Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Trouwe vrienden (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Trouwe vrienden
Afbeelding van Trouwe vriendenToon afbeelding van titelpagina van Trouwe vrienden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

Scans (35.67 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Illustrator

O. Geerling



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Trouwe vrienden

(1916)–Jan Veltman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 66]
[p. 66]

Hoofdstuk XI.

Aan Piet Messchaert dacht er op school slechts een enkele meer. Gisteren was hij begraven.

Langs de vaart verscholen zich de jongens in 't kaphout om 't vertrek van 't werkvolk af te wachten, en zich dan zoo gauw mogelijk van de kipkarren meester te maken.

Wat vervelend, dat Piet gestorven was juist nu ze hier zoo prettig konden spelen. Vier, vijf heerlijke pretavonden waren met die nare geschiedenis verloren gegaan.

‘Maar nou past het wel weer!’

‘Ja, maar laten er nou geen ongelukken weer gebeuren! - En Rinus weer remmer op de eene kar, en.... ja wie op de andere?’

‘Gerrit Wikkel!’

‘Nee, Bernard Blankerd! Gerrit is te klein!’

Gerrit stoof op.

‘Ik te klein? - Wat moet jij van mij hebben!’

Bernard kwam er tusschen.

‘Ja Gerrit, jij bent te klein; want je moet achter op staan, en over allemaal heen kunnen zien, heel ver vooruit!’

Zie, dát was een reden! En 't was Bernard Blankerd, die 't zei! Eén der rijksten!

Er waren nu geen Goudblommen en Spaken. Niemand had hier recht: 't verboden pleizier effende alle standsverschil. Wie 't slimst was, kreeg het beste part van de pret. Wie 't hardst wilde trekken of duwen, die moest; wie niet wilde werken, liet het anderen doen. Wie het de meerderheid te lastig maakte, werd door allen verbannen.

Enkele jongens hadden touwen meegebracht om

[pagina 67]
[p. 67]

daaraan te kunnen trekken. Want daar er goedschiks niet meer dan vijf, zes aan een kar konden duwen, en de helft der jongens nauwelijks een plaatsje in een der karren konden bekomen, moesten al de anderen trekken. Maar 't zou eerlijk gaan: elk om beurt een reisje heen en weer trekken, en een reisje den rit mee maken.

De remmers.... natuurlijk!!!.... die reden altijd! - Wat was Bernard in zijn nopjes, dat Rinus hem dit postje had toebedeeld. - En wat had Rinus zijn draai, dat hij en Bernard Blankerd, - Blankerd!!! - zulke goede maatjes waren.

Rinus had prachtige wetten gemaakt:

I. De karren moesten altijd in één richting rijden. II. De achterste remmer moest zorgen, dat zijn kar steeds op voldoenden afstand van de voorste verwijderd bleef. III. Wie een reis heen en weer mee gereden waren, moesten de volgende reis trekken. IV. Wie het touw losliet, mocht niet meer mee doen.

Die laatste zet was de slimste. Want de afstand was veel te groot om aan één stuk door te draven, en om 't dus telkens tot het eind te kunnen volhouden, was men genoodzaakt, het kalm aan te leggen. En als 't maar kalm ging, en eendrachtig, was er geen gevaar.

Avond aan avond werd er nu op 't spoorlijntje gespeeld, en 't ging hoe langer hoe prachtiger. Want Rinus was op 't idee gekomen om spoorkaartjes te maken. En nu stelde hij op elke kar een conducteur aan. Die kregen een strook papier om de pet. Bernard de remmer ook. Maar hij zelf was behalve remmer, ook chef, en daarom had hij een roode strook om de pet. De conducteurs moesten nu aan elk, die mee getrokken had, een kaartje geven, en voorzien van dat kaartje, mochten ze in den trein. Maar eer 't fluitje ging - de conducteurs hadden er elk een - moesten de kaartjes afgegeven worden. Er waren

[pagina 68]
[p. 68]

kaartjes met een I, een II, en een III er op. De derde klas moest gehurkt zitten onder in; de tweede-klassers moesten zitten op de knieën van de reizigers derde klas, en de eerste klas moest daar boven op of tusschen in maar een staan-, zit-, lig- of hangplaatsje zien te krijgen. Nu ja, daar werd wel veel gekibbeld en geprutteld, omdat ze allen de helft te weinig plaats hadden, en de conducteur moest deze en gene wel eens een homp of stomp geven, maar overigens ging het vredig en kalm toe. Geen enkel treinongeluk viel er voor.

De wandelaars langs den weg hadden schik van deze ordelijke pret, en vertelden in 't dorp, hoe de jongens daar genoten, en dat rijken en armen in eendracht samen deden.

Wat was het nu rustig in 't dorp: geen gejoel en geschreeuw, geen gegooi en gevecht, geen kattekwaad had daar meer plaats. Geen ouder, die 't zijn kinderen verbood, om met de karren te rijden: alle jongens waren om zes uur op den weg langs de vaart. Eenige burgers spraken er zelfs over, dat de gemeenteraad zulk een eigen lijntje in een der bosschen moest aanleggen, om er de jongens te laten spelen. En de jongens onder elkander vertelden dan spoedig, dat de gemeenteraad dat zeker zou doen. Ja, er waren al, die wisten, dat de gemeenteraad de straatlantaarns af zou schaffen, om geld uit te sparen voor een spoorlijntje in 't bosch.

O, 't was avond aan avond voor de jongens een weelde, als ze nog nooit hadden gekend. Wel kwamen ze in den donker thuis, doodmoe en met stijve, pijnlijke armen en beenen - niet van 't trekken en loopen, maar van 't in elkaar geduwd zitten, staan, liggen of hangen in de kar - doch dit telden ze niet. En ze waren nog niet thuis, of ze hunkerden al weer naar morgen naar 't einde van de middagschool.

Totdat er een dag aanbrak, dat er nog wel de

[pagina 69]
[p. 69]

vaart en de weg waren, maar niet meer het spoortje en de kipkarren: het werk was er gedaan.

Dat was een vreeselijke ramp, en wekte treurnis veel erger dan de plotselinge dood van Piet Messchaert. Er was in eens niets moois meer in de wereld, en 't kon hun nu alles niets meer schelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken