Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914
Afbeelding van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914Toon afbeelding van titelpagina van De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.97 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914

(1982)–Raymond Vervliet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 470]
[p. 470]

-127- [Programmaverklaring van Kunstgids]

Reeds over heel wat jaren lazen we - en van de pen van goede kunstkenners, die met zekere menschen niet medeliepen om mogelijke eer of gehoopt voordeel, - dat de kunst 'n verkeerde richting insloeg. - O, er waren zelfs vinnigscherpe artikels, waarover lang gesproken werd, gejuicht hier, gegrinnikt ginder, maar die van lieverlede vergeten werden. De man, die zijn gedacht had uitgedrukt en zijn gevoelen doen kennen, voelde - wie Weet ook waarom? - den lust niet meer daarop terug te komen. Hij meende zijn plicht gedaan te hebben met een, tweemaal op wat kwaads te wijzen en zweeg of tenminste, zweeg dààrover. Daarenboven, is 't mogelijk, - en 't is zelfs heel waarschijnlijk, - dat hij de noodige plaats niet meer kreeg om gedrukt te worden, - en zij, die begeerig uitzagen naar zijn schrijven, en gaarne luisterden naar zijn stem, die naar waarheid klonk, en verdedigde wat zoovelen schoon vonden, ze zagen niets meer en hoorden evenmin.

En de stroom van minderwaardig werk werd grooter, breeder, hij klom, klom heel hoog en overspatte 't meer deugdelijke, dat onderging bij den nieuwsoortigen vloed.

't Minderwaardige is altijd overvloediger dan 't betere.

Toen - en dat was dan ook heel natuurlijk - werd er geroepen door de velen die er belang bij hadden, - qui étaient causes et partis - dat hun werk, en hun werk alleen kunst is, en dat werd bevestigd en hoog uitgekreten door nog veel anderen, die om te geraken waar ze zijn wilden, 'n laddertje gebruikten, dat geheel gereed stond.

De allerindividueelste emotie, enz. - hoe vager, hoe onduidelijker, hoe mistiger hoe liever, - hoo hooger de weerde van het kunstgewrocht.

En ons goed volk van Vlaanderen, gereed gemaakt door zoovele goede en groote voorgangers om klaar te zien, moet - tegen zijn wil in - bewonderen gaan de werken van hen, die hun talent, - want helaas! daar waren er en nu nog zijn er - die hun veel talent gebruikten en gebruiken tot het voortbrengen van gewrochten, die eenvoudig ongenietbaar zijn.

Maar bovendien was het hun niet alleen te doen zóó te werken. Neen, de vergelijking niet doorstaan kunnend met de goede werkers, moest er 'n middel gevonden worden om die menschen in de schaduw te houden, opdat niet hun weerde de nieuwlichters en nieuwzieners in de schaduw duwe - deze schaduw gelieve men zoo blauw mogelijk te denken, - en, men zweeg over hen, - 't was de samenzwering der stilte, - over hun naam, over hun werk. En wanneer er waren die zulks niet sprakeloos gedoogden, wier Vlaamsch-vrij gemoed in opstand kwam bij zoo 'n kleingeestige behandeling, die nochtans hen trof in hun stoffelijke belangen, - 'n artist moet nu eenmaal ook leven - dan gebruikte men tegen hen het laffe wapen van den spot. Mannekensschilders! Burgerkunstenaars! Beestenteekenaars, en nog vele andere namen meer, allen even schoon en even goed te kennen gevend het karakter van hem, die 't spottend woord vond.

Kringen werden gesticht en onder heel-schoone namen nog al. Reklaam werd gemaakt echt of 't Barnums waren... en 't publiek, het goedzakkig, al-verdragend publiek, 't publiek, dat binnen den kring uitgekreten werd voor dom, onbevoegd, onwetend, ongevoelig, on-esthetisch, kwam al minder en minder naar de tentoonstellingen. Het vond daar niets voor zijn geest, noch voor zijn hart; soms ook niets dat het oog streelen mocht.

't Gezond oordeel van 't publiek begon klaar te zien in de klucht en smaakte ze niet, - neen!

[pagina 471]
[p. 471]

En wat voorviel in beeldende kunsten, viel voor in litteratuur en valt nu nog voor, - alle dagen. Daar ook is 't evangelie, volgens, ja, 't doet er niet toe, - de allerindividueelste emotie, enz., 't onbegrijpelijkste, 't onzinnigste 't eerste. Schrijven om 't genoegen van 't aaneensnoeren van woorden, - hoe, komt er al weinig op aan - als de woorden er maar staan, met mooie letter op mooi papier. 't Verstaan van 't geschrevene telt voor niets. Wie toch leest ten dage nog om 't genoegen van 't begrijpen of om het blije van die uitspanning, - een der schoonste die bestaat?

Burgersmenschen! - o ja! maar voor hen is dat geschrijf nu eenmaal niet.

O goedzakkig Publiek, ge zijt te laag nog, weet ge! te weinig ontwikkeld voor die heeren; wacht - zoo 't wachten u vrijstaat en Gode u 't lange leven schenkt - tot uw dochters en zonen opgegroeid zijn en 'n nieuwe generatie verwekken, en wacht dan nog tot die groot is en lezen kan - zij zullen u uitleggen en klaar voor 't verstand brengen, misschien, wat er moet verstaan worden door de allerindividueelste-emotioneele, enz., litteratuur en kunst van den dage.

We weten 't wel, groote, goede menschen zijn er geweest, die geschreven hebben voor u. En ge hebt gelezen, veel gelezen, gejuicht bij hun juichen, geweend, wanneer zij zoo goed 't wee van 't leven beschreven, 't lieve leven, dat soms zoo wrang zijn kan. Gij hebt met hen meegeleefd en met hunne helden en heldinnen, en ge hebt vereerd, en diep vereerd èn den schepper van het werk èn zijn schepsels: de kinderen van zijn geest.

Nog leeft in u de smaak, en is in u groote lust tot lezen. Wat? 't Verstaanbare. O, nuchter Publiek, willend dat schoonheid verstaanbaar zij, van waar haalt ge die stoute gedachte?

Lijnen en zinnen, beelden en boeken, 't moet al verstaanbaar zijn?

Wat onverstaanbaar is, is ongenietbaar, en wat ongenietbaar is, kan dat wel schoon zijn, en 't voortbrengen van ongenietbare dingen, kunst?

‘L'art est le don de créer des choses belles, qui causent le vrai plaisir esthétique.’ (Verest). En publiek, nog eens, met zijn heel gezond oordeel zegt: wat ongenietbaar is kan geen genoegen, geen genot verwekken, en is dus geen kunst.

Wij willen voor zooveert in onze macht is, ingaan tegen die strekkingen, - niet de moderne, neen, - wij ook zijn kinderen van onzen tijd; tegen strekkingen, die kunst verlagen, haar voor 't publiek in 't algemeen en voor ons Vlaamsch publiek in 't bijzonder, ongenietbaar maken.

Kunstenaars helpen, hen meer bekend maken, jongeren den weg wijzen, die anderen hebben betreden - mits allen eerbied voor talent en oorspronkelijkheid, die anderen gebracht heeft tot roem en geluk, letterkundigen rondom ons scharen, die werken willen - de jongeren die werken zullen, de anderen, die 't nu doen om ons Vlaamsch volk meer goede, degelijke lectuur te verschaffen, in de plaats van de ellendige dingen, uit vreemde talen gehaald, slordig omgewerkt, nietsbeduidend, vaak zedebedervend, die 't ongelukkig nu koopt bij gebrek aan beters en dàt niettegenstaande de vele ‘schrijvers’ van Vlaanderen, die ongelezen blijven, - waarom? - omdat ze niet schrijven voor hun volk. -

Niet in 't gelukken ligt het grootsche, noch het edele van 'n pogen, maar in 't inzicht van het pogen; 'n misdaad is 't niet te pogen, als pogen vrijstaat, en edel is elk werk van menschen om het volk te schenken meer kennis, meer ontwikkeling...

Ons pogen - 't slagen is niet in onze macht, - moge gelukken, ten goede van de kunst in Vlaanderland.

 

a.Kunstgids.
b.Maandschrift voor Kunst, Letteren en Oudheden.
c.Berchem.
[pagina 472]
[p. 472]
d.Drukker: niet vermeld.
e.‘Inleiding.’
f.1e jg., nr 1, 1909, pp. 3-7.
g.Ondertekend: De Opstelraad.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Het Belfort

  • over De Boomgaard

  • over Dietsche Warande

  • over Dietsche Warande en Belfort

  • over La Jeune Belgique

  • over Ontwaking

  • over Het Pennoen

  • over Van Nu en Straks

  • over Vlaamsche Arbeid

  • over De Vlaamsche School

  • over De Vlaamse Gids

  • over De Vlaamsche Vlagge

  • over Vlaanderen