Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
CL geestlyke gezangen (1766)

Informatie terzijde

Titelpagina van CL geestlyke gezangen
Afbeelding van CL geestlyke gezangenToon afbeelding van titelpagina van CL geestlyke gezangen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (82.62 MB)

Scans (60.07 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

CL geestlyke gezangen

(1766)–Abdias Velingius–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 588]
[p. 588]

Vierde deel der geestlyke liederen,
In zich vattende, de tot de Oeffenende God-Godgeleerdheid behorende Gezangen.

I. Van de Boete en Bekeeringc.

A. Belydenis en betreuringe der Zonden.

XCVIII Lied.
Voize Psalm XCI.

 
1 Ach wee! Ach wee! 'k ben gansch
 
bevreest, Waar vlucht ik voor myn Zon-
 
den? Waar word'er voor myn dooden geest
 


illustratie

[pagina 589]
[p. 589]
 
Het leven weer gevonden? Hoe boet ik
 
best myn zondeschuld Met heete traanen
 
plassen? Hoe word' ik met berouw vervult?
 
Wie zal myn Ziele wasichen?
 
2 Myn Ziel, des Scheppers kostlyk beeld,
 
Bezoeteld' ik met vlekken: Zy kan zich 't
 
kwaad, dat haar noch streelt En opvult,
 
niet onttrekken. Ik deed myn heerelyken
 
stand In smaat en spot verkeeren: Ach wee
 
my! ach moest ik, o schand De Godheid
 


illustratie

[pagina 590]
[p. 590]
 
dus onteeren?
 
3 Ach wee, ik ben van mynen God Dat
 
hoogste Goed geweken! 'k Heb door myn
 
schuld rampzalig lot My van myn goed
 
versteken! 'k Heb nimmer zoo ik moest,
 
o Heer! U hart en trouw gegeven, Noch
 
't goed', Uw grooten Naam ter eer, Ge-
 
lyk Gy wild, bedreven.
 
4 Ik heb den dienst van mynen Heer
 
Nooit yvrig waargenomen: Nooit boog
 


illustratie

[pagina 591]
[p. 591]
 
ik my in ootmoed neer, Om vryspraak te
 
bekomen: Ik wees de Godvrucht van de
 
hand; Gods naam wild' ik niet eeren; 'k
 
Zocht nooit het my gegeven pand Gestadig
 
te vermeeren.
 
5 Ik ging, als een weerbarstig Kind, Myn 's
 
Vaders hart versmaaden: Ik ben geloopen,
 
wild en blind, Langs Goddelooze paden:
 
Ik heb, o knagend naberouw! Myn plicht
 
nooit recht bewezen, Noch voor Zyn Va-
 


illustratie

[pagina 592]
[p. 592]
 
derlyke trouw, Zyn grooten Naam ge-
 
prezen.
 
6 O snood vergif! o zonden smet! Hoe
 
hebt gy my vertreden! Door U is 't God-
 
lyk Lam geplet, Door U heeft het geleden:
 
Het is uit mededogenheid Voor my aan 't
 
Kruis gestorven: Myn schuld heeft my
 
den val bereid, En 'k heb my zelv ver-
 
dorven.
 
7 Wien zal ik nu myn groote smart Myn
 


illustratie

[pagina 593]
[p. 593]
 
Zielsleet openleggen? Wien zal ik 't treu-
 
ren van myn hart, En eeuwig onheil zeg-
 
gen? Ik zelv, ik heb het zielsvenyn Als
 
vyand my gegeven, Dat my nu treft,
 
waar aan ik kwyn, 'k Benam my zelven
 
't leven.
 
8 O hoogste Goed! o Groote God! Tot
 
U wend ik my weder: Aan U klaag ik
 
myn deerlyk lot; Voor U werp ik my
 
neder: Ik schrey tot U, U roep ik aan,
 


illustratie

[pagina 594]
[p. 594]
 
Vergeef my myne zonden! Door U alleen
 
kan 'k blyven staan Van dood en hel ont-
 
bonden.
 
9 Het is my leed, 't geen 'k heb misdaan,
 
Dat 'k heb zoo dwaas gehandeld: Het smert
 
my, dat ik op de baan Der Zondaars heb
 
gewandelt! Foey dat ik du myn hart en
 
zin Van U durfd' henen keeren, Om aan
 
de waereld en haar min Myn zielslust te
 
vereeren!
 


illustratie

[pagina 595]
[p. 595]
 
10 Het is my leet! ik ben niet waard
 
Uw kind en knecht te heeten: Veel eer
 
verdien ik Heer! dat d'Aard Word' onder
 
my gespleeten. Maar ach vergeef! ik roep
 
U aan, Vergeef uit mededoogen! Vergeef
 
my, Heer myn euveldâan! Ai word met
 
my bewogen!
 
11 Zoo Gy woudt in 't gerichte gaan En
 
naar verdiensten spreeken: Wie zou 'er ooit
 
voor U bestaan? Nooit wierd Uw toorn
 


illustratie

[pagina 596]
[p. 596]
 
ontweeken. De Heem'len zyn voor U
 
niet rein, Noch zelv de Hemelingen;
 
Veel min de menschen groot of klein Ge-
 
neigd tot kwaade dingen.
 
12 Ziet aan Uw eengeboren Zoon; Hy
 
droeg myn euveldaden, Hy heeft myn smert
 
en zondenloon Zich zelven opgeladen.
 
Ziet, hoe Hy werd met schimp en smaad
 
Aan 't kruishout vastgeslagen; Daar liet
 
Hy zich voor al myn kwaad, O groote
 


illustratie

[pagina 597]
[p. 597]
 
liefde! plaagen.
 
13 Ach laat my voortaan nimmermeer Den
 
weg bezyden treden! Ach laat my, tot
 
Uw roem en eer, Al myne vlyt besteeden!
 
Laat my U lieven, meer dan my; Laat my
 
myn lyf en leven, Zoo ras 't U welbehaa-
 
gen zy, Gewillig overgeven!
 


illustratie



illustratie

[pagina 598]
[p. 598]

B. Boetvaardige belydenisse en afbiddinge der Zonden.

XCIX Lied
Voize Lied LXX.

 
1 Ik sta beschaamd voor Uwen troon: Gy
 
proever aller harten Verschoon my toch,
 
o Menschen Zoon! Ik ben vol zonden
 
smarten; Erbarm U Heer! en neem my
 
aan, Door U alleen kan ik bestaan! Dat
 
my voor recht genâ geschied! Verstoot my
 


illustratie

[pagina 599]
[p. 599]
 
niet: Myn Ziel bezwykt schier van verdriet.
 
2 Als ik te rug denk aan den tyd Van my-
 
ne kindsche Jaaren, Dan treft myn ziel
 
een felle spyt, Wyl die zoo ydel waren:
 
Ik ben, alszinloos, voortgerend: Uw wil
 
was aan my onbekend: In 't booze was ik
 
uitgeleerd, En gansch verkeerd: Ik heb
 
myn schulden staag vermeerd.
 
3 Als my de tucht, in myne jeucht,
 


illustratie

[pagina 600]
[p. 600]
 
Dwong tot een beeter leven, 'k Werd door
 
geen lievde tot de deugd, Maar vrees voor
 
straf, gedreeven: Ik moest in deugd en ken-
 
nis, Heer! Alleen opwasschen t' Uwer eer,
 
Op dat my dus de zaligheid Zou zyn be-
 
reid: Maar Heer! Gy weet myn dwaas
 
beleid.
 
4 Ik trachte myne boosheid noch Met
 
loogens te bedekken: Myn jeugdig hert was
 


illustratie

[pagina 601]
[p. 601]
 
vol bedrog, Niets kon van 't kwaad my
 
trekken: Ik tergde steeds Uw Majesteit.
 
Myn eigen hart heeft my verleit: 'k Heb
 
telkens kwaad tot kwaad gedaan; Van
 
Jongs af aan Ging ik op gansch verdor-
 
ve paên.
 
5 De zonde brak al verder los, Als snelle
 
watervloeden, Of als een ongebreideld ros,
 
Dat spooren acht noch roeden. Ik werd
 


illustratie

[pagina 602]
[p. 602]
 
vervoerd van tyd tot tyd Tot hardheid, ho-
 
vaardy en nyd: Ik leefde zorgloos en ge-
 
rust, Naar mynen lust; Ach! dat Uw gram-
 
schap zy geblust!
 
6 Gedenk niet aan de gruweldaân, In my-
 
ne jeucht bedreven; Genadig Heer! U
 
loop ik aan, Gy kunt verlossing geven.
 
O Jesus! los my door Uw bloed, En maak
 
het schuld register goed, Want Uw genâe,
 


illustratie

[pagina 603]
[p. 603]
 
ons aangebracht, Heeft grooter kracht, Dan
 
al het kwaad, door ons bedagt.
 


illustratie

C. Toevlucht tot den Genade Troon.

C Lied.

 
1 O God, hoe groot, Hoe swaar en snood
 
Zyn myn begaane Zonden! Hier word voor-
 
waar In dit gevaar Voor my geen hulp ge-
 
vonden.
 
2 Liep ik met vlyt Myn ganschen tyd
 


illustratie

[pagina 604]
[p. 604]
 
Tot 's waerelds verste paalen, Om van myn
 
pyn Bevryd te zyn, 'Er was geen hulp te
 
haalen.
 
3 Ik vlucht tot U; Ai! wil my nu Niet af-
 
slaan om myn Zonden! Ai toorn niet
 
meer! Ai richt niet Heer; Uw Zoon heeft
 
heil gevonden!
 
4 Doch moet het zyn, Dat straf en pyn
 
Het zondig kwaad verzellen; Laat pyn en
 
straf, My slegts tot 't graf, Maar niet hier
 


illustratie

[pagina 605]
[p. 605]
 
namaals knellen.
 
5 Geef my geduld, Vergeef myn schuld,
 
Geef een geboogen harte, Op dat ik niet,
 
't Geen vaak geschied, Myn heil verlies
 
in smarte.
 
6 Doe naar Uw wll, 'k Zal lyden stil, Ik
 
zal Uw hulp verbeiden. Wat my ook scha
 
Zoo 'k maar hier na Van U niet zy ge-
 
scheiden.
 
7 Gelyk wel ras Naar 't dicht gewas Een
 


illustratie

[pagina 606]
[p. 606]
 
vogel heen gaat vluchten, Op dat hy vry
 
Van 't onweer zy, Dat mensch en vee doet
 
zuchten.
 
8 Zoo vlucht alleen Myn Ziel nu heen
 
Naar Jesus bloed en wonden; Toen zond'
 
en dood My bracht in nood, Heb ik daar
 
hulp gevonden.
 
9 Dit 's myn verblyf, Schoon Ziel en lyf
 
Hier van elkander scheiden, Zoo blyft by
 
God m' Een zalig lot In Hemelvreugd
 


illustratie

[pagina 607]
[p. 607]
 
bescheiden.
 
10 Des zy U d' eer Drieëenig Heer, Zoon
 
Geest en Vader samen! Ik steun nu voort
 
Op Christus woord: 't Geloov maakt za-
 
lig. Amen!
 


illustratie

CI Lied.
Voize Lied LXVIII.

 
1 O Jesus Christus! hoogste goed! O
 
bronwel van genaden! Zie toch, hoe ik in
 
myn gemoed Met smerten ben beladen:
 


illustratie

[pagina 608]
[p. 608]
 
Veel pylen steeken in myn hart, Zoo dat
 
ik Zondaar, heel benard, Door druk ben
 
neergeslagen.
 
2 Ruk Gy die pylen uit myn Ziel: Doe my
 
niet langer klagen! Aan 't Kruis, daar 't
 
U zoo smertlyk viel, Hebt Gy myn straff
 
gedragen; Op dat ik in myn euveldâan, Niet
 
eeuwig zou verloren gaan En helsche py-
 
nen lyden.
 
3 Ach God! als ik bedenk met smart De
 


illustratie

[pagina 609]
[p. 609]
 
snoodheid van myn gangen, Dan valt een
 
steen my op het hart; Ik word met vrees
 
bevangen: Ik wist geen uitkomst uit myn
 
pyn, En zou gewis verloren zyn, Had
 
Gy m' Uw woord onthouden.
 
4 Doch Heer! Uw Woord verzekert my,
 
Dat hun, die waarlyk treuren, De Schuld
 
geheel vergeven zy, En 't leven zal gebeu-
 
ren: Dewyl het Uw genâ belooft, Dien,
 
die oprecht in U gelooft, Verbryzeld in
 


illustratie

[pagina 610]
[p. 610]
 
zyn harte.
 
5 Wel dan! wyl ik my schuldig ken, En
 
'k U zoo vaak kwam klagen: Wyl ik een
 
treurig zondaar ben, Dien zyne schulden
 
knagen: Wyl ik zoo gaarn myn vuil ge-
 
moed Zag afgewasschen in Uw bloed, Met
 
David en Manasse.
 
6 Zoo kom ik ook tot U o Heer! In my-
 
nen nood getreden: Ik val voor Uwe voe-
 
ten neêr. Ai hoor myn Zielsgebeden! Ai
 


illustratie

[pagina 611]
[p. 611]
 
scheld my uit genade kwyt, Al 't geen ik,
 
in myn levenstyd, Heb tegen U mis-
 
dreven.
 
7 Myn God en Heer, vergeef het my,
 
uit loutere Genade: Maak my van 't juk der
 
zonden vry, Dat die my nooit meer scha-
 
de. Ach! dat myn Ziel in stilheid, Heer!
 
In alles leeve t'Uwer Eer, En als Uw
 
Kind U diene!
 
8 Ach! dat Uw Geest my sterk' en voed':
 


illustratie

[pagina 612]
[p. 612]
 
Genees my door Uw wonden: Wasch met
 
Uw doodzweet myn gemoed, In myne
 
laatste stonden: Voer my, als 't U behaagt,
 
van d'aard', In 't waar geloove hemelwaerd,
 
By âl Uw uitverkoornen.
 


illustratie

CII Lied.
Voize Lied CI of LXVIII

 
1 O Vader der barmhartigheid! 'k Val
 
voor Uw voeten neder: Verstoot hem niet,
 
die tot U schreid, En keert, hoe laat ook
 


illustratie

[pagina 613]
[p. 613]
 
weder. Vergeef my, 't geen ik heb be-
 
gaan, Vergeef my al myn euveldaân, Door
 
Uwe Menschen liefde.
 
2 Dat toch Uw almagt, met de daad,
 
My redde van myn kwaalen; Uw Wysheid
 
geev' my goeden raad, Want anders moet
 
ik dwalen. Geef lust, geef midd'len, sterkt'
 
en kracht, Zoo zal ik 't al, door Uwe
 
magt, Beginnen en voleinden.
 
3 O Jesus, Die met taay gedult, Aan 't
 


illustratie

[pagina 614]
[p. 614]
 
Kruishout hebt gedragen Myn zonden last,
 
myn vloek en schuld, Help my, die ben
 
verslagen! O Waare God en Davids
 
Spruit. Erbarm U, delg myn Zonden
 
uit: Verhoor myn klagend roepen.
 
4 Laat, Heer, Uw wonden en Uw bloed,
 
Uw dood en smertlyk lyden Een balzem
 
zyn voor myn gemoed, En my geheel
 
bevryden. Bid Uwen Vader, dat Hy my
 
Geen streng en wrekend Rechter zy, Schoon
 


illustratie

[pagina 615]
[p. 615]
 
dit myn schuld verdiende.
 
5 O Geest! wiens licht de Ziel verblyd,
 
Wil mynen Geest geleiden, Op dat, als
 
my het vleesch bestryd, Ik nooit mag van
 
U scheiden. Geef, dat noch nu, noch
 
immermeer, Een lust naar wellust, geld
 
of eer In myne Ziel moog' heerschen!
 
6 En, als de doodsangst my beknelt, Laat
 
my dan niet verlegen, Op dat ik 's duivels
 
snood geweld Verwinn', door Christus
 


illustratie

[pagina 616]
[p. 616]
 
zegen: Op dat my krankheid, angst en
 
nood, Die laatste vyand zelfs de dood,
 
Een deur zy tot het leven.
 


illustratie

D. Verlating van de Zonden.

CIII Lied.
Voize Psalm XLII.

 
1 Weg ga weg gy ydelheden! Blyft
 
my voortaan onbekend. 'k Heb berouw,
 
dat ik myn treden Heb zoo vaak naar U
 
gewend. Als ik eens te rugge ga, 't Vorig
 


illustratie

[pagina 617]
[p. 617]
 
leven gade sla, O! dan sla 'k myn oogen-
 
leden Treurig, schaamrood naar beneden.
 
2 Wat ik moest met yver haten Als een
 
gif, dat my verstikt, Wat ik billyk moest
 
verlaten, Daar aan heb ik my verkwikt:
 
'k Vond in duisternis het licht: 'k Week
 
halstarrig van myn plicht: 'k Liep, met
 
gansch verkeerde zinnen, Om het kwaad
 
te gaan beginnen.
 
3 Zyt vervloekt gy vuile zonden! 'k Heb
 


illustratie

[pagina 618]
[p. 618]
 
helaas my zelv vergist, Toen 'k my heb aan
 
U verbonden. Yd'le schaduw! yd'lemist!
 
Zyt vervloekt, wykt heen en keer Nim-
 
mer voor myn oogen weêr; 'k Wil die
 
lusten af doen sterven, Die myn arme Ziel
 
verderven.
 
4 Vuile wellust! dartel leven! Oogenlust
 
en hoogmoed vliedt: 'k Had my wel aan
 
U gegeven, Maar vliedt heen, verdwyn
 
tot niet! Oogen hart en zinen hand Grypt
 


illustratie

[pagina 619]
[p. 619]
 
ai grypt een ander pand, Dat geen tyd,
 
noch leed kan schaden, Maar U eeuwig
 
zal verzaden.
 
5 Wyk van my, voor eeuwig, heenen
 
Waereld met Uw tooi en pracht: Gy kunt
 
nimmer heil verleenen: In Uw dienst is
 
's duivels magt. Zoetste Jesus! bron van
 
goed! Kom! ai kom in myn gemoed!
 
Laat een drop van Uw genade Heelen my-
 
ner Ziele schade.
 


illustratie

[pagina 620]
[p. 620]
 
6 'k Wil my nu niet meer verblyden In,
 
het geen de waereld heeft; 'k Denk Heer!
 
aan Uw smertlyk lyden, Dat myn Ziel ver-
 
troosting geeft. Laat toch, in myn hart,
 
voortaan Uw gedagt'nis eeuwig staan: 'k Wil
 
het zondig kwaad vervloeken, En alleen
 
myn Jesus zoeken.
 
7 Och of 't hart U opgezonden Als een of-
 
fer U geviel! Dat ik in Uw diepe wonden
 
Ruste vond voor myne Ziel! Ach! ver-
 


illustratie

[pagina 621]
[p. 621]
 
geet myn euveldaân! Zie my met ontfer-
 
ming aan: Denk aan my, als aan een
 
armen, En wil myner U erbarmen!
 


illustratie

E. Nieuw Voornemen.

CIV Lied.
Voize Psalm XLII.

 
1 Op myn geest! genoeg geloopen
 
Langs der Zonden glibber pâan! Ach! de
 
hel staat voor U open, Loopt Gy niet ten
 
Hemel aan. Jesus noodigt U, Hy geeft
 


illustratie

[pagina 622]
[p. 622]
 
Heil, waar 's menschen ziel by leeft: Alles
 
wat U kan verkwikken, Zal Zyn volheid
 
U beschikken.
 
2 Wel ik kom, ik voel de schaden, Die
 
ik lyd' in myn gemoed: Kond' ik my
 
in traanen baden, Ach! dat waar' myn
 
Ziele goed! Zyt vervloekt o ydelheid!
 
Die my hebt te vaak verleid! Aard' en
 
wellust met Uw gaven, Weg! Gy kunt
 
myn hart niet laven.
 


illustratie

[pagina 623]
[p. 623]
 
3 Myne Zonden drukken, plagen My,
 
gelyk een felle vloed; 'k Word, door
 
duizend harde slagen, Gansch berooft van
 
hoop en moed. O! myn Ziel is zeer be-
 
drukt, En in weedom weggerukt! Jesus
 
wil U tot my keeren, Eermy d'angsten
 
overheeren.
 
4 Want voor U val ik thans neder;
 
'k Zweer U, dat ik ben Uw knecht. 'k Gaf
 
't vertrouwde pand U weder. Zonder
 


illustratie

[pagina 624]
[p. 624]
 
woeker, al te slecht. Wildt Gy in 't
 
gerichte gaan, Hoe zoud' ik voor U be-
 
staan? O gy bergen, wilt my dekken! Heu-
 
vels my ten schuilplaats strekken!
 
5 Doch Uw goedheid kent geen paalen,
 
Niet voor hem, dien niets ontbreekt,
 
Maar voor hem, die 't zondig dwalen
 
Kent en om genade smeekt. Dat de don-
 
der Uwer wet My dan toornig niet ver-
 
plett': Om Uw eed, zoo duur gezworen,
 


illustratie

[pagina 625]
[p. 625]
 
Stuit myn angst, wil my verhooren.
 
6 Mag een Vrouw wel immer haaten
 
't Kind, dat zy ter waereld bracht? Hoe zoudt
 
Gy my dan verlaten, Wyl 'k in schuld lig,
 
zonder kracht? Neen! myn hart, dat ang-
 
stig schreid Toont Gy dat Gy zyt bereid,
 
Om U over my t' erbarmen, En te troet-
 
len in Uw armen.
 
7 Ach! hoe zalig zyn die stonden, Die 'k
 
tot boete mocht besteên: Aan myn Je-
 


illustratie

[pagina 626]
[p. 626]
 
sus weer verbonden, Smaak ik duizend
 
Zalighêen. Nu 'k uit Sodom ben ge-
 
bracht, Heeft myn Ziel geheel veracht
 
't Dwalend leven, zonden werken: Wil
 
m' o Jesus daar toe sterken!
 


illustratie



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank