Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2

Van den coninc Adolve van [N]assau ende van Albrechte [.l.](xlix)

Doen Adolf coninc had gewesen³³²⁵
Onlangen tijt, so wilde desen
Ontsetten Aelbrecht van Oestrike,³³²⁷
Ende wilde an hem trecken conincrike.³³²⁸
Dese was stout int orloge,⁺
Ende hiet Alebrecht metter ere oge.

3325 Adolf van Nassau, den 2ⁿ Mei 1292 tot Roomseh Koning verkozen, werd te Aken gekroond den 24ⁿ Juni van hetzelfde jaar. Hij werd den 23ⁿ Juni 1298 te Mainz afgezet

3327 Albrecht van Oostenrijk (1298-1308), cf. Boek II, vs. 2462, zie verder Boek IV, vss. 28-31

3328 conincrike: Jonckbloet, Spec., las coninc rike.

+ (5)

[p. 213]

 

Die coninc [Ru]dolf was oec sijn vader,³³³¹

 

Die vor desen was coninc algader.

 

Om dat so wilt oec Alebrecht sijn.

 

Hi leide coninc Adolve enen t[e]rmijn,⁺

3335

Daer hi op striden wilde gereet

 

Omt conincrike, hoe soet geet.

 

Hi hadde scat gegadert groet,

 

Dien hi den oestheren boet,³³³⁸

 

Die oec gerne namen den scat;⁺

3340

Want si sijn geconstumeert in dat,

 

Dat hem en roec watsi beginnen

 

Op dat sire scat met mogen winnen,

 

Eest recht oft eest onrecht,

 

Si bestaen mede tgevecht.⁺

3345

Dits haer zede ende haer aert.

 

Hiermet Alebrecht orlogen vart

 

Op Adolve, die niet was so rike,

 

⁺ Al was hi coninc, sine gelike,

 

En was hi niet van scatte groet,⁺

3350

Hier om haddi wederstoet.

 

Haddi mogen geven alse wel

 

Alse dander dede, hem waer sijn spel

 

Bat vergaen daent nu dede.

 

Want selc, die nu oec onvrede⁺

3355

Ende orloge de[de] ende op hem vacht,³³⁵⁵

 

Hi hadden met gelde wel gesacht.³³⁵⁶

3331 Rodolf van Habsburg: zie Boek II, vss. 2244-2246

+ (10)

3338 oestheren: Jonckbloet, Spec., las best heren

+ (15)

+ (20)

+ bl. 41 b.

+ (25)

+ (30)

3355 orloge dede: de emendatie ware niet noodzakelijk, indien in het voorgaande vers onvrede zonder het w.w. doen kon gebruikt worden (zie overigens de emendatie bij Verdam, i.v. onvrede, kol. 1528, Aanm.)

3356 gesacht = gestild, gepaaid.

[p. 214]

 

Dus eest nu in die werelt wijt,

 

Vrienden sijn te derre tijt

 

Met gichten al te maken nu.⁺³³⁵⁹

3360

Het gaet een al af, dat segic u,

 

Hetent mage, hetent vrient,³³⁶¹

 

In dien dat hem een ander dient

 

Vanden scatte na haren begaren,

 

Si laten magescap ende vrienscap varen,⁺

3365

Ende volgen den gelde sonder waen:

 

Dits jammer dat aldus moet staen

 

In die werelt alst nu steet,

 

Daer deen den anderen dus af geet,

 

Om gel[d]s wille ende om miede,⁺³³⁶⁹

3370

Nochtan eest aldus, alsict bediede,

 

Al dore die werelt, alsict versta,

 

Alse gi horen selt hier na,

 

Van desen .ii. heren groet,

 

Hoet gelt den enen bracht ter doet.⁺

+ (35)

3359 gichten = giften, geldgeschenken

3361 hetent: ze mogen magen heeten (zijn) of vrienden

+ (40)

+ (45)

3369 miede = loon, vergelding

+ (50)

3331 Rudolf hs.: Adolf 3334 termijn hs.: tormijn; emendatie van Jonckbloet, Spec. 3336 conincrike hs.: coninc rike 3338 oestheren hs.: oest heren 3350 wederstoet hs.: weder stoet 3355 orloge dede hs.: orlogede.

3366 jammer hs.: iammer 3369 gelds hs.: gels 3377 Bejagedi hs.: Beiagedi.