Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De erfgenaam in Amerika (ca. 1910-1920 )

Informatie terzijde

Titelpagina van De erfgenaam in Amerika
Afbeelding van De erfgenaam in AmerikaToon afbeelding van titelpagina van De erfgenaam in Amerika

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.49 MB)

Scans (31.89 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Vertaler

Simon Jacobus Andriessen



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De erfgenaam in Amerika

(ca. 1910-1920 )–Mark Twain–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VIII.

‘Groote God! Is het mogelijk, Hawkins?’

De ochtendeditie ontviel aan de trillende handen van den kolonel.

‘Wat is er?’

‘Hij is verdwenen! - de jeugdige, de begaafde, de edelste van zijn doorluchtig geslacht! verdwenen in de vlammen!’

‘Wie?’

‘Mijn kostelijke, jeugdige bloedverwant - Kirkcudbright Llanover Majoribanks Sellers Burggraaf Berkeley, de zoon en erfgenaam van den onrechtmatigen Rossmore.’

‘Loop heen!’

‘'t Is waar - 't is maar al te waar.’

‘Wanneer?’

‘Vannacht.’

‘Waar?’

‘Hier te Washington zelf, waar hij gisteravond uit Engeland is aangekomen, zooals de courant zegt.’

‘Och kom!’

‘Het logement is afgebrand.’

‘Welk logement?’

[pagina 41]
[p. 41]

‘Het New Gadsby logement!’

‘Hemelsche goedheid! Dan zijn we ze beiden kwijt!’

‘Wie beiden?’

‘De Eenarmige Pete.’

‘Och lieve hemel! ik dacht heelemaal niet aan hem. Och, nu is al onze hoop vervlogen.’

‘Och, wij kunnen hem niet missen. We kunnen beter een millioen graven verliezen dan onzen eenigen steun en staf.’

Zij keken de courant aandachtig door en verschrikten niet weinig, toen zij lazen dat men een man met één arm langs een der bovengangen van het logement had zien vluchten in zijne onderkleederen en blijkbaar verlamd van schrik, en daar hij naar niemand wilde luisteren en hardnekkig een trap wilde afloopen, die hem een zekeren dood in de armen zou voeren, werd zijn dood zoo goed als zeker beschouwd.’

‘Die arme kerel!’ zeide Hawkins met een zucht, ‘en hij had zoo dicht in zijn nabijheid vrienden. Ik wou wel dat we daar niet vandaan gegaan waren - misschien hadden wij hem nog kunnen redden.’

De graaf keek op en zeide ernstig:

‘Dat hij dood is, doet er minder toe. We wisten eigenlijk niet, hoe wij hem vinden zouden. Nu hebben we hem voorgoed in onze macht.’

‘In onze macht? Hoezoo!’

‘Ik zal hem belichamen.’

‘Rossmore, drijf den spot niet met mij! Meen je dat werkelijk; kan je dat doen?’

‘Ik kan dat even zeker als je daar zit. En ik zal het doen ook.’

‘Geef mij je hand en laat mij het genoegen hebben, die te drukken. Ik was op sterven na dood, en jij hebt mij met nieuw leven vervuld. Doe het, o, doe het gauw!’

‘Er zal wel wat tijd mee verloopen, Hawkins, maar er is geen haast bij, niet in 't minst - in de gegeven omstandigheden. En natuurlijk rusten er nu op mij eenige verplichtingen, die noodwendig het eerst mijne aandacht vereischten. Deze ongelukkige jeugdige edelman...’

‘Ja, ja, 't spijt mij, dat ik zoo onhartelijk geweest ben en je mijn leedwezen nog niet heb betuigd met dit nieuw verlies in de familie. Natuurlijk moet je hem eerst belichamen - dat begrijp ik best.’

‘Ik - ik - nu, dat bedoelde ik eigenlijk niet, maar... wat wilde ik ook weer zeggen? Natuurlijk moet ik hem belichamen. Och, Hawkins, eigenbelang is een hoofdtrek in het menschelijk karakter; ik dacht alleen dat, nu de erfgenaam van den onrechtmatigen graaf uit den weg geruimd is... Maar je zult mij die oogenblikkelijke zwakheid wel vergeven en deze vergeten. Herinner je je, dat Mulberry Sellers ooit laaghartig genoeg was, dat de gedachte bij hem zou opkomen, die nu bij mij opkwam? Ik zal hem belichamen - ik zal dit op mijn woord van eer doen - en ik zou het doen, al waren er ook duizend erfgenamen, die aanspraak maakten op de gestolene bezittingen der Rossmores en den weg voor den rechtmatigen graaf voor immer versperden!’

‘Daar sprak de eigenlijke Sellers weer.’

‘Hawkins, beste vriend, daar schiet me juist wat te binnen - iets, dat ik je nog heb vergeten te zeggen, - een zaak waarmee we heel voorzichtig moeten zijn.’

‘En dat is?’

‘We moeten de zaak van die

[pagina 42]
[p. 42]

belichamingen stilhouden. Geen sikkepitje moeten we ons daarvan laten ontvallen. Om niet te spreken van de wijze, waarop mijne vrouw en dochter daarover zouden denken, zouden de negers geen minuut langer hier willen blijven.’

‘Dat is waar ook. 't Is goed, dat je mij dat gezegd hebt, want ik ben van nature niet stilzwijgend, als ik niet gewaarschuwd ben.’

Sellers strekte den arm uit en drukte op een electrischen schelleknop

illustratie

in den muur, wendde zijn oog naar de deur en wachtte; drukte er nog eens op en wachtte; en juist toen Hawkins, in bewondering opgetogen, de opmerking maakte dat de kolonel de meest vooruitstrevende man was, dien hij ooit gezien had, door zich iedere moderne uitvinding onmiddellijk ten nutte te maken, liet de kolonel den knop los (waaraan geen draad bevestigd was), schelde met een groote schel, die op de tafel stond, en maakte de opmerking, dat hij nu die nieuwerwetsche uitvinding al voldoende beproefd en er genoeg van had, er bijvoegend:

‘Graham Bell hield niet op, of ik moest het eens probeeren; hij zeide, dat alleen het feit, dat ik het zou probeeren, bij het publiek het vertrouwen op de deugdelijkheid zou doen ontstaan. Ik zeide tegen hem, dat zulk een zoogenoemde droge batterij in de theorie wel aardig was, maar als de theorie in practijk gebracht werd, nu dan wist ik het nog niet - en hier heb je nu het resultaat. Had ik gelijk? Wat dunkt jou daarvan, Washington Hawkins? Je hebt mij tweemaal op dien knop zien drukken. Had ik gelijk? Had ik een goed doorzicht in de zaak of niet?’

‘Wel, je weet, hoe ik over je denk, kolonel Sellers, en hoe ik altijd over je gedacht heb. Het komt mij voor, dat je altijd alles van alle dingen weet. Als die man

[pagina 43]
[p. 43]

je had gekend, zooals ik je ken, da zou hij je meening dadelijk ingewonnen hebben en zijn droge batterij gelaten hebben voor hetgeen zij was.’

‘Heeft u gescheld, mijnheer Sellers?’

 



illustratie

 

‘Neen, mijnheer Sellers heeft het niet gedaan.’

‘Was u het dan, mijnheer Washington? Was hij het mijnheer?’

‘Neen, 't was mijnheer Washington ook niet.’

‘Hemelsche goedheid! Wie heeft er dan gescheld?’

‘Lord Rossmore heeft gescheld!’

De oude neger sloeg zijne handen in elkaar en riep uit:

‘Drommel! Daar heb ik nu dien naam waarlijk al weer vergeten! Kom eens hier, Jenny! kom eens hier!’

Jenny trad binnen.

Neem jij de orders aan, die Mylord je te geven heeft. Intusschen ga ik naar beneden en zal dien naam zoo dikwijls zeggen, totdat ik hem weet.’

‘Ik de orders aannemen? 't Is wat moois! Jij werd gescheld.’

Dat komt op hetzelfde neer. Als iemand gescheld wordt, en de oude heer zegt mij, dat...’

‘Maak je weg en praat daarover verder in de keuken!’

Het getwist werd nu in de gang voorgezet, en de graaf zeide tegen zijn vriend: ‘Dat is me een last met oude huisbedienden, die eenmaal je slaven waren en altijd je persoonlijke vrienden geweest zijn!’

‘Ja en leden van het gezin.’

‘Ja, leden van het gezin worden zij - de leden van het gezin eigenlijk. En somtijds heer en vrouw des huizes. Die twee zijn heel best en trouw en eerlijk, maar ze doen net wat ze willen, ze krijgen het met elkaar aan den stok, als je ze noodig hebt, eigenlijk waren ze waard, dat zij gedood werden.’

Dat was eene toevallige opmerking, maar deze bracht hem op een idee, - want er zou met die twee lui geen ree te schieten zijn zonder dat er eerst zoo iets gebeurde.

‘Mijn doel was, Hawkins, mijn vrouw en dochter te laten roepen om haar met het gebeurde in kennis te stellen.’

[pagina 44]
[p. 44]

Toen hij weg was, werkte de graaf zijn idee verder uit.

‘Ja,’ zeide hij bij zich zelf, ‘als ik de mogelijkheid van belichaming tot zekerheid gebracht heb, zal ik Hawkins trachten te bewegen ze te dooden, en dan zullen zij beteronder bedwang te houden zijn. Zonder twijfel zou een belichaamde neger gemakkelijk in een toestand van stilzwijgen gebracht kunnen worden. En deze zou blijvend gemaakt kunnen worden, - ja, en ook naar willekeur kunnen worden gewijzigd, - nu eens zwijgend, dan weder sprekend, naar gelang van omstandigheden. Dat is een prachtig idee.’

De beide dames traden nu met Hawkins binnen en werden gevolgd door de beide negers, die nu in het vertrek begonnen te vegen en stof af te nemen, want zij bemerkten wel, dat er iets belangrijksgaande was en wilde graag weten, waarin dit bestond.

Sellers deelde het nieuws op een plechtigen toon mede, nadat hij de dames eerst had gewaarschuwd, dat hij eene wonde zou moeten toebrengen aan hare harten, - harten die nog bloedden van een dergelijken schok, die nog weeklaagden over een dergelijk verlies - toen nam hij de krant in handen en las haar met bevende lippen en tranen in zijne stem de schildering van dezen heldhaftigen dood voor.

Het gevolg was eene oprechte uitbarsting van smart en medelijden van al de toehoorders. De oudere dame schreide bij de gedachte, hoe trotsch de moeder van dien jeugdigen held zou geweest zijn, als zij nog leefde, en hoe verpletterend hare smart zou geweest zijn; en de beide oude bedienden schreiden met haar mee en gaven uitdrukking aan hunne oprechte bewondering en hunne diepe smart met de welsprekende oprechtheid en eenvoudigheid, aan hun ras eigen. Gwendolen was getroffen en de romantische zijde van hare natuur kwam in hare volle kracht aan het licht. Zij zeide, dat zulk een karakter als dat van den jonkman zeldzaam en edel en schier volkomen was; en dat het, nu adel van geboorte daarbij kwam, geheel volkomen mocht heeten. Voor zulk een man zou zij alles kunnen verduren, alles willen opofferen, zelfs het offer van haar leven willen brengen. Zij wenschte wel, dat zij hem had kunnen zien, de minste, de vluchtigste aanraking met zulk een geest zou haar eigen karakter hebben geadeld en onedele gedachten en onedele handelingen voortaan voor immer onmogelijk voor haar hebben gemaakt.

‘Hebben ze het lijk gevonden, Rossmore?’ vroeg de oude vrouw.

‘Ja, dat is te zeggen, ze hebben er verscheidene gevonden. Het moet een daarvan zijn maar geen daarvan is te herkennen.’

‘Wat zal je nu doen?’

‘Ik ga er heen en zal een daarvan identificeeren en dit naar den beproefden vader zenden.’

‘Maar, papa, heeft u den jonkman ooit gezien?’

‘Neen, Gwendolen - hoezoo?’

‘Hoe wil u het lijk dan identificeeren?’

‘Ik... Wel, het heet, dat geen daarvan herkenbaar is. Ik zal aan zijn vader een daarvan zenden - er is waarschijnlijk geen keuze.’

Gwendolen wist wel, dat het niets zou baten, de zaak verder te bespreken, daar haar vader al een vast plan gevormd had en er kans bestond,

[pagina 45]
[p. 45]


illustratie
En las haar de schildering van dezen heldhaftigen dood voor. (Bladz. 44.)


dat hij bij dat droevig tooneel ginds op eene authentieke en officieele wijze zou optreden. Dus zeide zij niets meer - totdat hij om eene mand vroeg.

‘Eene mand, papa? Waarom?’

‘Het zou wel eens asch kunnen zijn.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken