Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine stukjes om te lezen (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine stukjes om te lezen
Afbeelding van Kleine stukjes om te lezenToon afbeelding van titelpagina van Kleine stukjes om te lezen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.53 MB)

Scans (0.23 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine stukjes om te lezen

(1970)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

(Fragment)

Hij kwam binnen, klein, rechtop, uiterst netjes gekleed en duidelijk een chinees. Natuurlijk werd hem dit niet kwalijk genomen, het personeel had alleen wat méér nieuwsgierigheid te camoufleren dan gewoonlijk bij de komst van nieuwelingen. Meneer Deveke ging hem tegemoet en zei luid: ‘dames en heren, dit is de heer Kwee, die assisteren zal bij de debiteuren-administratie.’

De jongeman maakte een stijve buiging waarbij zijn brilleglazen opvallend blikkerden. Er lag wat zwart sluik haar, keurig op maat gekamd aan de top van zijn eivormig en bijzonder uitdrukkingloos hoofd. Na een aarzelende blik in het rond stelde hij de vraag: ‘heeft u misschien een puntenslijper? Mag ik hem dan gebruiken?’ en vertrok met afgemeten pasjes in de aangegeven richting, terwijl de toehoorders nog nagenoten van zijn correcte en toch uitheemse dictie.

De handeling voltrok zich in drie fasen:

ahet grove slijpen van zes potloden met het machinetje
bhet bijpolijsten met een klein zakmesje
cde eindtest, waarbij hij elke punt op de duim probeerde en de

symmetrische en vloeiende profielopbouw aan het daglicht toetste. De vereiste correcties werden aangebracht met een scheermesje.

Er was grote interesse voor zijn exacte manipulaties en een lichte huiver voor de handen die ze verrichtten, met gevoelige, zeer slanke en achterwaarts kromgebogen vingers.

‘Brrr’ moest juffrouw Smets noodzakelijk even tegen haar buurvrouw zeggen en ook deze keek met door lichte weerzin ontregelde pupillen toe.

Klaar met slijpen, zocht de chinees een zitplaats op en keek vragend om werk dat hem aarzelend werd toegediend door meneer Deveke; enige staffels en intrestberekeningen. Het gaf een klein wonder te zien: in luttele seconden zei hij de totalen van hem voorgelegde getallenreeksen en trok intussen met twee, soms drie potloden tegelijk sierlijke bloemen op het papier dat voor hem lag.

Meneer Deveke wenkte Hes van de Ordervoorbereiding, ze keken samen gespannen toe.

‘Uniek,’ zei Hes zachtjes en klakte met de tong. Hij was een kwiek en danig in zijn woorden gegroeid mannetje, nooit om commentaar verlegen. Dit maakte echter ook hém stil.

Kwee was klaar, met een precieus gebaar nam hij de bril af, liet de onderkaak zakken en knipte van de aldus strakgetrokken huid een stofje weg ter hoogte van het ooglid. Daarna verviel hij tot rust, totdat Deveke hem opnieuw werk bracht.

‘Dat geeltje kan er wat van,’ zei Verkaik later in het toilet tegen Hes. Deze kon het volmondig beamen, al had hij bezwaar tegen de zure bijklank van de opmerking. Maar van Verkaik die het nooit verder gebracht had dan eenvoudig plak- en knipwerk kon je weinig anders verwachten.

[pagina 31]
[p. 31]

Na enkele dagen had men het wel door. Kwee was een robot. Neem bijvoorbeeld het moment van twaalf uur. Dan stond hij bij een onzichtbaar teken op en ging zonder op- of omzien de deur uit voor een wandeling. Het was een heerlijk gezicht, als door radar bewogen, ontweek hij obstakels en tegenvoeters en keerde na precies 30 minuten in gelijke pas terug. Het verbaasde iedereen toen het aantal van zijn handelingen na een maand of zo met één uitgebreid werd, plotseling, alsof iemand op een nog niet eerder ontdekte knop had gedrukt.

Het was eind oktober, een dinsdag. De thee was nauwelijks rondgedeeld of hij stapte uit zijn stoel in de richting van Connie, de typiste, een 28-jarige kantoorveteraan. Ze stond bij het raam naar buiten te kijken, de gracht op, ze was zeker een kop groter dan hij en hij moest hoog reiken om haar op de schouder te tikken.

Hij gaf haar een briefje en zei: ‘Wilt u dit even lezen?’

De tekst, bijna onleesbaar van sierlijkheid, luidde: ‘Geachte Juffrouw, zoudt u mij het genoegen willen bereiden Uw avond heden te mogen verzorgen? Hoogachtend, Kwee.’ Met datum en adres keurig erboven geschreven. Ze las en herlas en rondom hen verstomden de gesprekken. Kwee wachtte af, met iets verhoogde gelaatskleur. Dan keek zij op, verbaasd, en knikte stom, waarna hij prompt rechtsomkeert maakte en terug stapte naar zijn plaats.

Haar lachen bewaarde ze voor het moment waarop hij even niet aanwezig was:

‘Ik zei ja voordat ik het wist, het zal me wat worden vanavond!’ Juffrouw Smets zei bezorgd en jaloers:

‘Kijk maar uit, je weet het nooit met zo'n buitenlander.’

Het was dinsdagavond, een heldere en warme dinsdagavond. Kwee trok zijn goede blauwe pak aan en knutselde een dikke gegallonneerde knoop in zijn das. Aan de vouw in zijn broek kon men zich snijden, het vet in zijn haar garandeerde van die zijde een goedvallende avond. Hij dronk een klein glas sherry en keek met nieuwe ogen zijn kamer rond. Een zeer nette kamer, boeken stonden liniaalrecht naast elkaar op de planken, 7 kleine en grote lampen zorgden in talloze combinaties voor verlichting.

Er is niets ergers dan een gezellige kamer voor één persoon, bedacht hij. Maar na vanavond zou dat afgelopen zijn. Wat kon er mis gaan? Hij vergat niet voor het vertrek zijn planten water te geven. Er waren er drie, de mooiste een tweekleurige Tjempaka, die trots uit een vaasblauwe kom stak. Hij stak de top van de plant, een kleine bloem, als mascotte bij zich en ging met kloppend hart op weg.

De lucht droeg vredige, ivoren tinten toen Kwee mejuffrouw Connie van huis haalde, pruimkleurige toen zij na een ceremonieel diner naar het theater wandelden, en had zich in een stemmig grijs gedrapeerd toen zij in het Hondse Bos liepen en zaten, van twaalf tot één, en een weinig vruchtdragend gesprek ontwierpen.

Eén na één lepelden zij de mogelijke onderwerpen van gesprek op en bleken het steeds snel met elkaar eens te zijn. Tenslotte bootste Connie

[pagina 32]
[p. 32]

niet onverdienstelijk een kleine geeuw na en Kwee bracht haar triest naar huis. Het was twee uur, er begon wat regen te druppelen toen hij op weg ging naar zijn eigen kamer.

Tot troost bedacht hij dat Connie toch eigenlijk niet veel zaaks was: en halfsleetse typiste, te lang, niet zo jong meer, met paardeknieën en een bril. Hij had behoefte om haar te beledigen, daarom, toen hij in de buurt van zijn huis was kon hij niet nalaten even te stoppen bij een lantaarn. In zijn agenda schreef hij driemaal Connie en kraste de woorden goed door, spuwde erop, scheurde het blad uit en stak het aan met een lucifer. Thuisgekomen zette hij de radio aan en - na enig aarzelen - kende zich een glas sherry toe.

Om vier uur viel hij vanzelf in slaap.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken