Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De erfgenaam in Amerika (ca. 1910-1920 )

Informatie terzijde

Titelpagina van De erfgenaam in Amerika
Afbeelding van De erfgenaam in AmerikaToon afbeelding van titelpagina van De erfgenaam in Amerika

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.49 MB)

Scans (31.89 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Vertaler

Simon Jacobus Andriessen



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De erfgenaam in Amerika

(ca. 1910-1920 )–Mark Twain–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VI.

Na verloop van tijd kwamen de tweelingen aan en werden aan hun doorluchtigen bloedverwant overgeleverd. We zullen geene poging doen om de woede van den ouden man te beschrijven, daar toch elke beschrijving beneden de werkelijkheid zou blijven. Toen zijne woede eenigszins tot bedaren gekomen was, overdacht hij de zaak nog eens en kwam tot het besluit, dat de tweelingen eenige zedelijke rechten hadden, al

[pagina 34]
[p. 34]

hadden zij dan ook geene wettige: zij waren van zijn bloede, en het ging niet best, ze als gewone dooden te behandelen. Zoo liet hij ze dan op plechtige wijze bij hunne voorvaderen op het kerkhof van Cholmondeley begraven en sloot zich zelfs als naaste bloedverwant bij den lijkstoet aan.

De tijd ging onzen vrienden te Washington langzaam voorbij, terwijl zij op Pete wachtten, en diens naam

illustratie

met verwenschingen overlaadden vanwege zijn noodlottig uitstel. Inmiddels was Sally Sellers, die even practisch en democratisch was, als Lady Gwendolen romantisch en aristocratisch, druk in de weer en maakte zich hare dubbele persoonlijkheid zooveel mogelijk ten nutte. Den geheelen dag verdiende Sally Sellers in de afzondering van hare werkkamer brood voor de familie Sellers; en den geheelen avond hield Lady Gwendolen de waardigheid der Rossmores op. Den geheelen dag was zij eene Amerikaansche, practisch en trotsch op het werk van haar hoofd en hare handen en de vruchten daarvan; den geheelen avond hield zij rust en vertoefde in een rijk schaduwland, met de fictie van titels en tronen. Overdag was het huis voor haar een eenvoudig, vervallen, oud gebouw; des avonds was 't het kasteel Rossmore. Op school hadden de meisje gemerkt, dat zij hare eigene japonnen maakte. Zij had daarna geene ledige oogenblikken en verlangde dit ook niet; want het gebruik maken van eene buitengewone gave is het grootste genoegen in het leven, en het was algemeen bekend, dat Sally Sellers in het maken van costumes zeer bedreven was. Binnen drie dagen nadat zij tehuis gekomen was, had zij al eenig werk weten te krijgen; voordat Pete nog te Washington was, en voordat de tweelingen in Engelschen grond rustten, was zij reeds met werk overstelpt en behoefden de familieportretten niet meer voor schuld opgeofferd te worden.

‘Zij is een flinke meid,’ zeide

[pagina 35]
[p. 35]

Rossmore tegen den majoor, ‘precies haar vader: altijd bereid om met hoofd en handen te werken, zonder zich daarover te schamen; handig, altijd handig, wat zij ook moge ondernemen; alles gelukt haar, wat zij doet; zoo is zij geheel eene practische Amerikaansche door aangeboren nationaliteit, en tegelijkertijd eene aristocratische Europeesche door overgeërfden adel des bloeds. Zij is precies mij: Mulberry Sellers, in geldzaken en in vindingrijkheid.’

De beide vrienden hadden dagelijks een bezoek aan het postkantoor gebracht. Eindelijk was hunne wandeling niet vruchteloos geweest. Tegen den avond van den 20sten Mei werd hun een brief voor X Y Z ter hand gesteld. Daarop stond de poststempel van Washington; het briefje zelf was niet gedateerd. Het luidde:

‘Aschvat, achter den lantaarnpaal in Black-Horse-Alley. Als ge eerlijk spel speelt, zet er u dan morgenochtend den 21sten op neer, en wel om 10 uur en 20 minuten, niet vroeger of later. Wacht, totdat ik kom.’

 

De vrienden dachten ernstig over dit briefje na. Eindelijk zeide de graaf:

‘Zou je niet denken, dat hij bang is, dat wij van de politie zijn?’

‘Waarom Mylord?’

‘Omdat dat geene plaats voor eene samenkomst is. Er is daarin niets vriendelijks, niets gezelligs gelegen. En tevens zou iemand, die nieuwsgierig was om te weten, wie er op dat aschvat zat, zonder zich aan ontdekking bloot te stellen, op den hoek der straat kunnen gaan staan en die langs kijken en op die wijze zijne nieuwsgierigheid bevredigen.’

‘Ja, zijn plan is nu duidelijk. Hij schijnt iemand te zijn, die niet oprecht kan zijn. Ik wou, dat hij ons gezegd had, in welk logement hij...’

‘Nu heb je het gevat; Washington: hij heeft het ons verteld.’

‘Heeft hij?’

‘Wel zeker. Black House Alley loopt langs één kant van New-Gadsby. Dat is zijn logement.

Hoe denk je dat zoo?

Ik weet het met zekerheid. Hij heeft een kamer vlak tegenover dien lantaarnpaal. Hij zal daar morgen om 10 uur 20 minuten dood op zijn gemak achter zijne gordijnen plaats nemen, en als hij ons op het aschvat ziet zitten, zal hij bij zich zelf zeggen: “Ik heb een van die kerels in den trein gezien” - en dan zal hij zich terstond uit de voeten maken.’

Hawkins keek teleurgesteld en zeide:

‘Och, hemel, dan is alle kans verkeken, kolonel, - dat zal hij stellig doen.’

‘Dat zal hij niet.’

‘Niet? En waarom niet?’

‘Omdat jij niet op het aschvat moet gaan zitten, maar ik. Jij moet er komen met een agent van politie

illustratie

in burgerkleeren, zoodra je hem ziet aankomen, en een gesprek met mij aanknoopen.’

‘Wat heb je toch een scherp doorzicht, kolonel Sellers! Daaraan zou ik nooit van mijn leven gedacht hebben.’

‘Dat zou zeker geen graaf van Rossmore tusschen Willem den Veroveraar en Mullberry gedaan hebben - als graaf namelijk: maar het is nu nog werktijd, en de graaf in mij

[pagina 36]
[p. 36]

sluimert nog. Komaan Ik zal je zijne kamer aanwijzen.’

Zij bereikten de buurt, waarin het logement New-Gadsby stond, omstreeks negen uur in den avond en liepen de straat door, totdat zij bij den lantaarnpaal kwamen.

‘Daar zijn weer,’ zeide de kolonel zegevierend, terwijl hij met de hand naar het logement wees. ‘Daar is het! Wat heb ik je gezegd?’

‘Dat is goed en wel, maar, kolonel, het is zes verdiepingen hoog. Ik begrijp niet, welk raam je...’

‘Al de ramen. Laat hem maar kiezen, - 't is mij onverschillig, nu ik hem binnen mijn bereik heb. Ga jij nu op den hoek van de straat staan; ik zal het logement eens wat nader opnemen.’

De graaf liep tusschen de menigte door en koos eindelijk eene plaats in de nabijheid van de lift. Gedurende een uur gingen er verscheidenen naar boven en kwamen er verscheidenen naar beneden; en allen zonder eenig lichaamsdeel te missen; maar eindelijk zag de graaf vluchtig een persoon, die de gezochte wed wezen zou, - zag slechts zijn rug, want door de haast had hij het gezicht niet kunnen zien. Hij zag alleen een vreemdsoortigen hoed, en daaronder een opgerolden plaid met nogal schelle kleuren en eene ledige mouw, aan den schouder vastgespeld. Toen onttrok de lift deze verschijning eensklaps aan zijn blik, en de graaf snelde in eene verheugde stemming weg en keerde naar zijn medestander terug.

‘We hebben hem, majoor - we hebben hem zeker! Ik heb hem gezien; en onverschillig waar of wanneer ik dien man van achteren zie, ik zal hem ten allen tijde herkennen. 't Is alles in orde. Nu eene machtiging van de politie.’

Zij kregen deze na het gebruikelijke wachten in zulke gevallen. Omstreeks half twaalf waren zij te huis en gelukkig, en gingen naar bed, vol van de groote dingen, die er den volgenden dag zouden geschieden.

Onder de personen, die met de lift naar boven gingen, bevond zich ook een jeugdige bloedverwant van Mulberry Sellers, maar Mulberry wist dit niet en zag hem ook niet. 't Was de burggraaf Berkeley.

 



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken