25 minneliederen

[p. 32]

XI
Het hebben die kalde nechte gedaen

Het hebben die kalde nechte gedaen¹⁺
dat die louvere ane der linden²
winterlike vale staen.³
der minnen hadde ich goeden waen⁴
ende weit es nu ein lieve ende:⁵
dat 't mich ten beste sal ergaen⁶
da ich die minne goede vinde⁷
ende ich mich here al onderwinde.⁸

1 De kille winternachten zijn schuld

+ 64,26

2 Aan het verflensen en verdorren van het najaars gebladerte van de lindebomen

3 Aan het verflensen en verdorren van het najaars gebladerte van de lindebomen

4 Wat de liefde betreft, koesterde ik gegronde hoop

5 Een fijne afloop, daar ben ik nu wel zeker van (Ende wordt vermoedelijk uitgesproken als inde)

6 Alles is naar wens verlopen

7 Het bijvoeglijk naamwoord goede is achter het zelfstandig naamwoord geplaatst

8 Here kan zowel op Minne als op Vereerde slaan. Zich onderwinden = iets op zich nemen; iets ondernemen