Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914
Afbeelding van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914Toon afbeelding van titelpagina van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.97 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914

(1982)–Raymond Vervliet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 131]
[p. 131]

-25- Omer Wattez: ‘Een woord over Realism en Idealism in de Letteren.’

In de laatste jaren hebben wij op letterkundig gebied eenen strijd zien voeren, waarvan wij, tot nu toe, noch het einde, noch den uitslag voorzien. Ik bedoel den kamp tusschen degenen die zich de ‘naturalisten’ noemen en degenen, welke als ‘idealisten’ bekend zijn.

Groote meesters en kleine, oorspronkelijke geesten en navolgers hebben wij hier en elders, maar vooral bij onze Fransche naburen aan den gang gezien en zij hebben ons kostbare bladzijden voor de geschiedenis der literatuur onzer eeuw geleverd.

Over dien strijd willen wij u gedurende eenige stonden onderhouden.

Wanneer eene school in kunst of letteren het toppunt van haar streven heeft bereikt, wanneer men bemerkt dat degenen, die nieuwe kunstregels voorschreven, aan het zoeken gaan en zelven de grenzen overschrijden van den kring, dien zij zich trokken, ziet men aan den gezichteinder reeds de reactie opdagen. Anders gezegd, eene nieuwe school wordt in 't leven geroepen, die eene gansch uiteenloopende baan betreedt.

Eens te meer en vooral daar ziet men de waarheid van het ‘les extrêmes se touchent’ bevestigd. Op dat oogenblik is alle aanprediking tot gematigden overgang of zuiniger omgang met de kunstbeginselen hunner school zooveel als een degenstoot in het water. Hoe kon het dus anders, of het romantisme - de school, die het aandeel der verbeelding in het natuurleven tot zijne uiterste grenzen voerde, moest tegengewerkt worden door eene strekking die het geestesleven zoo niet miskende, dan toch aan de fatale eischen eener uitsluitelijk stoffelijke natuur onderwierp?

Victor Hugo, Alfred de Musset, George Sand, Lamartine en Byron hielpen, zonder het te willen, veel tot het ontwikkelen van vernuften als die van Flaubert, Zola, Daudet, Swinburne en vele anderen.

Om voor ons land te spreken moesten hier, door den stroom medegesleept, nevens Conscience, Van Beers, die idealisten in den vollen zin van 't woord, letterkundigen verschijnen, die de tastbare werkelijkheid in hunne voortbrengselen een ruimer aandeel toekenden. Ik bedoel onder de hoofdmannen, Sleeckx en Julius Vuylsteke. Sinds dit oogenblik kon men onze literarische school in twee deelen splitsen, waarvan het eene in de laatste dagen verreweg het grootste werd. Een enkele, en dit de voornaamste onder de jongeren, heeft zich door zijn schitterende dichtwerken aan die stelselmatige rangschikking willen onttrekken; - 't is de dichter van de Kinderen der Menschen en van Onbluschbare Vlammen, die de regels aller scholen aan zijn buitengewone inbeelding onderwierp en hun niets vroeg dan beurtelings de beste middelen om zijne scheppingen vorm te geven. In de kunst vinden wij zulks zeer prijzenswaardig. Doch treden wij niet te zeer vooruit; keeren wij terug tot de eerste dagen van Conscience's bijval. Zijn idealisme had iedereen aan het lezen gebracht. Het beroerde tijdvak der Belgische omwenteling had de gemoederen aan schokkende toestanden, aan strijdlust en heldendroomen gewoon gemaakt. Men had dorst naar grootsche tafereelen, daden van mannen, die eerder tot eene reuzenwereld dan tot onze prozatijd behoorden. Naar lust kon men dien dorst lesschen in al de geschiedkundige romans, die Conscience voortbracht. Zoo verklaart men het, dat ons volk zich door soms overdreven heldenfeiten liet bezielen, daar vroegere eeuwen, die het onder 't oogpunt der verstandelijke ontwikkeling zeer ver hadden gebracht, als b.v. de zestiende, gansch ons prachtig verleden der middeleeuwen in het duister hadden gelaten.

Wat we hier zagen gebeurde ook elders; daarvan legt Alfred de Musset in zijn prozaschriften, voornamelijk in het eerste hoofdstuk van ‘la Confession d'un enfant du Siècle’ getuigenis af.

[pagina 132]
[p. 132]

Kortom het romantisme stond nauw in betrekking met de onstuimige gevoelens eener samenleving, die grondige veranderingen eischte. - Nochtans is het opmerkenswaardig dat in kunst en letteren het idealisme zich zozeer lucht gaf in eene eeuw, die men zoo dikwijls de eeuw van het ‘positivisme’ en van ‘ijzer en staal’ heeft genoemd.

Doch, wel beschouwd, was die strekking reeds eene borstweer voor den aanval der stellige wetenschappen, die weldra zouden pogen zich aan het hoofd van wijsbegeerte en onderwijs te stellen. De weerklank hiervan werd ook weldra in de letterkunde gehoord, de tonen gretig opgevangen en de naam ‘naturalisten’ zou van nu af niet alleen dienen om natuurvorschers aan te duiden, maar ook om die schrijvers te betitelen, welke zich voorstelden niets dan de werkelijkheid in hunne voortbrengselen te huldigen.

We zijn in Frankrijk. Flaubert heeft Madame Bovary geschreven. Hij is de voorlooper. Zola, de schrijver van le Roman expérimental, verheft de strekking tot school en lokt eene heele schaar aanhangers tot zich. Het zal hier geenszins noodig zijn uiteen te zetten, hoe de schrijver van l'Assommoir, Germinal en La Terre zijne beginselen verstond en toepaste; doch enkel willen wij wijzen op iets, dat dadelijk in 't oog springt, als men een paar zijner werken heeft gelezen. Zeker is het, dat hij de eigenaardigheden, vooral de dierlijke, van verschillende individuën in een enkel wezen vereenigt. Dat vooreerst is niet naturalistisch; de romantieker en de idealist doen niets anders, als zij eene ruime keus van gaven en vermogens in eene enkele ziel hunner helden plaatsen.

Bij Emile Zola overweldigt het dierlijke volkomen den geest, die eene zeer ondergeschikte rol speelt. Het wezen wordt als ‘fataal’ aangedreven tot handelen. Zoo iets zou men veel juister met den naam materialisme dan met dien van naturalisme aanduiden.

Bij den zuiveren idealist leeft de geest verre boven de stof, waaraan hij gebiedt, als aan een onderdanigen dienaar, eenen slaaf. Zijne idealen zijn de tastbare werkelijkheid altijd verre vooruit.

Zou het ware naturalisme tusschen beide niet li[g]gen?

Voor een oogenblik laten wij het woord aan den scherpzinnigen Franschen criticus, M. Jules Lemaître:

‘Si l'on compare M. Daudet avec M. Zola on verra que c'est M. Daudet qui est le romancier naturaliste, non M. Zola; que c'est l'auteur du Nabab qui part de l'observation de la réalité et qui est comme possédé par elle, tandis que l'auteur de l'Assommoir ne la consulte que lorsque son siège est fait et sommairement et avec des idées préconçues. L'un saisit des personnages réels, et presque toujours singuliers, puis cherche une action qui les relie tous entre eux et qui soit en même temps le développement naturel du caractère ou des passions des principaux acteurs. L'autre veut peindre une classe, un groupe qu'il connait en gros, et qu'il se représente d'une certaine façon avant toute étude particulière; il imagine ensuite un drame très simple et très large, où des masses puissent se mouvoir et où puissent se montrer en plein des types très généraux.’

En bij ons is het ook zoo. Het ‘naturalisme’ ligt niet zoozeer in sommige bladzijden van Wazenaar, Reimond Stijns, maar veel meer in het overige hunner werken, alhoewel dit deel niet altijd ‘naturalistisch’ wordt geheeten.

Het naturalisme spreekt nog duidelijker uit Tony's Ernest Staas en de novellen der juffrouwen Loveling, om een paar voorbeelden buiten Sleeckx en Vuylsteke te nemen.

Maar gelijk veelal geschiedt, brengt de naam dikwijls op het dwaalspoor. Uit de school, die zich naturalistisch noemde, heeft men juist datgene genomen, wat eerder eene uitzondering op het natuurlijke is, om het als kenmerk dier school te aanvaarden.

Sommige navolgers hebben getoond, dat zij het in hunne redeneering en toepassing niet verder brachten dan het oordeel der menigte ons heeft laten kennen. Zoozeer

[pagina 133]
[p. 133]

werden de beginselen van het echte naturalisme miskend, dat men bij het hooren van dat woord al dadelijk aan een afstootend en walgelijk tafereel begint te denken, waarvan de schildering zoo getrouw mogelijk de werkelijkheid weergeeft.

Want, zegt Zola ‘le roman doit serrer la réalité du plus près qu'il se peut.’

Daar valt niets op af te wijzen; maar waarom iemand doen gelooven dat het naturalisme de volstrekte opoffering van den geest voor het tastbare, het stoffelijke, het dierlijke is?

Zijn er geene tijdperken in de geschiedenis, waarin de geest eene zeer aanzienlijke rol speelde en denken wij, om een treffend voorbeeld te nemen, niet duizendmaal meer dan wij handelen? Is dit denken geene natuur meer?

Zijn ze niet bij duizenden te tellen, die, in Frankrijk zelve, de tegenovergestelde richting aankleven en de romans der idealisten lezen? Waaraan hebben Feuillet en vooral Ohnet hun schitterenden bijval te danken?

Is die stroom geen natuurlijk verschijnsel meer?

Nu een woordje over de naturalisten als kunstenaars.

Is het naturalisme eene democratieke kunst? Op den schijn oordeelend, zou men genegen zijn ja te zeggen; maar hier laten wij nogmaals het woord aan den heer Lemaître:

‘D'ordinaire ce qui intéresse dans l'oeuvre d'art c'est à la fois l'objet exprimé et l'expression même, la traduction et l'interprétation de cet objet: mais quand l'objet est entièrement, et absolument laid et plat, on est bien sûr alors que ce qu'on aime dans l'oeuvre d'art, c'est l'art tout seul. L'art pur, l'art suprême n'existe que s'il s'exerce sur des laideurs et des platitudes. Et voilà pourquoi le naturalisme loin d'être, comme quelques-uns le croient, un art grossier, est un art aristocratique, un art de mandarins égoïstes, le comble de l'art, ou de l'artificiel.’

Juister kan het niet gezegd worden. Wie er klinkende bewijzen voor wil, hoeft maar na te gaan in welke kringen de zoogezegde naturalisten gelezen worden. De ‘abonnés’ van het aristocratisch blad Gil-Blas krijgen de primeur van de meest naturalistische van Zola's werken.

En zij, die aan de brutale werkelijkheid veelal eenen hekel hebben, zijn het nieuwsgierigst om ze bij Zola ‘geconcentree[r]d’ zal ik zeggen, te genieten. Ware het om kunst te doen, dan zouden dezen vooral hoog met Zola en zijne navolgers oploopen, die de werkelijkheid van zeer nabij zien en er dan des schrijvers werken willen aan toetsen. Die het zoo doen, maken echter de kleine minderheid uit.

In ons land men versta mij dat ik spreek van het Vlaamschlezend publiek - geloof ik niet aan het gelukken van het ‘naturalisme’ of beter gezegd het materialisme.

Vooreerst dat publiek behoort tot de volksstanden, die zich altijd veel liever in eene meer ideale wereld door hunne lezing verplaatsen dan in deze, welke zij in hunne gebuurten kunnen beschouwen. De bijval, dien sommigen onzer schrijvers genoten en nog genieten, is er een klaar bewijs van. Zelfs het echte, gezonder naturalism van Sleeckx, de Lovelings, Teirlinck-Styns en Van Cuyck heeft veel min kans dan sommige idealistische werken, die soms als letterwaarde door de eersten verre overtroffen worden.

Dat is nu eenmaal zoo en met de feiten valt er af te rekenen; de kunst kan men toch alleen voor zich niet beoefenen - want zoo iets wordt in de lettergeschiedenis niet medegeteld.

Nu een woord om te eindigen.

Jaarlijks valt het getal Vlaamsche lezers van lettergewrochten af. Daar is geen bijval meer voor Vlaamsche boeken, zooals ten tijde van Conscience. Het ontbreekt ons echter niet aan werken van waarde; maar met moeite komen deze aan eene tweede uitgave.

[pagina 134]
[p. 134]

Mijns denkens is de invloed van het Fransche materialism op ons proza te groot geweest. Bijna al onze novellisten zijn deze richting veel meer dan het idealism toegedaan; doch de lezers blijven achter.

Is het niet omdat de overgang van Conscience tot de jongste lettervoortbrengselen te moeilijk is? Ik geloof van ja, en ik denk niet, dat het veranderen zal, vooraleer aan het idealism eene ruimer plaats in ons proza worde toegekend.

 

a.nederlandsch museum.
b.Tijdschrift voor Letteren, Wetenschappen en Kunst.
c.Gent.
d.Drukker: Ad. Hoste, Veldstraat 49, Gent.
e.‘Een Woord over Realism en Idealism in de Letteren.’
f.Derde reeks, 2e jg., 1888, nrs 3-4, pp. 160-166.
g.omer wattez* (20).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Het Belfort

  • over De Boomgaard

  • over Dietsche Warande

  • over Dietsche Warande en Belfort

  • over La Jeune Belgique

  • over Ontwaking

  • over Het Pennoen

  • over Van Nu en Straks

  • over Vlaamsche Arbeid

  • over De Vlaamsche School

  • over De Vlaamse Gids

  • over De Vlaamsche Vlagge

  • over Vlaanderen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Omer Wattez