Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verbroken zegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verbroken zegel
Afbeelding van Verbroken zegelToon afbeelding van titelpagina van Verbroken zegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.67 MB)

Scans (10.59 MB)

ebook (5.46 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rik Slabbinck



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verbroken zegel

(1952)–Jan Vercammen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]


illustratie

[pagina 75]
[p. 75]

XVII

 
ZAAGT gij niet, vrienden, hoe menigmaal
 
de doden in levende ogen bewenen
 
elk geheim, dat niet onderging in taal
 
of een ander teken; dat niet de stenen
 
vertelden wat het hart had gesmoord
 
in een van de zeven zware hoofdzonden?
 
Wie verduistert wat hem toebehoort
 
en niet herkent wie tot hem zijn gezonden
 
en zwijgt (God heeft geduld tot de dood),
 
zal in ogen wenen die hij beminde,
 
wanneer zij niet wenen noch uit nood
 
noch uit zijne gedachtenis. Als de kinde-
 
ren van Hameln hem, die het lied floot
 
van hun uittocht naar de donkere dalen,
 
volgen onze verzuimen ons in de schoot
 
der valleien voorbij onze zonnestralen,
 
- o pijn van schade, die nimmer aflaat!
 
Moge geen zwijgen ooit het woord breken
 
dat vruchtbaar is aan kiemkrachtig zaad,
 
en dat de dichter tot zijn moeder spreke:
 
- Het vuur van Koendalini, dat verteert
 
en schept tezamen, hebt gij aangestoken.
 
Ik heb de schaduwen der vlam begeerd
 
- o rilde vrouwen uit mijn droom ontloken
 
tot werkelijkheid, erkend als werkelijkheid! -
 
steeds met de prille drang van neofieten
 
en in de zwoele roes der vruchtbaarheid
 
van donkre grond, waaruit als licht opschieten
 
de halmen: vloed over onze poldergouw.
 
In eenzaamheid teelde ik zeldzame dromen
 
en schonk ze aan hen die dolen, wijl hun trouw
 
zo zwaar te schenken is, en mij nabij gekomen
[pagina 76]
[p. 76]
 
zag ik hun ogen op mijn dromen opengaan.
 
Maar ik, de dorstige, ontvluchtte de genoden,
 
waar hun de honigmede van een droom, een waan,
 
dit feestgelag, te drinken werd geboden.
 
Er zijn woestijnen, moeder, in het land-
 
schap van mijn ziel, maar zie, de karavanen
 
vinden hun weg en zeer diep in het zand
 
is water vloeiend, vruchtbaar als uw tranen
 
en als de milde rimpels van uw aangezicht.
 
Wat dieper dan ik in mijn hart kan dalen
 
nog in het duister leeft moet in het helste licht
 
geheven worden van mijn geest, met taal en
 
met stille tekenen als zorgen dicht omringd,
 
en vruchtbaar worden voor mijzelf en allen
 
mij gezonden. O moeder, hoor, hoe zingt
 
het leven in de bladeren die vallen
 
en ruisen in de wind over de grond.
 
Alleen is geestelijk wat voor zichzelven
 
een eigen wezen, zelf geschapen, vond.
 
O moeder, en ik moet aanhoudend delven,
 
want zie, de tijd die mij verloren ging
 
dringt deze tijden voort. Mijn veertig jaren
 
zijn lichte last. Hoe licht wordt de herinnering
 
aan die verloren zijn, wijl naar het baren
 
én spier én zenuw strak gespannen staan.
 
Van elk beleven loopt naar hergeboorte
 
de weg. Ik zuiver elk begin van waan.
 
Ik ken het sesam voor de gouden poorten.
 
Bid, moeder, voor uw eerstgeboren zoon,
 
opdat hij voor zijn schone tijd gewinne
 
de hoge moed, om elke troebele toon
 
deemoedig aan te horen in zijn zinnen
[pagina 77]
[p. 77]
 
en in zijn hart, want niets in hem is rein
 
genoeg, opdat het gave vruchten drage,
 
waar reine handen slechts naar reiken, rein
 
van te leven: zelf het chrysma te dragen,
 
dat de genade schenkt der vruchtbaarheid.
 
Gedachten om nog ongedachte vragen
 
- o witte kille kinderen, uit een tijd
 
vol misten en zilveren hinderlagen
 
oplichtend - staart hij verzonken aan.
 
En telkens dankt hij God deemoedig, die ze
 
zendt, maar zich verbergen blijft in diafa-
 
ne verten, opdat hij hem niet verlieze,
 
maar zoeke, moeder, en zoeken blijve altijd,
 
zodat hij buiten dit leven hem vinde.
 
God schoof de wereld in de snelle tijd
 
voor elk éénmaal, want allen zijn zijn kinde-
 
ren. Maar de hele wereld is binnen in
 
onszelve, voorwaar, en wie dat vergeten
 
verdwalen: zij zien geen einde, geen begin
 
en vinden zelfs geen maten om te meten,
 
geen namen om te noemen nimmermeer.
 
En op de wereld staat een witte toren:
 
de Foetsjijama, tombe der begeer-
 
ten, immer zuiverder uit vuur herboren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken