Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Halfbloed (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Halfbloed
Afbeelding van HalfbloedToon afbeelding van titelpagina van Halfbloed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.75 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Halfbloed

(1879)–Hendrik de Veer–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

V. Ook een stille in den lande.

Eduard van Horst is de type van de jeunesse dorée in Amsterdam. Men bewondert hem in zijn club en merkt hem aan als een voorbeeld voor alle aankomende steunpilaren van de burgerlijke aristocratie der hoofdstad. Hij is door en door beleefd, zorgt voor niets ter wereld zoo nauwgezet als voor zijn reputatie en legt bij al wat hij zich zelven vergunt te genieten een onberispelijk goeden smaak aan den dag. Hij heeft o.a. een rijpaard, dat al zijn kennissen hem benijden. Hij berijdt 't met een elegance waarover men 't in alle dameskringen eens is. Hij legt er een bezorgdheid voor aan den dag, die de goedkeuring wegdraagt van alle paardenkoopers. En zooals hij met zijn paard handelt, handelt hij met al de voorwerpen zijner genegenheid. Daarom gunt men hem gaarne zekere vrijheden, die hij zich voorbehoudt, weet de groote menigte zelfs niet anders dan dat hij de soliedste jonge man is, die Amsterdam binnen hare muren bergt. De omstandigheid, dat hij aan 't hoofd van een van de mooiste firma's staat, versterkt dien indruk. Gaandeweg zal uit dit lid van de jeunesse dorée een van onze deftigste handelaars groeien. 't Kan niet missen. 't Is de gewone weg.

Eduard van Horst denkt over het huwelijk als een lastigen band, dien men zich niet moet aanleggen, zoolang 't niet dringend noodzakelijk is, maar die ook, wanneer men zich aan de nood-

[pagina 45]
[p. 45]

zakelijkheid onderwerpt, toch nooit zoo sterk mag drukken, dat alle andere verplichtingen of uitspanningen er voor moeten wijken. 't Portret van een gehuwd man is geenszins dat van een minnezanger, die van den morgen tot den avond voor een enkel vrouwelijk wezen op de knieën ligt. Men kan zijn vrouw liefhebben, zonder haar uitsluitend lief te hebben. Tegen deze wijsbegeerte valt niets in te brengen, tenzij men het leven wil opvatten als een ambachtsman.

't Behoeft geen herinnering, dat iemand die zoo over het huwelijk denkt zich niet haast, ofschoon 't bij hem vast staat, dat 't er eenmaal toe komen moet. Op dat tijdstip zal hij zich met gratie aan het noodlot onderwerpen.

Emma voelde zich, toen ze een dag of wat op de Heerengracht gelogeerd was, tot niemand meer aangetrokken dan tot Eduard. Nadat de eerste indruk van gulhartigheid en goedhartigheid zijn frischheid verloren had, werd zij treurig gestemd door de luidruchtigheid der anderen. 't Eene plan voor, 't andere na verscheen ter tafel om aan haar oordeel onderworpen te worden en haar in de keus te doen verwarren. Ze moest hier mee heen en mocht noch kon dit en dat vermijden. Men gunde haar geen oogenblik rust uit pure welwillendheid. Men vond haar veel te stil en afgetrokken. In een kring als de hunne mocht zoodanige gemoedsgesteldheid geen plaats vinden. Was er 't een of ander wat haar hinderde? O, men vroeg geen antwoord. Maar ze mocht niet zoo akelig afgetrokken wezen. Ze moest dansen en springen als de heele familie met uitzondering van den deftigen oudsten broeder. Ze gingen van avond naar de komedie en morgen naar een concert en overmorgen naar een bal en na overmorgen weer naar een ander amusement. Geen vijf minuten mocht de logé zich vervelen. Ze hadden 't er op gezet haar alles van Amsterdam te laten genieten. Arm kind! straks kwam de winter en dan zou ze met haar papa en een oude keukenmeid alleen op een dorp zitten. Ze zou geen andere muziek hooren dan 't loeien van den wind in den schoorsteen en geen andere decoratiën zien dan de sneeuw op de vensterbank en de ijspegels aan de ruiten.

‘Het buitenleven heeft 's winters toch ook zijn aantrekkelijke zijde,’ merkt Eduard op, zoo dikwijls dit onderwerp in dezen of een anderen vorm voorkwam, ‘'t Is rustig en geeft daardoor van zelf meer aanleiding tot gezelligheid in eigen kring. Ik zou niet

[pagina 46]
[p. 46]

weten waarom Emma zich behoeft te vervelen. Is dat vliegen en draven van 't eene feest naar het andere zoo pleizierig en op den duur niet even eentonig?’

‘O neen; volstrekt niet,’ is de algemeene uitroep. ‘Jij weet er niets van. Hoe zou jij er iets van weten? Je bent veel te deftig om recht pret te hebben.’

Eduard laat zich dit compliment aanleunen. Hij vraagt Emma of hij in zijn oordeel over het buitenleven gedurende den winter dwaalt. Hij benijdt de landbewoners. 't Was in de stad een eeuwig drijven en jagen. Buiten kwam men nog eens tot zich zelf.

‘Kom, kom, nu maak jij 't al te mooi,’ meent weer een van de meisjes. ‘'t Is of je 's winters nergens elders komt, dan op het kantoor, of je nooit uitgaat.’

‘Dat zeg ik niet. Hier, waar men 't voor het grijpen heeft, kan niemand mij kwalijk nemen, dat ik met de anderen meedoe en 't mijne er van geniet, maar vraag je of ik niet veel liever een stil huiselijk leven leidde, dan zeg ik ja.’

‘Geloof 't niet, Emma. Pas op, hij wil je 't hof maken. Als je ja zegt, dan laat hij ons met den heelen dollen boel zitten en trekt naar een hutje aan 't eind der aarde,’ zegt ondeugend een van de andere zusters. Doch ze wordt door Eduard dadelijk onzacht op haar plaats gezet. ‘Ik vind 't laf en hinderlijk, Lize,’ valt hij streng in, ‘dat wij hier in huis geen onderwerp kunnen behandelen, zonder dat er een onbetamelijke aardigheid van gemaakt wordt. De tegenwoordigheid van Emma moest u terughouden van toespelingen, die haar minder aangenaam kunnen wezen.’

't Is genoeg. Lize is voor den geheelen dag uit het veld geslagen. Zoodra ze dit met fatsoen, doen kan, verdwijnt zij en komt hem vooreerst niet weer onder de oogen.

Eduard evenwel herhaalt bedaard zijn vraag aan Emma en deze haast zich hem gelijk te geven. 't Is juist in den winter, als alle velden onder de sneeuw bedolven zijn, de kleine rivier met ijs bedekt is, en de sterren avond aan avond aan den hemel staan, buiten zoo vredig en daardoor zoo schoon, dat men er de drukte en de afwisseling van de stad niet voor zou willen ruilen. Doch dit neemt niet weg, dat men buiten veel mist.

‘Natuurlijk mist gij buiten veel wat wij ternauwernood waardeeren,’ antwoordt Eduard. ‘Doch voor u, die zoo dicht

[pagina 47]
[p. 47]

bij Amsterdam woont, is dat geen bezwaar. Integendeel. De enkele maal, als gij overkomt om van onze winteramusementen gebruik te maken, geniet gij dubbel. Ook hebt gij de keus en wij dikwijls de voorproef, die het genot voor goed bederft.’

‘'t Is zoo,’ antwoordde Emma, ‘maar daartegenover staat voor ulieden de gelegenheid om ook van het goede de eerste proef te hebben. Hoe vele avonden zijn er bovendien in een winterseizoen, waarop wij aan huis gebonden zijn of er tegen opzien de reis te maken, al is ze betrekkelijk klein?’

Eduard stemt dit toe. Doch hij houdt zich des te vaster aan het voordeel van 't buitenleven, dat men als van zelf gedwongen wordt zich in den gezelligen kring terug te trekken. Hij is welsprekend op dat punt. Hij geeft een heele redevoering tegen de uithuizigheid ten beste.

Is dit comediespel of ernst? Emma vraagt er niet naar, al glimlachen de anderen. Zijn meeningen en gevoelens komen wonderwel overeen met die welke op dit oogenblik haar hart bestormen. Dit is haar genoeg. Eduard is zoo gedecideerd. Hij beheerscht blijkbaar den geheelen familiekring. Hij vertegenwoordigt het gezond verstand te midden van deze kleine wereld van ijdelheid en loszinnigheid. Zijn toenadering, zijn beroep op haar oordeel en de zachte gevoelens, waarvan zijn woorden getuigen, zijn haar even nieuw als verrassend. Indien zij een broer had, zou ze wenschen, dat hij zóo was.

Die indruk is blijvend, ja, wordt gaandeweg versterkt. Eduard, die niet van uitgaan houdt, offert zich elken avond op om haar en de zusters te geleiden. Hij stelt dus blijkbaar prijs op haar bijzijn. Hij luistert met aandacht naar haar eenvoudige verhalen. Hij maakt haar opmerkzaam op allerlei zaken en personen, die haar aandacht verdienen. Hij is toegevend in zijn oordeel. Hij verzacht de bittere satires en de ondeugende scherts van de anderen. Emma kan niet nalaten hem te bewonderen en heimelijk te vereeren.

Doch is 't niet vreemd, dat niet het beeld van Albert, maar dat van een ander door de schitterende verschijning van Eduard op den achtergrond gedrongen wordt? Zij betrapt er zich telkens op, minder en minder aan. Willem van den Bosch te denken. Over haar onschuldige dorpsvrijage schaamt zij zich weldra als over een kinderachtigheid, die zij voor geen geld ter wereld in den kring der Van Horsten en vooral niet in de te-

[pagina 48]
[p. 48]

genwoordigheid van Eduard als een ernstige verbintenis zou willen hooren bespreken. Wel vindt zij 't wreed, dat ze heenging van Nichtevecht zonder den goeden jongen een woord van afscheid toegevoegd te hebben, anders dan op het papier, en neemt ze zich voor, hem, zoodra ze weer thuis is, haar spijt te betuigen en de korte scheiding rijkelijk te vergoeden, maar er rijst de gedachte in haar geest op, dat het geluk en de vrede, waarvan Eduard gewaagde, niets gemeen hebben met het stilleven, waarin haar kleine intrige met den buurman wel eenige beweging heeft gebracht, maar niet van edeler soort dan het stilleven van de kalm stroomende Vecht.

Of Eduard dien invloed van zijn omgang begrijpt en bedoelt? Of 't hem ernst is met het spel waarin hij gevaar loopt, ondanks al zijn nuchterheid en bezadigdheid, zelf verstrikt te raken?

Laat 't zijn, dat hij Emma niet bedriegen wil, dat hij zich werkelijk aangetrokken gevoelt door de argeloosheid van het meisje, 'twelk door haar schoonheid zijn oog onweerstaanbaar boeit, er blijft daar naast ruimte genoeg over voor andere beweegredenen.

Eduard is in de hoogste, mate ijdel, al kastijdt hij dagelijks de ijdelheid zijner zusters ten bloede. 't Streelt hem op alle openbare plaatsen gezien te worden aan de zijde van een beeldschoon meisje. 't Is hem, die zijn ontspanning gewoonlijk in een andere omgeving dan die der onschuld zoekt, een vleiende gedachte, dat dit kind in de boosheid tot hem opziet in stillen eerbied voor zijn zedelijke meerderheid. Hij is ouder dan zij. Hij heeft al heel wat van de wereld genoten. Hij heelt zich wel eens bezorgd gemaakt, dat de fijne puntjes er reeds af waren. Doch hij heeft zich blijkbaar vergist. Dat onbedorven kind, dat den tijd, waarin zij tot maagd rijpte, in een stil afgelegen hoekje doorbracht en dus onbevangen genoeg gebleven is om de waarheid als bij instinct te voelen, acht zich gelukkig, wanneer hij haar toespreekt, en volgt zijn adviezen en opmerkingen met ingehouden adem. Ah! 't is een eigenaardig genot op deze manier met het ongekunstelde in aanraking te komen. 't Is een verkwikking voor een jongen man, die zich op blanketsel en valsch haar heeft blind gestaard. 't Is daarbij een verrassend protest tegen de stemming, welke Eduard steeds bij zijn mama en zusters afkeurt. De uitgelatenheid van de laatsten hindert zijn begrippen van fatsoen en goeden toon. Ze zijn

[pagina 49]
[p. 49]

dartel als landmeisjes. Maar dit landmeisje is ingetogen en bescheiden. Zelfs ligt er een waas van weemoed over haar geheele verschijning, wat Eduard weldadig aandoet. Er moet 't een of ander gebeurd zijn 't welk de moeite der ontdekking waard is, zij 't alleen voor tijdverdrijf. De mededeelingen en vertrouwelijkheden van dit schoone kind zullen heerlijk wezen, evenals een zeldzaam wijnmerk dat het meest verwende verhemelte nog streelt. Zulke buitenkansjes worden gaandeweg zeldzamer in de wereld.

De definitie van een landmeisje en een argeloos kind, door Eduard voor copie conform geteekend, was evenwel niet zoo volkomen juist als hij zich verbeeldde. Emma woonde op een dorp en had daar feitelijk juist die twee jaren doorgebracht, waarin uit een kostschoolmeisje een jonge dame groeit, doch zij had de indrukken van haar vroeger verblijf in Amsterdam en van de opvoeding op de aanzienlijke kostschool ontvangen, niet aan den ingang van Nichtevecht van zich gedaan. Haar eenvoud en argeloosheid was van een edeler en meer gelouterden vorm dan die, welken men gewoonlijk op het land ontmoet. Daarbij bezat zij, gelijk wij uit haar laatste gesprek met Albert opmerkten, een aangeboren fierheid en een zekere gevatheid, welke evenzeer zeldzaam zijn onder de landmeisjes. 't Is waar, haar dorpelijke vrijage scheen met dit oordeel in strijd, doch hoe vluchtig verdween dit kleine romantische intermezzo! De dagelijksche vergelijking tusschen Eduard en Willem Van den Bosch werd voor den laatstgenoemde op den duur een nederlaag. Veertien dagen in den vroolijken kring te Amsterdam waren genoeg om haar van haar genegenheid voor den boerenzoon te genezen.

Of begon zij er dezen niet een ernstige grief van te maken, dat hij geen enkele poging in het werk stelde om iets van haar te vernemen? Rees niet voor 't eerst de twijfel aan de warmte zijner liefde in haar op en kwam 't haar niet voor, dat hij in dezen kring geen figuur zou maken, maar integendeel al de toegevendheid van het ondeugende personeel behoeven? 't Is waar, op het dorp, vergeleken met de andere jongelui, was hij een feniks; maar wat bleef er van dien feniks over indien hij gewogen werd tegen Eduard?

Zij gaf die gedachten geen voet. Toch kwamen ze telkens terug. Was dat niet een teeken, dat er grond bestond voor den twijfel

[pagina 50]
[p. 50]

aan de deugdelijkheid hunner stille betrekking? En was 't niet evenzeer een bedenkelijk teeken, dat zij volstrekt niet zoo sterk naar huis verlangde als ze beweerde, wanneer er door de anderen op een verlenging van haar verblijf gezinspeeld werd?

Intusschen gaf zij zich met al den eenvoud van haar hart aan de bekoring van den omgang met Eduard over, poogde zij met inspanning van al haar krachten zich op te heffen tot de hoogte waarop hij naar haar voorstelling stond.

Nog eens, Eduard zou blind hebben moeten zijn om dat niet op te merken en minder ijdel dan hij was om er zich niet over te verheugen. Hij verdubbelde zijn attenties, doch hield met stevige hand elke toespeling of plagerij van de broers en zusters terug. Hij kende het vrouwelijk hart genoeg om te weten, dat het weefsel, waarmee hare verbeelding zich 't liefst bezighoudt, uit een oneindig aantal dunne, elk op zich zelf schijnbaar zwakke draden is saamgesteld, die een kinderhand kan breken, zoolang ze niet tot een krachtig net verbonden zijn. Wat de gevolgen zouden wezen, was hem voorshands onverschillig.

Wie zou 't gewaagd hebben hem op de roekeloosheid van dit spel te wijzen? Geen zijner vrienden keurde het af. Integendeel, zij vonden het alleraardigst en plaagden hem reeds bij voorbaat met zijn schitterende overwinning, 't zij hij er gebruik van maakte of wel het spel door elkaâr zou gooien eer 't ten einde was gebracht. Desgelijks onthield zich zijn mama van ernstige vertoogen, al dreigde haar het gevaar dat de gastvrijheid van haar huis op de schromelijkste manier kon geschonden worden. Wat Eduard deed of niet deed, was in haar oogen altijd goed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken