Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De lotgevallen van Huckleberry Finn (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn
Afbeelding van De lotgevallen van Huckleberry FinnToon afbeelding van titelpagina van De lotgevallen van Huckleberry Finn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

Scans (9.62 MB)

ebook (3.58 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rein van Looy

Vertaler

Elise M. Cameron



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De lotgevallen van Huckleberry Finn

(1946)–Mark Twain–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 185]
[p. 185]

Hoofdstuk XXXVIII.

's Morgens gingen we naar het dorp en kochten een grote rattenval. We maakten één van de rattenholen weer open en een uur later hadden we vijftien van de mooiste ratten. Toen zetten we de val op een veilige plaats onder tante Sally's bed. Maar terwijl we op jacht waren naar spinnen, vond de kleine Thomas Franklin Benjamin Alexander Phelps hem daar en maakte het klepje ervan open om te zien of de ratten er ook zouden uitkomen, en dat deden ze. Toen we terug kwamen, stond tante Sally boven op haar bed spektakel te maken en de ratten deden wat ze konden om haar voor verveling te behoeden. Ze gaf ons allebei een pak slaag en het duurde wel twee uur voor we er weer een stuk of vijftien te pakken hadden - en dat allemaal door dat bemoeizieke, kleine jongetje.

We kregen een prachtige verzameling van verschillende spinnen, torren, kikkers en rupsen bij elkaar en we hadden nog graag een wespennest gehad. Maar dat lieten we maar liever, want de familie was thuis. En daarna gingen we op slangenjacht. We kregen er een paar dozijn te pakken, huisen tuinslangen en we deden ze in een zak en verstopten ze zolang in onze kamer. En toen was het tijd voor het avondeten en of we honger hadden na zo'n welbestede dag! En toen we terug gingen naar onze kamer was er geen slang meer te bekennen, ze hadden zich op de één of andere manier uit de zak weten te werken. Maar het hinderde niet zo erg, ze zouden nog wel ergens in de buurt zijn, we dachten dat we er wel een paar van zouden terugvinden. En er was ook werkelijk een tijd lang geen gebrek aan slangen in huis. Zo nu en dan vielen ze uit de balken en kwamen dan meestal op je bord terecht of achter in je nek of ergens waar je ze liever niet wou hebben. Ze waren wat mooi en gestreept en deden niemand kwaad, maar dat scheen geen verschil te maken voor tante Sally, ze verafschuwde slangen, wat voor soort het ook waren. Je kon er haar zelfs niet toe krijgen er één met een tang aan te pakken en als ze er één in haar bed vond, schreeuwde ze het hele huis bij elkaar. En nadat de laatste slang al minstens een week uit huis was verdwenen, sprong ze nog een meter hoog als je haar met een veer in haar nek kriebelde. Het was

[pagina 186]
[p. 186]

heel vreemd, maar Tom zei dat alle vrouwen zo waren. Om één of andere reden waren ze zo geschapen.

Telkens als er weer een slang op haar weg was verschenen, kregen we er van langs en ze zei, dat het niets was bij wat we zouden krijgen als we het huis nog eens met slangen vulden. De klappen konden me niet schelen, die waren niet de moeite waard, maar wèl de moeite die we hadden om een nieuwe voorraad slangen te verzamelen. Maar we kregen ze, en men kan zich niets mooiers voorstellen dan Jim's hut, wanneer al de dieren op de muziek en Jim afkwamen. Jim hield niet van spinnen en de spinnen hielden niet van Jim en ze maakten het hem niet gemakkelijk. En hij zei dat er tussen de ratten, de slangen en de molensteen, voor hem haast geen plaats meer in bed was. En al was er plaats, dan kon iemand toch niet slapen omdat het er zo woelig was. Want ze sliepen nooit allemaal tegelijk, maar deden het om beurten. Als de slangen sliepen, waren de ratten aan dek en als de ratten onder de wol kropen, namen de slangen de wacht over, zodat er altijd één bende zijn bed in beslag nam en de andere bende circusje boven op hem speelde. En als hij probeerde een ander plekje te vinden om te slapen, dan deden de spinnen een aanval op hem. Hij zei dat als hij hier ooit levend uitkwam, bij nooit van z'n leven nog eens een gevangene wou zijn, al werd hij er ook goed voor betaald.

Nou, na drie weken liep alles of het gesmeerd was. Het hemd was hem ook in een pastei toegezonden en iedere keer dat Jim door een rat werd gebeten, stond hij op en schreef een beetje in zijn dagboek terwijl de inkt nog vers was. De pennen waren klaar, de inschriften waren in de steen gebeiteld, de beddepoot was doorgezaagd en we hadden het zaagsel opgegeten en er een verbazingwekkende maagpijn van gekregen. We dachten dat we allemaal dood zouden gaan, maar dat gebeurde niet. Maar, zoals ik al zei - het werk was nu eindelijk allemaal gedaan en we waren op van vermoeidheid, maar hoofdzakelijk Tom. Oom Silas had een paar keer naar de plantage in Orleans geschreven dat ze hun neger moesten komen halen, maar hij had geen antwoord gekregen, omdat die plantage natuurlijk niet bestond. Daarom dacht hij erover om Tom te gaan adverteren in de bladen van New Orleans en St. Louis en toen hij St. Louis noemde kreeg ik er kippevel van, we hadden nu geen tijd meer te verliezen. Tom zei dat nu het ogenblik voor de annanieme brieven was aangebroken.

‘Wat is dat?’, vroeg ik.

‘Om de mensen te waarschuwen dat er iets gaat gebeuren.

[pagina 187]
[p. 187]

Je doet het dan weer zus en dan weer zo. Maar er is altijd iemand die spionneert en de gouverneur van het kasteel waarschuwt. Toen Lodewijk XIV er vandoor wou gaan uit de Twieleries heeft een dienstmeisje hem verraden. Dat is een goede methode, maar de annanieme brieven zijn ook goed. We kunnen het allebei doen. En gewoonlijk verwisselt de moeder van de gevangene met hem van kleren, zij blijft dan in de gevangenis en hij ontsnapt in haar kleren. Dat kunnen we ook doen.’

‘Maar kijk eens, Tom, waarom zouden we iemand waarschuwen dat er iets gaat gebeuren? Ze zullen het wel merken!’

‘Ja, dat weet ik, maar bij hen ben ik er zo zeker nog niet van. Ze hebben ons, vanaf het begin, helemaal onze gang laten gaan. Ze zijn zo goed van vertrouwen dat ze nergens iets achter zoeken. Als we ze niet waarschuwen zal niemand ons iets in de weg leggen bij Jim's ontsnapping en hebben we al die moeite voor niets gedaan.’

‘Nou, wat mij betreft, Tom, daar zou ik niks op tegen hebben.’

‘Larie!’, zei hij, en keek zo verachtelijk, dat ik er aan toevoegde: ‘Maar ik maak helemaal geen aanmerkingen. Doe maar zoals je wilt, ik vind het best. Hoe denk je dat te doen met dat dienstmeisje?’

‘Dat moet jij zijn. Vannacht moet je zien dat je een jurk van één van de meiden te pakken krijgt.’

‘Maar, Tom, daar krijgen we last mee, ze heeft er misschien maar één.’

‘Dat hindert niet, want je hebt haar alleen maar even nodig om de annanieme brief mee onder de deur te schuiven.’

‘O, best, ik zal het doen, maar ik zou hem net zo goed in m'n eigen kleren onder de deur kunnen schuiven.’

‘Dan zou je er niet als een dienstmeisje uitzien, nietwaar?’

‘Dat is wel zo, maar er is toch niemand die me ziet.’

‘Dat heeft er niets mee te maken. Wij hebben alleen maar onze plicht te doen en er ons niet druk over te maken of iemand ons ziet of niet. Hou je er dan helemaal geen principes op na?’

‘Hou je maar kalm, ik zeg al niks meer - ik ben het dienstmeisje. En wie is Jim's moeder?’

‘Ik ben z'n moeder. Ik zal een japon van tante Sally gappen.’

‘Ja, maar dan moet je toch in de hut achterblijven als Jim en ik ontsnappen?’

[pagina 188]
[p. 188]

‘Niks ervan. Ik stop Jim's kleren op met stro en die leg ik in z'n bed om z'n vermomde moeder voor te stellen. En Jim trekt de japon van mij aan.’

En dus schreef Tom de annanieme brief en ik pikte de japon van de meid en schoof de brief 's nachts onder de voordeur. Er stond in:

 

Weest op Uw hoede. Gevaar is in aantocht. Let wèl op.

EEN ONBEKENDE VRIEND.

 

De volgende nacht prikten we een tekening van een doodshoofd en een paar gekruiste beenderen, die Tom met bloed had getekend, op de voordeur, en de daarop volgende nacht een andere van een doodkist, op de achterdeur. Ik heb nog nooit een familie zo opgewonden gezien. Ze hadden niet angstiger kunnen zijn als het hele huis vol met geesten had gezeten, die achter elk meubelstuk en onder de bedden op de loer lagen. Als er een deur klapte sprong tante Sally de hoogte in en zei ‘o!’ en als er iets viel sprong ze op en zei ‘o!’ en als je haar onverwacht even aanraakte was het weer hetzelfde grapje. Ze dacht aldoor dat er iets achter haar was en draaide zich soms plotseling om. Ze dorst haast niet naar bed te gaan, maar opblijven durfde ze ook niet. De brieven hadden dus een goede uitwerking, Tom zei dat hij nooit een beter resultaat had gezien. Dat was wel een bewijs dat we het goed hadden gedaan, zei hij.

En nu krijgen we de klap op de vuurpijl, zei hij. Dus hadden we tegen het aanbreken van de dag nog een brief klaar en we vroegen ons af wat we daarmee moesten beginnen, want we hadden ze aan het avondeten horen zeggen dat ze een neger op wacht zouden zetten, aan de voordeur zowel als aan de achterdeur. Tom klom langs de bliksemafleider naar beneden om de situatie eens op te nemen en zag dat de neger aan de achterdeur in slaap was gevallen. Hij stak de brief achter in diens hals en kwam weer terug. Dit is de brief:

 

‘Verraad mij niet, ik wens Uw vriend te zijn. Een wanhopige bende moordenaars gaat deze nacht Uw weggelopen neger stelen. Ze hebben getracht U schrik aan te jagen, zodat ge in huis zoudt blijven en hen niet lastig vallen. Ik ben één van de bende, maar ben bekeerd en wil een eerlijk leven gaan leiden. Ze zullen van het noorden komen aansluipen, langs het hek, precies om middernacht, met een valse sleutel en naar de negerhut gaan om hem te halen. Ik wou eerst op

[pagina 189]
[p. 189]

een hoorn blazen, als er gevaar naderde, maar inplaats daarvan zal ik blaten als een schaap, zodra ze er zijn, en helemaal niet blazen. En terwijl ze hem van zijn ketenen bevrijden, moet gij er heen sluipen en hen opsluiten. Gij kunt hen dan op Uw gemak doden. Doe precies wat ik U zeg, want anders zullen ze achterdochtig worden en de boel vreselijk op stelten zetten. Ik wil geen beloning hebben, het bewustzijn goed te hebben gehandeld is mij genoeg.

 

ONBEKENDE VRIEND.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken