Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De lotgevallen van Huckleberry Finn (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn
Afbeelding van De lotgevallen van Huckleberry FinnToon afbeelding van titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

Scans (9.62 MB)

ebook (3.58 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rein van Looy

Vertaler

Elise M. Cameron



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De lotgevallen van Huckleberry Finn

(1946)–Mark Twain–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 114]
[p. 114]

Hoofdstuk XXIV.

Het nieuws was binnen enkele minuten door het hele dorp verspreid en de mensen kwamen van alle kanten aanlopen. Aan alle vensters en deuren verschenen hoofden en telkens hoorde men iemand uitroepen: ‘Zijn ze het?’

En dan riep iemand die met de stoet meeliep: ‘Geloof dàt maar!’

Toen we bij het huis kwamen, stond het daar ook vol mensen en in de deuropening wachtten de drie meisjes. Mary Jane had rood haar, maar dat hinderde niets, ze was toch erg mooi en haar ogen schitterden van blijdschap omdat haar ooms waren gekomen. De koning breidde zijn armen uit en Mary Jane vloog er in en de hazenlip viel den hertog om de hals. Bijna iedereen, tenminste alle vrouwen, weenden van vreugde bij die ontroerende aanblik.

Binnengekomen keek de koning rond en zag de kist op twee stoelen staan. Hij en de hertog sloegen de armen om elkaars schouders en liepen er langzaam en plechtstatig heen. Na een blik in de kist te hebben geworpen barstten ze in snikken uit, zó hard dat je het in Orleans wel had kunnen horen. Toen knielden ze neer, lieten het voorhoofd tegen de kist rusten en verzonken in stil gebed. Het maakte erg veel indruk op de menigte en niemand schaamde zich meer voor zijn tranen.

Eindelijk stond de koning op, kwam een paar passen naar voren en hield onder snikken en tranen een kleine toespraak tot de aanwezigen. Het was een zware slag voor hem en zijn broer geweest, de arme overledene niet levend te mogen aantreffen, na een reis van vierduizend mijl, maar hun verdriet werd verzacht door het grote medeleven dat hij hier ondervond. Hij en zijn broer dankten de aanwezigen met geheel hun hart, woorden konden niet weergeven wat zij gevoelden - en zo ging het maar door, je werd er naar van om het te horen. En toen vroeg hij, ook uit naam van zijn nichtjes, of enkele van de beste vrienden des huizes vanavond de maaltijd met hen wilden gebruiken. Zijn arme broer had hun namen vaak in zijn brieven genoemd, zodat ze niet geheel en al vreemden voor hem waren. En hij noemde de namen: Hobson en Deken Lot Hovey en Mr. Ben Rucker en Abner Shackleford en Levi

[pagina 115]
[p. 115]

Bell en Dr. Robinson en hun vrouwen en de weduwe Bartley.

Behalve Dominee Hobson, Dr. Robinson en Advocaat Levi Bell waren de genoemden allen aanwezig en ze gaven den koning een hand en bedankten hem en toen gaven ze den hertog een hand, maar zeiden niets en glimlachten en knikten maar, terwijl hij allerlei gebaren maakte en aldoor ‘goe-goe-goe-goe’ zei, als een baby die nog niet kan praten.

Toen haalde Mary Jane de brief te voorschijn die haar oom had achtergelaten en de koning las hem hardop voor en moest er weer om huilen. Het woonhuis en drieduizend dollar in goud erfden de meisjes, en de looierij en enige andere huizen, benevens drieduizend dollar in goud, waren voor William en Harvey en de zesduizend dollar, in baar geld, waren ergens in de kelder te vinden. De twee oplichters zeiden dat ze het geld zouden gaan halen, dan kon alles meteen op eerlijke wijze afgehandeld worden, ik moest mee de kelder in met een kaars. We sloten de kelderdeur achter ons dicht en toen we de tas hadden gevonden keerden we die op de vloer om. Het was een mooi gezicht, al dat goud. De ogen van den koning schitterden. Hij gaf den hertog een klap op de schouder en zei: ‘Dat is nog wat anders dan op het toneel staan, hè Bilgie? Daar kan niets tegen op’.

De hertog was het met hem eens. Ze begroeven hun vingers in de goudstukken en lieten ze rinkelen en de koning zei: ‘Als je maar op de Voorzienigheid vertrouwt, dat is tenslotte nog het beste wat je kan doen’.

Haast niemand zou er aan hebben gedacht om dat geld na te tellen, maar zo waren zij niet. Ze telden het en toen bleek het dat er vierhonderd en vijftien dollar te kort was. Ze zochten er overal naar. Toen zei de hertog: ‘De man was erg ziek, waarschijnlijk heeft hij zich vergist. Het beste is om er maar niets over te zeggen. Die paar centen kunnen we wel missen.’

‘O, zanik niet, daar gaat het niet om, het gaat om de afrekening. We moeten hier eerlijk en boven alle verdenking optreden, begrijp je? We moeten straks boven dit geld voor ieders ogen natellen en als die dooie vent nou heeft gezegd dat het zesduizend dollar is, wat...’

‘Stil eens’, zei de hertog. ‘Laten we het tekort aanvullen’ - en hij begon goudstukken uit z'n zak te halen.’

‘Dat is een buitengewoon goed idee, hertog, er zit geen kwaad stel hersens in die kersepit van je’, en hij begon ook goudstukken te voorschijn te halen.

Ze hielden niet veel meer over, maar de zesduizend waren nu vol.

[pagina 116]
[p. 116]

‘Luister eens’, zei de hertog, ‘ik heb nog een idee. Als we het geld hebben geteld, laten we het dan allemaal aan de meisjes geven.’

‘Schitterend, hertog, laat me je omarmen! Het is buitengewoon, d'r zit me een kopje op jouw schouders! Dat moet het laatste restje wantrouwen doen verdwijnen, als iemand dat nog mocht voelen.’

Boven, kwam iedereen rondom de tafel en de koning telde en legde het geld op nette stapeltjes - twintig waren het er - ieder van driehonderd dollar. Toen deden ze het weer in de tas en de koning maakte aanstalten om nog een toespraak af te steken.

‘Vrienden’, begon hij. ‘Mijn arme broeder, die daar ginds ligt, is milddadig geweest voor hen die in rouw en smart achtertbleven. Hij is milddadig geweest tegenover deze arme wezen, die hij beschermd en gekoesterd heeft. Ja, en wij die hem hebben gekend, weten dat hij nog milddadiger tegenover hen zou zijn geweest, als hij niet gevreesd had zijn beste William en mij te zullen kwetsen. Bent U het niet met mij eens? Ik ben er zeker van dat het zo is. Maar wat voor soort ooms zouden we zijn, indien we die arme, lieve kinderen zouden beroven? Ja, ik zeg beroven. Daarom, Mary Jane, Susan, Joanna, neemt dit geld - het is allemaal voor jullie. Het is een gave van hem die daar koud en stil ligt.’

Mary Jane sprong op hem toe om hem te omhelzen en Susan en de hazenlip namen den hertog voor hun rekening. En iedereen drong nader met tranen in de ogen om die oplichters de hand te schudden.

Er kwam een lange man met vierkante kaken binnen. Hij bleef staan kijken en luisteren en zei niets. En niemand zei iets tegen hem, want de koning was aan het woord en iedereen luisterde aandachtig naar hem.

Men hoorde hem zeggen: ‘...omdat zij zijn beste vrienden waren. Daarom heb ik hen vanavond gevraagd te komen, maar morgen zouden we graag iedereen willen zien - iedereen, omdat hij allen in dit dorp respecteerde en van hen hield. En daarom moet er niemand ontbreken op het begrafenis-orgiën’.

En zo bleef hij maar doorgaan, hij vond het kennelijk prettig om zichzelf te horen praten, en telkens bracht hij die orgiën er weer bij de pas. De hertog kon het tenslotte niet meer aanhoren en schreef op een stukje papier: ceremoniën, stommeling. Hij vouwde het op en reikte het hem, al goegoe-end, over de hoofden der aanwezigen, toe. De koning las

[pagina 117]
[p. 117]

het, stak het in zijn zak en zei: ‘Dat is echt iets voor William, hij heeft zo'n goed hart. Hij vraagt me om iedereen op de begrafenis te vragen, maar daar had hij zich natuurlijk niet ongerust over hoeven te maken’.

Toen sprak hij kalm verder en laste er zijn orgiën, net als te voren in. Maar bij de derde keer zei hij: ‘Ik zeg orgiën, niet omdat dat de gebruikelijke term is, want dat is niet zo. Het is gebruikelijk om ceremoniën te zeggen, maar orgiën is de juiste term. Het woord ceremoniën wordt in Engeland niet meer gebruikt, wij zeggen daar nu orgiën, het geeft de bedoeling nauwkeuriger weer. Het is een woord dat is samengesteld uit het Griekse “orgo” dat buiten of weg betekent, en het Hebreeuwse “giesum”, dat planten of bedekken is, in dit geval begraven. Begrafenis-orgiën betekent dus eigenlijk, een publieke begrafenis.’

Zo'n gemene kerel had ik nog nooit ontmoet. Nou, die man met de vierkante kaken lachte hem in zijn gezicht uit. Iedereen was verontwaardigd.

Iedereen zei: ‘Maar dokter!’ en Abner Shackleford zei: ‘Heb je het nieuws dan niet gehoord, Robinson? Dat is Harvey Wilks’.

De koning glimlachte beminnelijk en zei: ‘Is dit werkelijk de goede vriend en dokter van mijn arme broeder? Ik...’

‘Blijf bij me uit de buurt!’, zei de dokter. ‘Je denkt dat je als een Engelsman spreekt, nietwaar? Het is de slechtste imitatie die ik ooit heb gehoord. Jij de broer van Peter Wilks? Je bent een oplichter, dat ben je!’

Wat een opschudding dat veroorzaakte! Ze omringden den dokter en trachtten hem te kalmeren en vertelden hem dat Harvey wel op veertig manieren had bewezen dat hij werkelijk Harvey was. Hij kende de naam van iedereen, zelfs van de honden. Ze smeekten hem om Harvey's gevoelens niet te kwetsen en die van de arme meisjes, maar het gaf niets. Hij zei dat iemand, die voorgaf een Engelsman te zijn en de uitspraak van het Engels niet beter kon imiteren, een oplichter en een leugenaar was. De arme meisjes hingen den koning om de hals en huilden en plotseling wendde de dokter zich tot hen.

‘Ik ben een vriend van je vader geweest en ik ben jullie vriend, en ik waarschuw je als een oprechte vriend, die jullie wenst te beschermen, om die schurk niet langer te vertrouwen, zo'n onwetende landloper met z'n idiote Grieks en Hebreeuws. Hij is niets meer dan een stomme bedrieger, die hier is gekomen met wat namen en feiten die hij ergens te weten is gekomen en jullie nemen maar aan dat het bewijzen zijn. Mary

[pagina 118]
[p. 118]

Jane Wilks, je weet dat ik een waar vriend van je ben. Luister jij naar me, zet die armzalige schoft de deur uit - ik verzoek het je. Wil je het doen?’

Mary Jane richtte zich fier op en wat was ze mooi! Ze zei: ‘Dit is mijn antwoord’. Ze nam de tas met geld op en overhandigde die aan den koning. ‘Wilt U deze zesduizend dollar voor mij en mijn zusters in bewaring nemen en ze voor ons beleggen zoals U dat het beste acht? We willen er geen ontvangstbewijs voor hebben.’

Toen legde ze haar arm om de hals van den koning, en Susan en de hazenlip deden hetzelfde aan de andere kant van hem. Iedereen klapte in de handen en stampte op de vloer en de koning hield het hoofd in de hoogte en lachte trots.

‘Ik heb gedaan wat ik kon’, zei de dokter. ‘Maar ik verzeker je dat er een tijd zal komen dat je er spijt van zult hebben’ - en met die woorden verliet hij het huis.

‘Heel goed, dokter’, zei de koning spottend, ‘als het zover is, dan zullen we U laten halen.’

Daar moesten ze allen om lachen en ze vonden dat het een goed antwoord was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken