Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3 (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3
Afbeelding van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.98 MB)

Scans (27.26 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Editeurs

Paul de Keyser

Herman vander Linden

A. van Loey



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 3

(1938)–Lodewijk van Velthem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Een visioen dat Huldegard sach inden hemel. .xxxi.Ga naar voetnoot+

2220[regelnummer]
‘Binnen minen live volcomelike,
 
Sagic, met ogen sekerlike,
 
Een levende licht, daer ic in horde
 
Ene stemme secgen dese worde:
 
O dochter, bruet, die crone der erenGa naar margenoot+
2225[regelnummer]
Sal vanden hoede nu vort merenGa naar voetnoot2225
 
Genedert werden, ende sere te gaen,Ga naar voetnoot2226
 
Ende haren mantel, sonder waen,
 
Van hare rijcheit gemindert werd,Ga naar voetnoot2228
 
Want sine hebben niet openberdGa naar margenoot+Ga naar voetnoot2229
[pagina 331]
[p. 331]
2230[regelnummer]
Den tijt, no bekint met,
 
Die ic hem te kinne had geset,
 
Ende haren ondersaten ter stat
 
Hadde gegeven te leerne dat.
 
Want die uder sijn gegevenGa naar margenoot+
2235[regelnummer]
Om te voeden die cleine int leven,
 
Die gi niet rechte maket blide
 
In den tide[.], maer in ontide.
 
Daerom die kindere, die pelgrine,
 
Van honger sterven selen snime,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot2239
2240[regelnummer]
Want gerechte leringe en es niet
 
Vord bracht, daerom dit gesciet.
 
Hen es .i. stemme daer toe geset,Ga naar voetnoot2242
 
Maer sine roepen niet daer met.
 
Hem sijn die werken met gegeven,Ga naar margenoot+
2245[regelnummer]
Maer sine werken niet daerneven.
 
Si willen bliscap hebben groet,
 
Ga naar margenoot+ Sonder enich verdingen bloet.Ga naar voetnoot2247
 
Si willen loen hebben gerede,
 
Sonder enigen dienst mede,Ga naar margenoot+
2250[regelnummer]
Maer die loen van gode vorwaer
 
Moet doen die werken daernaer,
 
Ende om dat gi dit niene doet,
 
Sones ons god niet wel gemoet,Ga naar voetnoot2253
 
Ende sent ons die geesele om dat,Ga naar margenoot+
2255[regelnummer]
Want gi sijt ons so dure gesat.
 
Om dit sal u vriheit dan
 
Vergaen, gelijc dat Chanaan
[pagina 332]
[p. 332]
 
Sine benedixie verloes hier voren.
 
Dese geeselen selmen horen.Ga naar margenoot+
2260[regelnummer]
Daerna ander ende quader vele
 
Selen comen op hem te dele,
 
Wa[n]t die duvel in hem sal
 
Van u secgen quaetheit al.
 
Hi sal secgen: ‘Ate, ende werscape,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot2264
2265[regelnummer]
Ende alrehande geselscape
 
Na minen wille vindic indese,
 
Daer om eest recht dat ic wese
 
Met hem, ende ridder werde in hen,
 
Ende werscapen waer ic ben,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot2269
2270[regelnummer]
Ende spelen na haer gevoech.
 
Maer, o ghi mine jongers genoech,
 
Die mi onderhorech sijt mede,
 
Ghi sijt mine dienres gerede,
 
Ende daerom alle vriheit saenGa naar margenoot+
2275[regelnummer]
Ende u ere ward af gedaen,
 
Al u roef ward u geroeft.’
 
Dit seit die duvel, des geloeft,
 
In hem selven in deser stat.
 
‘Maer wie ic ben’, seit hi na dat,Ga naar margenoot+
2280[regelnummer]
‘Hort na mi in die sprake.’
 
In dien tiden, alse dese sake
 
Sal gescien, sal al tvolc wesen
 
In so groten errore van desen,
 
Dattet so quaet sal werden danGa naar margenoot+
2285[regelnummer]
Dat vore sach oec nieman,
[pagina 333]
[p. 333]
 
Ende dese heet hi scorpione,
 
In haer seden van allen doene,
 
Ende in haer werke slangen met,
 
Ende haer wege sijn gesetGa naar margenoot+
2290[regelnummer]
Ter nidecheit. Om dit twaren
 
Sal der nidege wech vervaren,Ga naar voetnoot2291
 
Ende die duvel sal dan comen
 
Met blikecheit, hebbic vernomen,Ga naar voetnoot2293
 
Ende met ansichte vort,Ga naar margenoot+
2295[regelnummer]
Ende sal secgen dese word,
 
Ende in groeter heylicheit hem gelaten,
 
Ga naar margenoot+ Ende aldus comen na desen baraten,
 
Ende den heren dus spreken an:Ga naar voetnoot2298
 
‘Hoe comt, dat gi desen tyranGa naar margenoot+
2300[regelnummer]
Met u hebt, ende wandelen laet.
 
Waerom gedoechdi haer overdaet,
 
Die al dlant besmetten nu
 
Met hare nidecheit onder u.’
 
Dus sprect die viant den heren anGa naar margenoot+
2305[regelnummer]
In behendicheit, alse .i. heylich man.
[tekstkritische noot]Cap. 31, opschr. Huldegard in het hs. voluit 2225 vort meren: Verdam emendeert, ten onrechte, in vortmere; vgl. voor de n Velthem, VII, 674, 765: meren; 2061: siden; 2411: openbaren; 2488: hier naren 2226 gaen de e staat boven den regel geschreven 2228 werd hs.: w'd 2229 openberd hs.: openb'd.

voetnoot+
Cap. 31. vs. 1-86, naar Hildegardis' Epistola 48 (249 A-250 A, zie aant. bij c. 16)
margenoot+
(5)
voetnoot2225
hoede = hoofd; vortmeren = terstond
voetnoot2226
te gaen = vervallen
voetnoot2228
werd op te vatten als infinitief werden (vgl. vs. 2226)
margenoot+
(10)
voetnoot2229
openberd (voor den vorm met ä, vgl. vs. 1360) evenals bekint, beteekenen: bekend, kenbaar gemaakt (vandaar: gebruikt, besteed, zooals Verdam meende Tijdschr., 1, 295).
[tekstkritische noot]2234 uder hs.: w'd 2236 niet hs.: met 2237 tide[.] hs.: tiden. Alle drie emendaties zijn van Verdam, Tijdschr., 1, 295; vgl. Hild.: nam et ubera nutriendum parvulos meos eis data sunt, quae ipsis recto et congruente tempore non praebent 2238 pelgrine de r werd fragmentarisch boven den regel aangegeven.
margenoot+
(15)
margenoot+
(20)
voetnoot2239
snime = spoedig, welhaast
voetnoot2242
hen = hun
margenoot+
(25)
margenoot+
bl. 87 a.
voetnoot2247
sonder enich verdingen = onvoorwaardelijk
margenoot+
(30)
voetnoot2253
gemoet = welgezind.
margenoot+
(35)
[tekstkritische noot]2262 wa[n]t hs.: wat; waarschijnlijk is het verkortingsstreepje den kopiïst in de pen gebleven 2263 u secgen hs.: secgen u (emend. Verdam, Tijdschr., 1, 296; vgl. Hild.: nam et diabolus in semet ipso de vobis dicit 2269 werscapen: wer in het hs. voluit. De emendatie in wertscapen (M.W., 9, 2326) is overbodig.
margenoot+
(40)
margenoot+
(45)
voetnoot2264
ate = spijs, voedsel; werscape = vreugde, genot
margenoot+
(50)
voetnoot2269
werscapen = feestvieren, vroolijk zijn (Verdam's emendatie M.W., IX, 2326, nl. in wertscapen, is dus overbodig).
margenoot+
(55)
margenoot+
(60)
margenoot+
(65)
[tekstkritische noot]2293 blikecheit: de emendatie met bleken ansichte hebbic vernomen (Verdam, Tijdschr., 1, 296) is overbodig.
margenoot+
(70)
voetnoot2291
nidege wech vervaren = niet doorloopen
voetnoot2293
blikecheit = bleek(ig)heid (met Brab. i, ie voor ê; lat. pallida facie). De emendatie van Verdam is dus overbodig, Tijdschr., 1, 296
margenoot+
(75)
margenoot+
bl. 87 b.
voetnoot2298
heren = de grooten, machtigen (op deze wereld)
margenoot+
(80)
margenoot+
(85)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken