nederlandse samenleving’, De zeventiende eeuw 10, 3-23.
[pagina 697]
[p. 697]
Woordenboek der Nederlandsche taal, 1882-..., M. de Vries, L.A. te Winkel et al. (red.), 's-Gravenhage etc.
Worden, N., 1984, Slavery in Dutch South Africa, Cambridge.
Woude, A.M. van der, 1980, ‘De alfabetisering’, in: D.P. Blok e.a. (red.), Algemene geschiedenis der Nederlanden, Haarlem, 257-264.
Woude, A.M. van der, 1986, Nederland over de schouder gekeken, Utrecht.
WP, 1975-1976, A.J. Wiggers e.a. (red.), Grote Winkler Prins Encyclopedie in twintig delen, Amsterdam, Brussel.
WPs.= Wachtendonckse Psalmen, zie: Quak 1981.
Wr.Rag. = Wrake van Ragisel, CG II,1, 352-374 (Oost-Vlaanderen 1260-1280).
Wyk, E.B. van, 1983, ‘Gepidginiseerde Afrikaans’, in: G. Claassen & M.C.J. van Rensburg (red.), Taalverskeidenheid, Pretoria, 162-170.
Zaalberg, C.A., 1975a, Taaltrouw. Nieuwe en oude glottagogische overwegingen, Culemborg.
Zaalberg, C.A., 1975b, ‘Tsoep Wegtermay kraait viktorie’, in: G. Kazemier & P.P.J. van Caspel (red.), Taal- en letterkundig gastenboek voor...G.A. van Es, Groningen, 143-147.
Zaalberg, C.A., 1981, ‘1931 en 1981. Herinneringen en indrukken’, Onze Taal 50, 33-35.
Zaalberg, C.A., 1986, ‘De in las van “van”’, Onze Taal 55, 146.
Zandvoort, R.W., 1959, ‘Hier is de Radio-nieuwsdienst’, Levende talen, 409-413.
Zandvoort, R.W., 1964, English in the Netherlands. A story in Linguistic Infiltration, Groningen.
Zeeman, C.F., 1888, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, benamingen en volksuitdrukkingen aan den bijbel ontleend, 2de druk, Dordrecht.
Zuidema, W. 1894, ‘Ja, Onaannemelijk!’, Noord en Zuid 17, 17-34.
Zumthor, P., 1951, ‘Abrévations composées’, Vers. KNAW NR dl.58, nr. 2, Amsterdam.
Zwaan, F.L., 1939, Uit de geschiedenis der Nederlandsche Spraakkunst. Grammatische stukken van De Hubert, Ampzing, Statenvertalers en reviseurs, en Hooft, uitgegeven, samengevat en toegelicht door F.L. Zwaan, Groningen etc.
Zwaan, F.L., 1957, Zie: Van der Schuere/Zwaan.
Zwaan, F.L., 1981, ‘Iets over het proza van Hoofts Schijnheiligh’, in: E.K. Grootes e.a. (red.), Studies over Hooft, uyt Liefde geschreven, Groningen, 183-192.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken