Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De lotgevallen van Huckleberry Finn (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn
Afbeelding van De lotgevallen van Huckleberry FinnToon afbeelding van titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

Scans (9.62 MB)

ebook (3.58 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rein van Looy

Vertaler

Elise M. Cameron



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De lotgevallen van Huckleberry Finn

(1946)–Mark Twain–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 68]
[p. 68]

Hoofdstuk XV.

We dachten over drie nachten in Cairo te zijn, de plek waar de Ohio in de Mississippi stroomt. Daar wilden we het vlot verkopen en met een stoomboot de Ohio opvaren, de vrije Staten in; dan waren we van onze zorgen bevrijd.

De tweede nacht kwam er zware mist opzetten en we keken uit naar een plek om aan te leggen. Ik peddelde vooruit in de kano maar kon geen stevige boom vinden om het vlot aan vast te maken. Ik deed het tenslotte aan een jong boompje; de stroom was daar echter zo sterk, dat het er met wortel en al werd uitgerukt en met het vlot in de mist verdween. Ik was er zo door verrast en verschrikt dat ik me misschien wel een halve minuut niet verroerde en toen was het vlot uit het gezicht verdwenen; men kon geen vijftien meter ver zien. Ik sprong in de kano, greep de riem en wilde het vlot achterna. Maar ik kwam niet van de plaats. In mijn haast had ik vergeten de kano los te maken. Ik sprong op om het te doen, maar van opwinding beefden m'n handen zó, dat ik ze nauwelijks kon gebruiken.

Eindelijk lukte het me en ik peddelde, als bezeten, langs de oever. Dat ging eerst goed, maar na een zestig meter week de oever plotseling terug; ik schoot de zware, witte mist in en had ogenblikkelijk ieder gevoel van richting verloren. Het leek me verstandiger om me met de stroom te laten meedrijven, maar het viel niet mee om maar werkeloos te blijven zitten. Ik riep zo hard ik kon en luisterde toen. Ergens in de verte hoorde ik terugroepen en dat gaf me weer moed. Ik ging op het geluid af en luisterde scherp of ik het nog eens hoorde. Toen ik het weer hoorde, klonk het niet recht voor me uit, maar scheen ergens van rechts te komen. En toen hoorde ik het van links en daarna veranderde ik, op het geluid afgaande, telkens weer van richting, zonder het geluid ook maar iets nader te komen. Toen hoorde ik het roepen achter me en was nu helemaal in de war. Wanhopig wierp ik mijn riem neer. Ik hoorde het geroep weer, nog steeds achter me, maar uit een andere richting. Ik beantwoordde het en langzamerhand hoorde ik het weer voor me uit. Ik kon niet onderschei-

[pagina 69]
[p. 69]

den of het Jim's stem was, want in de mist klinkt ieder geluid anders, maar ik peddelde in die richting voort.

Plotseling daagde er een steile oever voor me op. In de mist kon ik de spookachtige omtrek van grote bomen onderscheiden. Ik kwam in een stroomversnelling die me naar links rukte en me in duizelingwekkende vaart meesleurde. Even later was ik weer in kalmer water en opnieuw was alles wit en stil om me heen.

Ik gaf het op, ik begreep wat er gebeurd was. Die steile oever was een eiland en Jim was er aan de andere kant langs gedreven. Wel vijftien minuten zat ik stil te luisteren. Natuurlijk dreef ik met de stroom mee, een vier of vijf mijl per uur, maar dat merkt men haast niet.

Gedurende het volgende half uur bleef ik zo nu en dan roepen en eindelijk hoorde ik heel in de verte een antwoord, maar zodra ik probeerde op het geluid af te gaan, raakte ik de richting weer kwijt.

Ik moest nu al mijn aandacht er aan besteden om verschillende eilandjes te ontwijken, want de kano dreigde ieder ogenblik te stranden. Eindelijk scheen ik weer in open water te komen, maar mijn geroep werd in het geheel niet meer beantwoord. Ik was zo moe, dat ik in de kano ging liggen en me nergens meer iets van aantrok. Het lag in mijn bedoeling om wakker te blijven, maar voor ik het wist was ik in slaap gevallen.

Ik denk dat ik vrij lang had geslapen, want toen ik wakker werd, schitterden de sterren aan de hemel en de mist was opgetrokken. Eerst wist ik niet waar ik was, ik dacht dat ik droomde, en toen ik me alles weer begon te herinneren, scheen het wel een week geleden gebeurd te zijn. De rivier was hier geweldig breed en bij het licht van de sterren kon ik op beide oevers hoge, dikke bomen onderscheiden, die de indruk van een stevige muur opwekten.

Ik tuurde de rivier af en zag een zwart stipje op het water. Ik er op af, maar toen ik er dichterbij kwam, bleken het alleen maar een paar balken te zijn. Toen zag ik weer een stipje dat ik inhaalde en toen nog één en dit keer was 't het vlot.

Naderbij gekomen zag ik Jim met zijn hoofd op z'n knieën zitten. Hij sliep vast. Ik maakte de kano vast en ging vlak onder Jim's neus op het vlot liggen. Ik begon te gapen en me uit te rekken en zei: ‘Hallo, Jim, heb ik geslapen? Waarom heb je me niet wakker gemaakt?’

‘Lieve help, is dat Huck? En je bent niet dood, je bent niet verdronken, je bent weer terug? 't Is te mooi om waar te zijn,

[pagina 70]
[p. 70]

liefie. La' me je aankijke, kind, la' me je voelen. Nee, je bent niet dood, je bent terug, gezond en wel, dezelfde ouwe Huck - dank de hemel!’

‘Wat mankeert je, Jim? Heb je gedronken?’

‘Gedronken? Heb ik gedronken? Waar zou ik hebben kunnen drinken?’

‘Nou, waarom praat je dan zo gek?’

‘Waarom praat ik gek?’

‘Waarom? Zeg je dan niet dat ik ben teruggekomen en zulke onzin meer? Net of ik weggeweest ben!’

‘Huck - Huck Finn, kijk me aan. Ben je dan niet weggeweest?’

‘Weggeweest? Wat bedoel je toch? Ik ben nergens geweest. Waar zou ik naar toe gaan?’

‘Nou, kijk 'ns basie, daar is iets niet in orde. Ben ik 't of ben ik 't niet? Ben ik hier of waar ben ik? Nou, dat zou ik wel es willen weten.’

‘Nou, dat je hier bent, is duidelijk genoeg. Ik geloof heus dat je niet helemaal goed snik bent, Jim.’

‘Niet goed snik? Vertel mij dan is. Ging jij niet met het touw in de kano om een aanlegplaats te vinden?’

‘Nee. Wat voor aanlegplaats.’

‘Luister nou. Ging 't touw niet los en het vlot de rivier af. En bleef jij niet met de kano in de mist?’

‘Wat voor mist?’

‘Nou, de mist. De mist, die de hele nacht geweest is. En heb je niet geroepen en geroepen tot 't helemaal mis ging bij die eilanden? Nou, dat is toch zo basie - nietwaar?’

‘Jim, dat gaat me te hoog. Ik heb geen mist gezien en ook geen eilanden of wat dan ook. Ik heb hier aldoor met je zitten praten tot je een minuut of tien geleden in slaap viel, en ik ook, geloof ik. 't Is niet mogelijk dat je dronken bent, dus heb je natuurlijk gedroomd.’

‘Hoe kan ik dat allemaal dromen in tien minuten?’

‘Och, loop rond, je moet 't gedroomd hebben, want er is niets van gebeurd.’

‘Maar Huck, 't is allemaal zo duidelijk alsof...’

‘Duidelijk of niet, 't is allemaal verbeelding. Ik ben hier toch aldoor geweest.’

Jim zat wel vijf minuten in diep gepeins verzonken. Toen zei hij: ‘Nou, dan zal ik 't wel gedroomd hebben, maar 't was net echt. En ik ben nog nooit zo moe geweest van een droom.’

‘O, dat kan best, je wordt soms doodmoe van dromen. Maar vertel me er eens alles van, Jim.’

[pagina 71]
[p. 71]

En Jim ging aan het werk. Hij vertelde me precies wat er allemaal gebeurd was, alleen sierde hij het verhaal erg op. Toen ging hij zijn droom uitleggen omdat die hem, zoals hij beweerde, als een waarschuwing was gezonden. De plaats waar ik het vlot had gemeerd, betekende iemand die ons behulpzaam zou zijn, maar de stroom was iemand anders die ons weer zou wegvoeren. Het geroep betekende dat we nu en dan waarschuwingen zouden ontvangen en we moesten goed opletten om die te begrijpen. De eilanden betekenden moeilijkheden waarin we door andere mensen zouden geraken, maar als we ons maar nergens mee bemoeiden, zouden we die overwinnen en door de dichte mist in het heldere, brede water komen. Dat kon niets anders betekenen dan de vrije Staten, waar we geen zorgen meer zouden kennen.

Het was nogal bewolkt geweest even nadat ik op het vlot klom, maar nu werd het weer helderder. Men kon zien dat er bladeren en allerlei rommel op het vlot lag, die daar, na de moeizame tocht tussen de eilanden en stroomversnellingen door, was achtergebleven. Ook was één van de riemen gebroken.

‘Je hebt dat niet kwaad uitgelegd, Jim’, zei ik, ‘maar leg me nu ook eens uit wat die rommel daar betekent.’

Jim keek er naar en toen naar mij en toen weer naar die rommel. Het scheen hem moeilijk te vallen zichzelf nu weer er van te moeten overtuigen, dat alles geen droom was geweest, maar toen hij eenmaal zover was keek hij me strak aan.

‘Wat dat betekent? Dat zal ik je vertellen. Toen ik doodop was van al het werken en het roepen viel ik in slaap. M'n hart was bijna gebroken omdat jij weg was en 't kon me niet meer schelen wat er met mij en het vlot zou gebeuren. En toen ik wakker word, zie ik jou weer terug, gezond en wel. De tranen komen mij in de ogen en ik had wel op m'n knieën willen vallen en je voeten kussen, zo dankbaar was ik. En jij dacht alleen maar hoe je ouwe Jim voor de gek kon houwen. Die rommel daar is uitschot, en uitschot betekent - mensen die hun vrienden met vuil gooien.’

Toen stond hij langzaam op en verdween in de wigwam, zonder nog één woord te zeggen. Maar dat was genoeg, ik voelde me meer dan beschaamd.

Het duurde wel een kwartier voor ik 't over me kon verkrijgen, me tegenover een neger te vernederen. Maar ik deed het en ik had er later niet eens spijt van. Ik heb hem nooit meer zulke streken gespeeld en ik zou dit ook niet hebben gedaan, als ik geweten had dat hij het zich zo zou aantrekken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken