Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De erfgenaam in Amerika (ca. 1910-1920 )

Informatie terzijde

Titelpagina van De erfgenaam in Amerika
Afbeelding van De erfgenaam in AmerikaToon afbeelding van titelpagina van De erfgenaam in Amerika

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.49 MB)

Scans (31.89 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Vertaler

Simon Jacobus Andriessen



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De erfgenaam in Amerika

(ca. 1910-1920 )–Mark Twain–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

V.

Er kwam geen antwoord op het telegram, er kwam geen dochter. Toch liet niemand eenige ongerustheid of verwondering hierover blijken; dat is te zeggen, niemand dan Washington. Na drie dagen wachtens vroeg hij aan Lady Rossmore, wat zij dacht, dat er aan haperde. Zij antwoordde doodbedaard:

‘Och, 't is zoo'n begrip van haar, waarvan men zich nooit rekenschap kan geven. Zij is door en door een Sellers, althans in sommige opzichten; en een Sellers weet vooruit niet te zeggen, wat hij doen zal, omdat hij het zelf niet weet, voordat hij het gedaan hoeft. Zij is gezond en wel, er is geen reden om over haar on-

[pagina 28]
[p. 28]

gerust te zijn. Als het haar gelegen komt, zal zij komen of zal zij schrijven, en het is niet te zeggen wat, voordat het gebeurd, is.’

Het bleek een brief te zijn. Deze werd juist op dat oogenblik overhandigd en aangenomen door de moeder zonder bevende handen of koortsachtige gejaagdheid, of eenige andere van die verschijnselen, gewoon in geval van een lang uitgebleven antwoord op een gewichtig telegram. Zij veegde haar bril met de meest mogelijke bedaardheid af, terwijl zij aldoor voortpraatte, brak den brief toen open en begon overluid te lezen:

 

Rowena - Ivanhoe school, Donderdag.

 

Beste Mama Rossmore,

 

Och, wat was dat een blijdschap, - dat kan u begrijpen. Ze hadden altijd hare neuzen over onze aanspraken opgetrokken, weet u; en ik had er mij altijd zoo goed mogelijk uit weten te redden. Ze zeiden altijd, dat het al wat groots en deftigs was, rechtmatige aanspraak op een graventitel te kunnen maken; maar als dat zóó ver te zoeken was, dan gaf het ook niet al te veel. Welnu, het telegram maakte heel wat sensatie! De bode kwam de groote zaal binnen en riep overluid uit: ‘Een telegram voor Lady Gwendolen Sellers!’ en nu had u eens moeten zien, welk eene uitwerking dit op al die trotsche aristocraten had. Ik zat juist in een hoek allen, - dat is daar waar Asschepoester behoort. Ik nam het telegram aan en las het en trachtte flauw te vallen, - en ik had dit ook wel kunnen doen, als ik er op voorbereid was geweest, maar het kwam zoo onverwachts, begrijpt u - maar ik deed, wat mij het eerst in de gedachten kwam: ik bracht mijn zakdoek naar mijne oogen en vloog al snikkende naar mijne kamer, waarbij ik het telegram, schijnbaar bij ongeluk, liet vallen. Ik liet een klein hoekje voor mijn oog vrij - juist groot genoeg om den troep naar het telegram te zien grijpen - en zette daarop mijne vlucht voort, schijnbaar met een gebroken hart, maar werkelijk zoo blij als een engel.

Toen kwamen de condoleantievisites, en ik moest het aanbod, de kamer van Miss Augusta Templeton Ashmore Hamilton daarvoor zoolang te gebruiken, aannemen, omdat de toevloed zoo groot was en er in mijn kamertje geen plaats voor drie menschen is. En nu moet ge weten, dat het eerste meisje, dat bij mij kwam om mij te troosten, dat dwaze schepseltje van Skimperton was, dat mij altijd zoo schandelijk had behandeld en zich steeds op den voorgrond gesteld had, omdat een voorvader van haar een Mc Allister was.

Maar de grootste zegepraal van alles was - raad eens! Maar u kan het nooit raden. Het was dit. Die kleine gekkin en twee anderen hebben er altijd over gekibbeld, wie het recht had om voor te gaan - volgens den maatschappelijken rang. Ieder van haar maakte namelijk aanspraak op het recht om het eerst van tafel op te staan, en dus bleef geen van haar ooit tot aan het einde, maar ging al in het midden van het diner weg om aan het hoofd van de anderen te komen. Welnu, na mij een dag lang afgezonderd te hebben gehouden - ik moest nog in den rouw gaan, - verscheen ik weer aan de tafel, en toen... wat denkt ge? Deze drie bleven nu

[pagina 29]
[p. 29]


illustratie
Ik vloog al snikkende naar mijne kamer. (Bladz. 28.)


aan tafel zitten wachten totdat Lady Gwendolen opgestaan was.

Och, wat heb ik daar een pleizier in gehad. En u moet weten, dat geen van de meisjes de wreedheid heeft gehad, mij te vragen hoe ik aan mijn nieuwen naam kwam. Bij sommigen kwam dit uit medelijden voort, bij anderen weer uit andere beweegredenen. Zij weerhielden zich daarvan niet

[pagina 30]
[p. 30]

uit aangeborenen welwillendheid, maar uit aangeleerden bescheidenheid. Ik heb ze die geleerd.

Zoodra ik kan, kom ik thuis. Zeg aan pa, dat ik even veel van hem houd als van mijn nieuwen naam. Ik weet mij niet sterker uit te drukken. Welk eene gelukkige gedachte mij een telegram te zenden! Maar dergelijke invallen zijn bij hem geen zeldzaamheid.

 

Ontvang de groeten van

 

Uwe liefhebbende dochter

 

Gwendolen.

 

Hawkins greep naar den brief en keek dien in.

‘Een mooie hand,’ zeide hij, ‘en vol bezieling. Zij heeft een helder hoofd.’

‘Och, dat hebben ze allemaal - de Sellersen. Dat is te zeggen, dat zouden ze hebben, als er waren. Zelfs die arme Latherssen zouden een hoofd hebben gehad, als, als zij Sellersen geweest waren, ik bedoel volbloed Sellersen. Natuurlijk hebben zij wel wat van het bloed der Sellersen in zich, maar onvermengd is het niet.’

Op den zevenden dag, nadat het telegram afgezonden was, kwam Washington peinzende beneden om te ontbijten en kon zijne oogen ternauwernood gelooven. Daar stond het mooiste meisje vóór hem, dat hij ooit van zijn leven gezien had. 't Was Sally Sellers, Lady Gwendolen; zij was gedurende den nacht gekomen. En het kwam hem voor, dat hare kleederen de mooiste waren die hij ooit had gezien. Het was slechts een ochtendjapon maar hij verklaarde dat hij te Cherokee Strip nog nooit zoo iets elegants had gezien. En nu begreep hij, hoe het gekomen was, dat zulk een roos te midden der armoede van de familie Sellers ontloken was: hier was de toovenaar te werk geweest.

‘Mijne dochter, majoor Hawkins, naar huis gekomen op de tijding van de ramp, die ons getroffen heeft, om de oorsprongen van haar bestaan den last der smart te helpen dragen. Zij hield dol veel van den overleden graaf - aanbad hem, Mijnheer, aanbad hem...’

‘Maar, vader, ik heb hem nooit gezien.’

Juist, - zij heeft gelijk, ik dacht aan een ander - aan hare moeder...’

‘Zou ik dien kerel hebben aangebeden? - dien lummel, dien ezel...’

‘Ik dacht aan mij zelf! Die edele man, wij waren onafscheidelijke metge...’

‘Hoor dat nu eens aan! Mulberry Sel... Mul... Rossmore! - ik kan dien lastigen naam nooit onthouden - ik heb je eens hooren zeggen, ik heb je wel duizendmaal hooren zeggen, dat, als die arme sul...’

‘Ik dacht toen aan... aan... ik weet niet, aan wien ik dacht, en dat doet eigenlijk niets tot de zaak af; iemand aanbad hem toch, dat herinner ik mij, alsof het gisteren was, en....’

‘Vader,’ viel Lady Gwendolen hem in de rede, ‘u heeft majoor Hawkins nog niet eens aan mij voorgesteld; maar dat behoeft nu niet meer. Ik kan mij u nog zeer goed herinneren, majoor Hawkins, ofschoon ik nog maar een klein kind was, toen ik u de laatste maal zag; en het doet mij inderdaad veel, heel veel genoegen, u weer te zien en u in ons huis als een der onzen aan te treffen.’ Zij eindigde hare hartelijke woorden

[pagina 31]
[p. 31]


illustratie
Het mooiste meisje dat hij ooit gezien had (Bladz. 30).


met de hoop uit te spreken, dat hij haar ook niet vergeten had.

Hij was bijzonder ingenomen met de hartelijkheid, waarmede zij hem ontving, en verzekerde, haar van zijn kant, dat hij zich haar nog heel goed herinnerde, en niet alleen dit, maar nog beter dan hij zich zijne eigene kinderen herinnerde, doch dit was toch wel wat te veel gezegd; toch wist hij zich door dezen verwarden volzin heen te worstelen, daar deze toch aan het doel beantwoordde, hetgeen hierin bestond, dat hare

[pagina 32]
[p. 32]

buitengewone schoonheid hem zóó overbluft had, dat hij niet wist, wat hij zeide, en daarom kon hij niet met zekerheid zeggen, of hij zich haar al dan niet herinnerde. Deze woorden maakte hem tot haar vriend.

Inderdaad mocht de schoonheid van dit lieve schepseltje een zeldzaam verschijnsel heeten. Deze bestond niet in het feit, dat zij oogen, neus, mond, kin, haar en ooren had: het bestond in de onberispelijke schikking. In de echte schoonheid hangt meer af van eene juiste plaatsing der verschillende lichaamsdeelen dan van de lichaamsdeelen zelf. In dit opzicht mocht Gwendolen Sellers een model van schoonheid heeten.

 



illustratie

 

Nu de familiekring door de komst van Gwendolen voltallig was geworden, werd er besloten, dat de officieele rouw nu zou beginnen.

‘'t Is een beroemd oud geslacht, en daarover dient rouw gedragen te worden, bijna koninklijk, bijna keizerlijk, mag ik wel zeggen. En - Lady Gwendolen - maar zij heeft de kamer verlaten; doch dat doet er niet toe; ik wou, dat ik mijn stamboek hier had; ik zal het zelf gaan halen en je een paar dingen laten zien, die je eenig denkbeeld zullen geven van hetgeen ons geslacht is. Ik heb Burke bestudeerd en daarin gevonden, dat het vierenzestigste natuurlijke kind van Willem den Veroveraar... Och, liefste, wil jij dat boek eens voor mij halen? Het ligt op de schrijftafel in ons boudoir. Ja, alleen St.-Albans, Buccleugh en Grafton staan boven ons op de lijst - al de overigen van den Engelschen adel komen na ons... O, wel bedankt, Mylady. Welnu dan, wij wenden ons tot William en vinden... Een brief voor X Y Z! O prachtig! Wanneer is die gekomen?’

‘Gisteravond; maar ik was al in slaap, voordat je kwaamt, je bent zoo lang uitgebleven; en toen ik aan het ontbijt kwam, was Miss Gwendolen... Wel, zij heeft mij heelemaal in de war gebracht, weet je...’

‘Een verwonderlijk meisje: haar hooge afkomst is te ontdekken in haar stap, hare houding, hare trekken... Maar wat zegt hij?’

‘Ik heb den brief niet gelezen - hm - Rossm - Mr. Rossm - hm...’

‘Mylord! Maak het maar zoo kortaf. Dat is de Engelsche manier. Ik zal hem openbreken. Komaan, laat ons eens zien!’

 

Aan een bekende. Ik geloof, dat ik u ook ken. Wacht tien dagen. Ik kom te Washington.

[pagina 33]
[p. 33]

De opgewektheid verdween van de gezichten der beide mannen. Er heerschte gedurende een poos een diep stilzwijgen, toen zei de jongste met een zucht:

‘Maar wij kunnen geen tien dagen op het geld wachten.’

‘Neen - de man is onredelijk; wij kunnen het hoofd niet langer boven water houden, financieel gesproken.’

‘Als we hem maar op de een of andere wijze konden doen weten, dat het zóó met ons gesteld is, dat tijd van het uiterste gewicht voor ons is...’

‘Ja, ja, daar zit 't 'em - en dat het ons dus, als het hem schikte om terstond te komen, een groot genoegen zou doen, dat wij...’

‘Dat wij - dat wij...

‘Wel, dat wij op zeer hoogen prijs zouden stellen...’

‘Dat is het - en gaarne met een wederdienst beantwoorden...’

‘Zeker - dat zal hem wel hier brengen. En als hij een man is, die eenig gevoel heeft, zal hij hier wel binnen de vier en twintig uren zijn. Pen en papier! Komaan, wij zullen het opschrijven.’

Zij stelden met elkaar wel twee en twintig verschillende advertentiën op, maar geen daarvan beviel hun in alle opzichten. Een hoofdgebrek in alle was dat aandringen op spoed. Dat was een lastige zaak: als dit zoo op den voorgrond werd gesteld, was het geschikt om den argwaan van Pete te wekken; als het niet op den voorgond werd gesteld, miste men het doel.

Eindelijk kwamen beiden tot het besluit, dat het maar het beste zou wezen, de tien dagen te wachten, te meer daar er een lichtstraal in de duisternis voor hen opging: daar zij nu iets bepaalds op het oog hadden, zouden zij waarschijnlijk wel geld op de belooning kunnen leenen - in elk geval genoeg om er zoolang van te leven, totdat zij deze ontvangen hadden; en inmiddels zou het belichamingsrecept klaar zijn en dan vaarwel aan alle bezwaren voor immer en altoos!

Den volgenden dag, den tienden Mei, gebeurden er een paar dingen. De stoffelijke overblijfselen van de adellijke tweelingbroeders uit Arkansas vertrokken uit Amerika naar Engeland, bestemd voor Lord Rossmore, en de zoon van Lord Rossmore, Kirkeudbright Llanover Majoribanks Sellers Burggraaf Berkeley, zeilde van Liverpool naar Amerika om het graafschap aan den rechtmatigen erfgenaam, Mullberry Sellers, van het kasteel Rossmore in het district Columbia in de Vereenigde Staten van Amerika, over te geven.

Deze twee gewichtige ladingen zouden elkander vijf dagen daarna midden in den Atlantischen Oceaan voorbijstevenen zonder zich daarvan bewust te zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken