Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
Afbeelding van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.57 MB)

Scans (22.94 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Editeurs

Paul de Keyser

Herman vander Linden

W.L. de Vreese



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2

(1931)–Lodewijk van Velthem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[xxv]

 
Die Vlaminge lagen tesen tiden
 
Op .i. plaetse daer besiden,
 
Vaste in een ende al te voet,
 
Met pieken starc ende wel behoet,
1715[regelnummer]
Ende gewillech genoech te stride.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1715
 
Doe sende Artoys bander side
 
.i. iraut te nemen ware,
 
Oft hi [von]de, int Vlaemsce h[a]re
 
Enegen here van groten prise
1720[regelnummer]
Die wesen soude te desen pongise.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1720
[pagina 298]
[p. 298]
 
Sine gedochten waren mettien
 
Dat hi hem vaen soude laten dien,
 
Ginet hem qualike inden strijt.
 
Die gene reet wech ter selver tijt
1725[regelnummer]
Ende bescouwet achter ende vorenGa naar margenoot+
 
Ende quam weder, ende liet daer horen
 
Artoyse, wat hi had gesien:
 
‘Her Grave!’ sprac hi doe mettien,
 
‘Al dat ic sie dat sijn crayolenGa naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
In die wapen, ende scietenspolen.Ga naar margenoot+
 
En sach niemen van valoer
 
Daer ic theer alom voer,
 
Sonder Willem van Juleer,Ga naar voetnoot1733
 
Ende mijn her Gi, .i. bacheleer,Ga naar voetnoot1734
1735[regelnummer]
Wijts sone van Dampiere.Ga naar margenoot+
 
Si staen te voet op .i. riviere,Ga naar voetnoot1736
 
Van achter mach mer niet in raken.
 
Ene baniere sagick er blaken,Ga naar voetnoot1738
 
Ga naar margenoot+ Den Lupart van [sabel], gebatelgeert,
1740[regelnummer]
Int v[el]t van goude geordineert.’Ga naar margenoot+
 
Van Brabant sprac doe her Godevard:
 
‘Die ridder, die draecht den Lupart,
 
Dats die gene, dat secgic die,
 
Daer ic mi meest af ontsie:
[pagina 299]
[p. 299]
1745[regelnummer]
Hets mijn her Jan van Rinesse.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1745
 
In die werelt en esser niet sesse
 
Omgaens wijt ende breet,Ga naar voetnoot1747
 
Die bet van orloge weet.’
 
Hi riet doe Artoyse, opdat hem dochte
1750[regelnummer]
Nuttelijc, dat hi niene vochte,Ga naar margenoot+
 
Ende beiden soude metten stride
 
Tote sander dages, wel betideGa naar voetnoot1752-1753
 
Dat van der margenstonde daecht,
 
Si selenre alle al sijn versaecht.
1755[regelnummer]
Nemmermeer selen si mickenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1755
 
Dat si bat ordinoerden al sticken
 
Dan si nu hebben gedaen,
 
Ende morgen laet ons op hem slaen.
 
Hets al arm vole te voet,
1760[regelnummer]
Ende sal dan [t]setten sijn vermoet.’Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1760
 
Artoys balch hem deser word,
 
Ende was er sere om testord,Ga naar voetnoot1762
 
Dat hi hem desen raet vorleide.
 
Hi verhief hem int gereide
1765[regelnummer]
Ende sprac: ‘Na dien dat gi ontsiet,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1765
 
Ic rade wel, Godevaerd, dat gi vliet
[pagina 300]
[p. 300]
 
Ende gi sijt up uwe hoede!’
 
Dit sprac Artoys met overmoede:
 
‘Ic belge mi dat gi dit doet,
1770[regelnummer]
Wi sijn tors ende si te voet.Ga naar margenoot+
 
Hondert orsse ende .M. man,
 
Dats alleens. Wat ontsiedi dan?Ga naar voetnoot1772
 
Drayt omme u ogen ende besiet:
 
Dit vrome vole faelgiert u niet.
1775[regelnummer]
Ende hilt u noyt over ontsaecht,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1775
 
Mi heeft wonder dat gi dit vraecht!
 
In wilde niet, Godevard, dat si lagen
 
Vor ons gebonden, en soudse jagenGa naar voetnoot1778
 
Die ginder over staen te voet,
1780[regelnummer]
Ende daer met coelen minen moet!’Ga naar margenoot+
margenoot+
(5)
voetnoot1715
gewillech genoech te stride = van strijdlust brandende (Verdam), in hooge mate belust op den strijd
margenoot+
(10)
voetnoot1720
pongise = strijd (ofra. poignis).
[tekstkritische noot]1730 scietenspolen hs.: scieten spolen 1733 Juleer hs.: Iuleer 1739 sabel hs.: goude; de Vlaamsche banier droeg een zwarten leeuw, klimmend (gebatelgeert) 1740 velt hs.: vat. Reeds bij Verdam (Tijdschr. Nederl. Taal- en Letterk, X, 1890, bl. 262).
margenoot+
(15)
voetnoot1729
crayolen = schreeuwers (fr. crier)
margenoot+
(20)
voetnoot1733
Juleer = Gulik
voetnoot1734
her Gi, .i. bacheleer = Gwij van Namen of van Richebourg, zoon van Gwij van Dampierre en Isabella van Luxemburg; hij stierf in 1323
margenoot+
(25)
voetnoot1736
Si staen te voet op .i. riviere = Zij (de Vlamingen) staan te voet aan de andere zijde van een rivier
voetnoot1738
blaken = blayen, d.i. wapperen.
margenoot+
bl. 48 a.
margenoot+
(30)
[tekstkritische noot]1745 Jan hs.: Ian 1747 Omgaens hs.: Om gaens 1749 opdat hem hs.: opdathem 1756 Dat si hs: Datsi.
margenoot+
(35)
voetnoot1745
Jan van Rinesse: Jan van Renesse, Zeeuwsche ridder, was in Zeeland aan het hoofd van de partij van den Koning van Engeland en den Graaf van Vlaanderen
voetnoot1747
In Brabant zegt men nog ‘een uur omgaens’, waar omgaen zeker wel infinitief is. De bet. is niet ‘in den omtrek’, doch ‘hoe ver men ook zou omgaen (in de wereld)’
margenoot+
(40)
voetnoot1752-1753
wel betide ‖ Dat van den margenstonde daecht = bij den tijd, dat de morgenstond daagt
margenoot+
(45)
voetnoot1755
micken = er op denken
margenoot+
(50)
voetnoot1760
tsetten = tot het bieden van weerstand. Verdam (Tijdschr. voor Nederl. Taal- en Letterk., X, 1890, bl. 262) emendeert: seker
voetnoot1762
testord (testoren) = gestoord, ontstemd
margenoot+
(55)
voetnoot1765
ontsiet (van het w.w. ontsien) = vreest (voor uzelf).
[tekstkritische noot]Titel: de nummering is foutief; het moest zijn .xxvi. in plaats van .xxii.
margenoot+
(60)
voetnoot1772
alleens = geheel gelijk
margenoot+
(65)
voetnoot1775
ontsaecht = bevreesd (cf. versaagd van versagen, in ontsagen heeft ont-versterkende beteekenis)
voetnoot1778
jagen = achtervolgen
margenoot+
(70)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken