Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Trouwe vrienden (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Trouwe vrienden
Afbeelding van Trouwe vriendenToon afbeelding van titelpagina van Trouwe vrienden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

Scans (35.67 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Illustrator

O. Geerling



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Trouwe vrienden

(1916)–Jan Veltman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XVIII.

't Was in 't late najaar, en 't begon al iets te donkeren, toen de namiddagschool uitging.

De meester liet Rinus, als bijna altijd, weer 't eerst heengaan, zoodat deze de straat ruim had, en weer rap naar huis stapte. Vóór 't huis van de dames Rengers echter slingerde een eind dun ijzerdraad over de straat. Het andere eind zat vast aan 't ijzeren hek, waar 't gediend had om er 't klimop overeind te houden.

[pagina 111]
[p. 111]

Rinus liep er tegen, en zich keerend, om er naar te zien, zag hij, dat de dames naar hem keken. Nu bukte hij zich dadelijk, raapte 't ijzerdraad op en bond het netjes in de heg, waar 't gezeten had.

Eén der dames kwam nu naar buiten.

‘Dank je wel, hoor jongen! - Jij bent een brave knaap! - Andere jongens vernielen den boel, maar jij maakt het kapotte heel; en zoo voorkom je, dat anderen een ongeluk krijgen. Dank je wel, hoor!’

O, wat smaakte die lof zoet. Zoo zoet, dat hij naar meer verlangde. Hij nam zijn pet af, groette beleefd, en ging heen. Maar nu keek hij rond, of er hier of daar niet nóg wat was, dat om een helpende hand vroeg.

Ha, ja! - die plank over het straatriool lag zoo scheef, dat iemand er een ongeluk zou kunnen krijgen. Even recht leggen!

Hij boog zich daartoe voorover, doch keek even, of de dames Rengers 't wel zagen. Ha, ja! Nu de plank recht gelegd, en meteen geprobeerd, of hij zoo goed lag. Hier getrapt, daar gestampt.... ja, zóó lag de plank vast.

Hier aan 't uiterst eind nog eens den voet gezet.... hé, wat wipte de plank nu gemakkelijk aan het andere eind op! - Even wippen! - Maar dát hoefden de dames niet te zien.

Hij dook weg achter een haagdoorn, die hier stond op den hoek van 't boschpad en de straat: hier kon niemand hem zien.

Wippen....

Wat kon je hier iemand gemakkelijk laten struikelen. Kijk, als er nu eens een dief of moordenaar hier de straat langs holde, vluchtend voor de politie, die hem nazat, en als er dan hier iemand verborgen stond en even op de plank trapte, dan moest de vent struikelen, en dan hadden ze hem zóó.

Of, als 't oorlog was, en je had dan overal over

[pagina 112]
[p. 112]

den weg zulke planken - wat zand er overheen, dat ze er niets van merkten - en dan bij elke plank iemand verborgen, die gauw de plank liet wippen, dan had je zóó den vijand onder den voet, als ze kwamen aangemarcheerd. Dan kon je ze gemakkelijk krijgsgevangen maken. Ha ja, dan hoefde je niemand dood te schieten. De blauwe schenen, die ze van den smak kregen, zouden wel gauw weer beteren! - Als hij eens koning was, zou hij het heele land door overal zulke wipplanken over de wegen laten maken. Dan hoefde je maar even zóó te doen met je voet, en plof! - daar lagen er weer vier gelijk met den neus in 't zand.

Zóó met den voet!....

Hé, zóú je werkelijk iemand zóó kunnen laten vallen? - Probeeren! - Een klein, klein beetje maar; - alleen maar probeeren, of iemand er een beetje door struikelt; een beetje maar; zóó, dat hij nog niet valt....

Neen, niet met dien dikken man! - Als hij eens.... Neen, dat oude vrouwtje ook niet. - Een jongen? - Maar soldaten waren allen mannen, en dus moest je het met een man probeeren.

Mooi, de postdirecteur! - hij was zoo lang en licht, en - vlug. Die zou van een heel klein struikelingetje niet vallen!

Pas op! - precies op tijd! - een heel, heel klein beetje maar! - Nu!....

Ontzettend!....

Rinus zag een paar lange dunne beenen de lucht invliegen, en twee handen....

En hij hoorde een afgrijselijken vloek....

Hij holde weg, het boschpad in. Hij rende, hij vloog, geheel in den waan, dat er vlak achter hem een klauw was, die hem naar den nek greep. Woeste bedreigingen krijschten hem in de ooren. De adem van zijn doodsvijand brandde in zijn nek.

[pagina 113]
[p. 113]

‘Heere, help mij! - hij zal mij vermoorden!’

Hij rende, rende, rende immer sneller, altijd maar rechtuit. De angst liet geen gevoel van moeheid toe. En immer sneller vloog hij, alsof hij geen grond meer raakte; alsof hij zweefde, immer sneller. Tot - pats! - hij over een boomwortel struikelde en tegen den grond smakte....

Even zag hij nog een vaal licht, dat snel inkromp, en geheel verdween. 't Werd plots stikdonkere nacht.

 

Hijgend heukelde iemand voort door de avonddonkerte onder de hooge boomen van de laan door 't groote bosch, waar zich geen levend wezen meer bewoog. Telkens probeerde hij het, om even hard te loopen, maar nauwelijks goed op gang, hinkte hij op één been verder, omdat het andere niet meer kon, en kreupelde dan weer met ongelijke passen voort. Maar altijd voor zijn doen haastig, hijgend, en - naar alle kanten rond turend.

Soms hief hij den blik omhoog, als verwachtte hij van daar hulp. En dan weer even loopen twintig, dertig passen, en weer meer hijgend den looppas stakend.

‘Rinus!’

Wat was het roerloos stil in 't rond. Slechts de verre echo beantwoordde zijn zwakken roep.

Nog eens:

‘Rinus!’

Waarom riep hij niet terug? Aan een enkelen klank toch, hoe ver ook, zou hij Rinus herkennen, en weten waar hij was.

‘Rinus!’

Kroop daar niet iemand onder de dennen door?

‘Rinus!’

Sloop er daar niet iets van stam tot stam? Zweefde er niet iemand daar langs de sloot? ‘Lieve, trouwe Heer! - bewaar hem, en laat ik hem vinden!’

[pagina 114]
[p. 114]

Nog maar even hard loopen! Want deze laan was hij ingehold, altijd sneller, altijd verder. Hierheen was hij geloopen. - Rende hij dan altijd, altijd maar door? - Voor wien vluchtte hij dan? - Want niemand vervolgde hem immers!

‘Lieve, trouwe Heer! houd hem vast! - Laat hij terug komen! Laat hij toch geen ongeluk krijgen, of verdwalen. 't Wordt zoo donker!’ Nog maar eens geprobeerd, hard te loopen!

‘Rinus!’

Doch slechts de echo gaf spottend een antwoord.

 

Stil! - lag daar midden in de laan niet iets zwarts? - Zou dat....

Plots vertraagde hij zijn gang, als overviel hem iets angstigs. O, als....

Toch maar er heen - naar dat zwarte. - - Wat lag het daar roerloos! -

Toch wás hij 't!

‘Rinus....’

Hij streelde de hand over 't roerlooze gelaat. ‘Lieve Rinus! - ik ben het! George!’ Hij vatte zijn hand, en voelde, dat die hand zijn vingers omklemde.

‘George!.... nu wordt het weer licht. Wat doen we hier? - Zullen we....’

Wat was George blij, dat hij de stem van zijn vriend weer hoorde.

‘Rinus, ben je gevallen? - Heb je pijn?’

De gevallene hief zich half op, en zei:

‘O, ja - nu weet ik het. - Waar is mijnheer Happè? - Vertelden ze het je in 't dorp, dat ik.... Was je den heelen nacht bij mij? - George, ik heb je heel lief....’

't Werd George vreemd te moede.

‘Rinus, laten we probeeren, of je loopen kunt. Heb je pijn?’

‘Pijn? - Welneen! - Neen, je hoeft me niet te

[pagina 115]
[p. 115]

helpen; ik kan best alleen overeind komen. Kijk!’

Hij richtte zich op, tastte met de hand naar zijn hoofd om te weten, of hij al of niet zijn pet op had, voelde in zijn broekzakken, zocht met de voeten over den grond, of daar misschien nog iets van hem lag, en zei:

‘Kom, George! laten we gaan! - Waar zijn we? - Weet je wel den weg?’

Wat was George blij.

‘Leg je hand maar in mijn arm; ik weet den weg wel!’

Ze gingen; eerst voetje voor voetje, als om te probeeren, en dan telkens iets gezwinder. George vroeg nog niets, en Rinus zei maar niets: de donkerte van 't bosch scheen hen te drukken. Maar toen ze weer onder de open lucht kwamen, vroeg Rinus:

‘George, heb je hem uit het bosch terug zien komen?’

‘Wie?’

‘Wel, mijnheer Happé, de postdirecteur!’

‘Die is niet eens in 't bosch geweest.’

‘Hij zat me toch na!’

‘Wel neen! - Ik zag wel, dat hij struikelde. - Ik kwam juist uit school en zag je. Ik ging naar je toe, en mijnheer Happé kwam me tegen. Hij streek zijn pantalon recht, en 'k hoorde hem zeggen: Die domme jongens! Ik zag je loopen, en dacht toen dadelijk, dat je voor hém weg liep. - Maar 't was toch heelemaal jouw schuld niet. - En toen ik in de laan kwam, zag ik je rennen, al maar door tot ik je niet meer zag. Want het werd daar diep in 't bosch al zoo donker. Je bent toen zeker gevallen! - 'k Ben zoo heel blij, Rinus, dat de Heer alles weer goed heeft gemaakt.’

Rinus zweeg lang.

Doch toen ze, in 't dorp, dicht bij huis waren gekomen, zei hij:

[pagina 116]
[p. 116]

‘George! - laten we er tegen niemand iets van zeggen. 't Zou moeder ongerust maken. En beiden loopen we wel meer eens het boschpad om, als we uit school komen. Vader en moeder hebben graag, dat ik dat doe, omdat we toch al zooveel in huis zijn.’

‘Ma zegt ook vaak, dat ik maar eens flink loopen moet uit school. Als 'k maar vóór 't dinee weer thuis ben.’

‘George! - laten we 't dan maar niet zeggen! - Straks kom je gauw weer?’

‘Zeker! - Dag!’ -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken