Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De lotgevallen van Huckleberry Finn (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn
Afbeelding van De lotgevallen van Huckleberry FinnToon afbeelding van titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

Scans (9.62 MB)

ebook (3.58 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rein van Looy

Vertaler

Elise M. Cameron



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De lotgevallen van Huckleberry Finn

(1946)–Mark Twain–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 55]
[p. 55]

Hoofdstuk XII.

Het moet wel ongeveer één uur zijn geweest toen we eindelijk het eiland gepasseerd waren, en het scheen ons toe, dat het vlot vreselijk langzaam vooruit kwam. Als we een boot zouden zien waren we van plan de kano te nemen en naar de kant van Illinois te vluchten. Maar goed dat we geen boot zagen, want we hadden er zelfs niet aan gedacht het geweer in de boot te leggen, of een vislijn, of ook maar iets om te eten. We waren te gehaast geweest om aan zoveel dingen te kunnen denken. Het was niet erg verstandig om alles op het vlot te laden.

Als de mannen nog naar het eiland waren gegaan, denk ik dat zij die gehele nacht bij het kampvuur, dat ik had aangelegd, op de loer hebben gelegen in de hoop dat Jim zou komen opdagen. In ieder geval - ze hadden ons niet te pakken gekregen en als ze er niet ingelopen zijn door dat kampvuur van mij, dan is het mijn schuld niet.

Bij het krieken van de dag legden we aan in een bocht aan de oever van Illinois. We hakten takken van de katoenbomen en camoufleerden het vlot er mee.

Aan de kant van Missouri was de oever bergachtig, Illinois was met zware bossen begroeid, De vaargeul liep op die plaats langs de oever van Missouri, dus behoefden we niet bang te zijn dat men ons daar zou ontdekken. We lagen er de hele dag en keken naar de vlotten en stoomboten die de rivier afvoeren en naar de stoomboten, die in het midden van de rivier moeizaam hun weg stroomopwaarts vochten. Ik vertelde Jim alles waarover ik met de vrouw had gesproken en Jim vond dat ze erg slim was en dat zij zeker niet bij een kampvuur zou gaan zitten wachten - nee hoor, die zou wel een hond meebrengen. Ik zei, waarom heeft ze haar man dan niet gezegd om voor een hond te zorgen? En Jim zei, dat ie er wat om verwedde dat ze daar op 't laatst nog aan had gedacht en dat dát de reden was, dat ze niet eerder waren gekomen. Maar in ieder geval lagen we nu hier, zestien of zeventien mijl van het dorp verwijderd en het kon me niet schelen wat de reden er van was, zolang ze ons maar niet te pakken kregen.

[pagina 56]
[p. 56]

Toen het donker begon te worden, staken we onze hoofden door de takken en keken naar alle kanten rond. Er was nergens iets te zien. Dus haalde Jim wat van de bovenste planken van het vlot af en bouwde een wigwam om onder te schuilen als het erg heet was of regende en om onze goederen droog te houden. Jim legde een vloer in de wigwam die nog wat hoger was dan het vlot, zodat de dekens en zo niet nat konden worden door de golven, die voorbijvarende stoomboten maakten. Midden in de wigwam legden we een laag klei met een rand er omheen. Daar konden we een vuurtje stoken zonder dat het gezien kon worden. We maakten een korte, gevorkte stok aan het vlot vast om de oude lantaarn aan te hangen, omdat we wel licht mòesten maken als er een stoomboot de rivier afzakte, om een aanvaring te vermijden. Voor boten die de stroom opkwamen hoefden we geen licht aan te steken.

Deze tweede nacht voeren we zeven tot acht uur met een stroom van meer dan vier mijl. We vingen een vis en praatten samen en zwommen zo nu en dan wat om wakker te blijven. Het weer was prachtig en er gebeurde die nacht niets en de volgende ook niet en de daaropvolgende ook niet.

Iedere nacht kwamen we langs dorpen, sommigen lagen tegen de donkere heuvels, als een bed van schitterende lichtjes, geen huis was te onderscheiden. De vijfde nacht kwamen we langs St. Louis, het leek wel of de hele wereld verlicht was. In St. Petersburg werd er altijd verteld, dat er wel twintig of dertigduizend mensen in St. Louis woonden, maar ik kon het nooit geloven, tot ik om twee uur 's nachts nog die zee van licht zag.

Iedere avond nu, zo tegen tien uur, ging ik bij één of ander klein dorpje aan land en kocht voor tien of vijftien cent meel of spek of iets anders om te eten en soms nam ik een verdwaalde kip mee. Vader zei altijd - als je de kans krijgt pak dan een kip mee, als je haar zelf niet nodig hebt, kan je altijd wel iemand vinden die haar wel kan gebruiken en een goede daad wordt nooit vergeten. Ik heb nooit meegemaakt dat vader de kip niet zelf kon gebruiken, maar dat is toch wat hij zei.

En gewoonlijk glipte ik even voor het dag werd aan land en leende een meloen of wat maïskolven of iets anders. Vader zei altijd, dat er niets in stak om iets te lenen, als het je bedoeling maar was het de één of andere keer terug te betalen. Maar de weduwe zei, dat het een andere naam voor stelen was en dat een fatsoenlijk mens dat niet deed. Jim zei dat de weduwe ten dele gelijk had en vader ook, dus het beste wat

[pagina 57]
[p. 57]

we konden doen was een paar dingen niet meer te lenen, hij dacht dat het dan niet erg was om het met de rest wel te doen. Dus op een nacht, toen we langzaam de rivier afdreven, overlegden we wat we zouden schrappen; watermeloen, netmeloen of kanteloep of wat anders. Tegen daglicht hadden we het tot ons beider tevredenheid vastgesteld. We besloten geen wilde appels en geen dadelpruimen meer te lenen. We voelden ons erg opgelucht. Ik was ook erg blij over deze oplossing, want wilde appels zijn haast niet te eten en dadelpruimen zouden pas over enkele maanden rijp zijn.

Zo nu en dan schoten we een waterhoen dat 's morgens te vroeg was opgestaan of 's avonds te laat naar bed gegaan. Alles bij elkaar genomen, leefden we er goed van.

De vijfde nacht nadat we St. Louis achter ons hadden gelaten begon het omstreeks middernacht te onweren, met veel geweld van donder en bliksem en stromende regen. We bleven in de wigwam en lieten het vlot maar drijven. Bij het licht van de bliksem zagen we de brede rivier recht voor ons, met aan beide kanten hoge, rotsachtige klippen. Plotseling zei ik: ‘Hallo, Jim, kijk daar eens!’ Het was een stoomboot die op een rots was gelopen. We dreven recht op haar aan. Bij het bliksemlicht konden we haar goed onderscheiden. Ze helde voorover en ieder onderdeeltje was duidelijk te zien, ook een stoel bij de grote scheepsklok waar een oude hoed aan hing.

Het zag er zo geheimzinnig uit, ik kreeg een gevoel over me dat iedere andere jongen zeker ook gekregen zou hebben. Ik zou er dolgraag aan boord gaan en eens rondneuzen.

‘Laten we er eens op gaan, Jim’, zei ik dus.

Jim had er eerst veel op tegen.

‘Ik voel niks voor snuffelen op een wrak’, zei hij. ‘'t Is nou zo verduld goed gegaan, laat ons verduld nou wijzer wezen. Zeker as wat, daar is een wachter aan boord van dat wrak.’

‘Wachter - je tante! Wat is daar nou te bewaken! En denk je, dat iemand z'n leven gaat wagen op zo'n ding dat ieder ogenblik uit elkaar kan slaan?’

Jim kon daar niet veel tegen inbrengen en probeerde het ook maar niet.

‘En dan’, zei ik, ‘we kunnen er misschien wat lenen dat de moeite waard is uit de kapiteinshut. Sigaren, wed ik, van wel vijf cent per stuk. Kapiteins zijn altijd rijk, ze krijgen zestig dollar per maand en het kan ze niet schelen wat een ding kost als ze het willen hebben. Steek een kaars in je zak, Jim, ik kan het niet uithouden als we daar geen onderzoek gaan doen. Dacht je dat Tom Sawyer zo'n gelegenheid zou

[pagina 58]
[p. 58]

laten voorbijgaan? Vast en zeker niet. Hij zou het een avontuur noemen en hij zou dat wrak enteren, al was het zijn laatste daad op deze wereld. En zou hij het niet op grootse wijze doen? Je zou minstens denken dat hij Christopher Columbus was. Ik wou dat Tom Sawyer maar hier was.’

Jim mopperde een beetje, maar gaf toe. Hij zei, dat we zo weinig mogelijk moesten spreken en dan nog heel zachtjes. Bij een bliksemflits kregen we het wrak weer te zien. Net op tijd en we maakten de kano aan stuurboord vast.

Het dek stak hier de hoogte in. We kropen in het donker, op handen en voeten het hellende vlak af, tot we het bovenlicht vonden. We klommen er in en de volgende stap al bracht ons vlak voor de deur van de kapiteinshut, die open stond en tot onze schrik zagen we er een lichtschijnsel uitstralen en hoorden zachte stemmen.

Jim fluisterde me toe, dat hij zich ziek van angst voelde en dat ik mee moest komen. ‘Goed’, zei ik, maar juist toen ik wilde weggaan hoorde ik een huilerige stem zeggen: ‘Toe, doe het nou niet. Ik zweer je dat ik m'n mond er over zal houden!’

Een opgewonden stem antwoordde: ‘Dat lieg je, Jim Turner. 't Is niet de eerste keer dat je ons dat geleverd hebt. Jij moet altijd 't leeuwenaandeel hebben. En je hebt 't gekregen ook, omdat je er mee dreigt je bek niet te zullen houden. Maar dat heb je nou net één keertje te veel gedaan. Je bent de gemeenste, verraderlijkste hond die er rondloopt.’

Ondertussen was Jim al terug naar het vlot gegaan. Ik brandde van nieuwsgierigheid en ik dacht bij mezelf: ‘Tom Sawyer zou 'm nu niet gesmeerd zijn en ik doe 't ook niet; ik wil weten wat hier aan de hand is’. Dus kroop ik op handen en knieën zo ver vooruit tot ik naar binnen kon zien. Er lag een man op de vloer die aan handen en voeten gebonden was. Twee mannen stonden over hem heengebogen, waarvan één een lantaarn in de hand hield en de ander een revolver. Hy richtte de revolver op het hoofd van den man op de vloer en zei: ‘Ik zou 't graag doen. En ik moest 't ook eigenlijk doen, vuile schoft’.

De man op de vloer kromp in elkaar en zei: ‘Doe 't nou niet, Bill, ik hou m'n mond, daar kan je verzekerd van zijn.’

En iedere keer dat hij dat zei, lachte de man met de lantaarn en zei: ‘Is 't toch waar? Je hebt nooit een warer woord gesproken dan nu, wed ik.’ En één keer zei hij: ‘Hoor 'm nou jammeren en als ie daar nou niet gebonden lag, dan zou ie ons allebei hebben vermoord. En waarom? Nergens om. Omdat we op ons recht stonden. Maar ik verzeker je dat je nou nie-

[pagina 59]
[p. 59]

mand meer zal kunnen dreigen, Jim Turner’. ‘Doe die revolver weg, Bill.’

‘Daar heb ik geen zin in, Jake Packard. Ik ben er voor om 'm neer te schieten. Verdient ie 't soms niet? De ouwe Hatfield heeft ie ook vermoord.’

‘Maar ik wil 'm niet vermoorden en daar heb ik m'n redenen voor.’

‘Dat je voor die woorden beloond mag worden, Jake Packard. Zo lang als ik leef zal ik dat niet vergeten!’ zei de man op de vloer.

Packard nam er geen notitie van, maar hing z'n lantaarn aan een spijker en liep naar de deur, Bill wenkend om mee te gaan. Ik krabbelde zo gauw als ik kon een paar meter de gang in, maar kwam niet gauw vooruit omdat de boot zo scheef lag. Om ontdekking te voorkomen kroop ik een hut binnen. De mannen zochten hun weg in het donker en voor de deur van mijn hut zei Packard: ‘Hier - kom mee naar binnen’.

En binnen kwam hij, met Bill achter zich aan. In een ogenblik tijds lag ik in de bovenste kooi en berouwde het diep dat ik hier was gekomen. Met hun handen hielden ze de rand van de kooi vast terwijl ze stonden te praten. Ik zag ze niet, maar ik kon merken waar ze waren door de whiskygeuren. Ze spraken zacht en ernstig. Bill wilde Turner vermoorden.

‘Hij zei dat ie ons zou verraden en dat doet ie ook. Al gaven we hem ook allebei ons deel, dan zou dat nu toch niets meer geven na de herrie die we gehad hebben. Je kan er wel zeker van zijn dat ie als kroongetuige gaat, begrijp je dat nou niet? Ik ben er voor om een eind aan 'm te maken.’

‘Ik ook’, zei Packard rustig.

‘Verduveld, ik begon al te denken van niet. Nou, dan is alles toch in orde. Laten we 't dan doen.’

‘Wacht even, ik heb nog niet alles gezegd. Schieten is allemaal goed en wel, maar 't is gekkenwerk om 't te doen, als je hetzelfde kan bereiken op een andere manier en zonder enig risico te lopen. Heb ik geen gelijk?’

‘Natuurlijk. Maar hoe wil je dat dan doen?’

‘Nou, ik dacht zo. Laten we de hutten nog eens rondgaan en kijken, of we niks over 't hoofd hebben gezien om mee te pikken en dan roeien we naar de wal en verstoppen de buit. En dan maar wachten. Ik zeg je, dat 't niet lang meer duurt of dit wrak ligt uit mekaar en drijft de rivier af. En hij verzuipt en niemand heeft er schuld aan. Dat is toch zeker stukken beter dan 'm neer te schieten?’

[pagina 60]
[p. 60]

‘Ja - dat denk ik wel. Maar als dat wrak nou eens niet uit mekaar slaat?’

‘Nou, we kunnen in ieder geval wel een paar uur wachten om te zien, nietwaar?’

‘Ik vind 't best. Vooruit dan maar.’

Ze verlieten de hut en in doodsangst bereikte ik het dek weer. ‘Jim!’, fluisterde ik hees, en vlak naast me hoorde ik een soort gekreun als antwoord.

‘Gauw, Jim, er is geen tijd voor kreunen, dat zijn moordenaars daar beneden en als we hun boot niet laten afdrijven, zodat ze niet van het wrak kunnen, gaat één van hen er aan. Maar als we hun boot kunnen vinden krijgen ze allemaal hun loon, dan vindt de sheriff ze wel. Gauw - maak voort! Ik zoek aan bakboord en jij aan stuurboord. Jij gaat met 't vlot en...’

‘O, heer, o heer! Vlot? D'r is geen vlot meer, 't is weg!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken