Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het tekort (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het tekort
Afbeelding van Het tekortToon afbeelding van titelpagina van Het tekort

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

Scans (5.71 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het tekort

(1988)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 44]
[p. 44]

6

‘En weet je hoe ik het doe?’ vroeg Alma, ‘ik doe het met mijn ogen.’

Ze sloeg ze even helemaal open en lachte proef naar mij, zeeblauwe irissen en zwarte krullekop en een rij bijtgrage witte tanden.

Ze wandelde haar pocket-venus-lijf naar een groepje morose mannen en was binnen een minuut het middelpunt.

Uit de verte hoorde ik haar hoge lach.

Wonderlijk hoe lang dat nog pijn bleef doen, ook al voelde ik geen enkel verlangen meer naar haar en had ik de vorige dagen zelfs vergeten te informeren waar ze was. Pas op de jubileumborrel zag ik haar, vers teruggekeerd van een vakantie naar Mexico, enthousiast en vol verhalen. Ze wilde eigenlijk meteen emigreren, Alma wilde altijd emigreren naar haar laatst genoten vakantieland. In haar verhalen kwam nu een metgezel André voor, dat moest de tweede of derde na mij zijn.

Het was nu ruim vier jaar geleden dat ze op zo'n avond haar blik op mij richtte. We hadden een paar weken samengewerkt aan een groot onderzoek, lange dagen gemaakt en veel gelachen, en op de borrelavond zakten we door en keken we ineens met andere ogen naar elkaar.

Dat was ik niet gewend.

Ik werkte altijd liever met vrouwen samen dan met

[pagina 45]
[p. 45]

mannen, omdat zij betere kameraden zijn en niet zozeer uit op eigen succes.

Maar de gedachte aan méér kwam nooit bij me op, al zag ik om me heen wel eens een verhouding ontstaan en meestal na een paar maanden in verkilling eindigen. Soms vroeg ik me af of er iets met me aan de hand was, want ik was niet principieel monogaam. Maar ik kwam altijd tot de conclusie dat ik in werktijd eigenlijk alleen aan werken dacht, en collega's ook alleen met werk associeerde. Alma brak daar moeiteloos doorheen, en kennelijk was ik er na al die jaren klaar voor, want ik aarzelde geen moment.

Aangeschoten en aangenaam in de war fietste ik haar na de borrel naar huis, terwijl ze vanaf de bagagedrager aanwijzingen riep en me stevig om mijn middel vasthield. Het regende licht, ze had haar handen in mijn jaszakken gestoken en inspecteerde onderweg de inhoud.

‘Mag ik een dropje?’

‘Wat?’

‘Je hebt drop in je zak, mag ik er een?’

‘Natuurlijk!’

We reden net slingerend in een smalle dwarsstraat en toen ik remde voor een aankomende auto gleed onverhoeds de fiets uit en belandden we onelegant op de weg. Dronkenschap geeft veerkracht en we stonden zonder pijn of moeite weer op.

‘Stappen jullie altijd zo af?’ riep een geïnteresseerde stem vanuit de auto en lacherig maar voorzichtiger reden we verder, terwijl Alma doorging met het inspecteren van mijn jaszakken.

‘Mag dit kapotte elastiekje weg? Heb je al die sleutels nog wel nodig?’

‘Ja, ik moet straks echt nog naar huis.’

In haar flat merkten we pas hoe moe en dronken we eigenlijk waren. Besmuikt geeuwend kleedden we ons

[pagina 46]
[p. 46]

uit en vrijden wat we nog aan vrijen konden opbrengen. Halfslapend schrok Alma ineens wakker: ‘Maar Hans, als ik nou van je ga houden. Dat kan toch helemaal niet?’

‘Dat zien we dan wel weer, lieverdje.’

‘Kom nog even tegen me aan liggen, dat vind ik zo lekker.’

Toen ze diep sliep stond ik op, kleedde me aan, liet een minnaarsbriefje achter in de hals van een van haar laarsjes, en fietste naar huis. Ik was getrouwd, Marina zou gek worden van ongerustheid als ze 's ochtends wakker werd en ik niet thuisgekomen bleek te zijn.

Maar de ban was gebroken en na een week tasten en verkennen wisten we dat het uit de hand gelopen was, en dat we verliefd op elkaar geraakt waren.

Het overrompelde me en ik voelde allerlei doodgewaande emoties weer tot leven komen. Het vermogen om helemaal in een ander op te gaan, het intense geluk van bij elkaar zijn en te genieten van elk gebaar, elk woord. Een zoektocht zonder nieten was het.

Een onbekend warm lijf te verkennen, de geur van haar haar, de lieve pronte borstjes, haar zacht ademende buik, haar stevige billen, het hulpeloze maar gretige spleetje in haar krullig voorondertje, ik kon er niet genoeg van krijgen. En na het vrijen elkaar vertellen over de tijd toen je de ander nog niet kende, en voorzichtige confidenties doen over zwakheden en idealen.

De jaren vielen van me af.

Achter haar muurtje van zelfstandigheid was Alma heel lief en kwetsbaar, en als ik 's avonds na werktijd (op kantoor gedroegen we ons netjes als collega's) bij haar aanbelde en de houten trap naar haar flat beklom, dan stond ze bovenaan met een brede lach te wachten en ik liep regelrecht in haar armen en voelde de warmte die ze in golven over me uitstortte.

[pagina 47]
[p. 47]

Maar geluk is gerantsoeneerd en volwassen mensen weten dat verliefdheid een meeslepend maar eindig gevoel is.

Al bijna meteen kreeg Alma er spijt van dat ze het met een getrouwde man had aangelegd, het schrikbeeld van elke vrije vrouw. Want ik was echt getrouwd en niet in staat een gezin te offeren aan verliefdheid.

‘Ik weet niet hoeveel ik van ze hou,’ zei ik, ‘maar een huwelijk is voor mij toch een verbond, door dik en dun. Verliefdheid is oneerlijke concurrentie, daar ga je helemaal in op en dat duurt zolang het duurt. Maar Marina en ik trekken al twintig jaar op, we zijn partners en we hebben een klus af te maken, de kinderen grootbrengen bij voorbeeld. Ik zou maar een half mens zijn als ik dat in de steek liet.’

We zaten op Alma's grote bed na het vrijen in ons blootje de ernstige zaken van het leven te bespreken. Kon een mens zichzelf maar klonen, kon ik maar een Hans i verder laten gaan met het oude leven en een Hans ii creëren die met haar een ander leven begon.

Dat was het aloude dilemma en ik had heel wat vrienden en kennissen zien kiezen voor het nieuwe leven, achtervolgd door het leven dat ze achterlieten, een in de steek gelaten partner, kinderen in onzekerheid.

Meestal ging het dan om huwelijken die al op de klippen gelopen waren voordat een van beide partners verliefd op een ander raakte. Maar dat gold voor mij niet en hoe meer ik van Alma begon te houden, hoe meer ik voelde dat ik óók veel van Marina en de kinderen hield, en ze niet in de steek kon laten.

‘Maar wat wil je dan van mij? Wat verwacht je van ons?’ vroeg Alma.

Ze pakte mijn hand en begon met haar wijsvinger mijn pink te strelen, zoals altijd als ze diep in gedachten was.

[pagina 48]
[p. 48]

‘Ik weet het niet. Kunnen we niet proberen er een idylle van te maken? Een paar maanden geluk met elkaar. En dan moeten we elkaar weer los laten en proberen goede vrienden te worden.’

Het klonk niet. Over die dingen kan je eigenlijk niet praten. Schrijven wel en in de vele lieve briefjes die we elkaar schreven was de kortstondigheid van onze verhouding al vaak aangesneden en waren we met passie en smart de grenzen van wat kon aan het afbakenen.

‘En wat betekent dat dan in de praktijk?’ vroeg Alma, ‘word ik je maîtresse en ga ik hier zitten wachten tot je een keer buiten mag spelen?’

Ze begon mijn pink op en neer te bewegen en één verkeerd woord of ik kon naar de eerste hulp bij ongelukken. Pink gebroken meneer? Iets verkeerds gezegd zeker?

‘Jezus, Alma,’ zei ik, ‘je weet best hoe ik achter je aan hol en naar je verlang.’

Het was lang stil naast me en ik luisterde naar haar nerveuze, soms stokkende ademhaling en legde mijn arm om haar heen. Buiten toeterde een auto, het schemerde en de wanhoop kroop in de gordijnen. Waarom was geluk zo moeilijk?

Alma kantelde haar kleine atletische lijf op mij en keek me diep aan.

‘Knettergek ben ik,’ zei ze, ‘maar jij ook. Drie maanden kan je krijgen en ik wil twee avonden per week. Mafkikker.’ Ze kuste me, warm en inhalig.

Het daarop volgende weekend besloot ik dat het uit moest zijn met het gelieg en gedraai over uitgelopen vergaderingen en uit de hand gelopen cafébezoek. Ik beschermde er Marina wel mee tegen pijn, maar kon het dubbelleven niet meer aan.

Het was zaterdagochtend. Marina en ik werden samen wakker en kwamen langzaam tot leven bij het ont-

[pagina 49]
[p. 49]

bijt dat ik beneden had opgehaald.

Een sprong in het diepe en ik schrok toen ik het mezelf hoorde zeggen: ‘Marina, ik moet je iets vertellen. Ik ben verliefd geraakt, ik heb een vriendin. Maar dat betekent niet dat ik wegga, daarvoor hou ik veel te veel van jou en de kinderen.’

Mijn god, wat bracht ik teweeg en wat zouden de gevolgen zijn? Ik keek opzij en zag dat ze haar ogen dicht had en dat een traan langzaam over haar linkerwang gleed.

O jezus, waarom moest ik haar dit aandoen.

‘Het spijt me heel erg,’ zei ik, ‘maar het is niet anders. Kennelijk heb ik het nodig.’

De traan biggelde verder en ik keek naar haar schrandere profiel en naar haar zwarte haar met de enkele grijze haren die er langzamerhand doorheen kwamen, en besefte hoe zielsveel ik eigenlijk van haar hield.

Ik kuste de traan weg en trok het nachthempje over haar hoofd en maakte één lijf van ons tweeën, zoals we dat in de afgelopen twintig jaar geleerd hadden. Er was niets mis tussen ons, als ze dat maar zou kunnen begrijpen. Het was alleen op dit moment niet genoeg voor mij.

‘Ik heb altijd geweten dat zo iets zou kunnen gebeuren,’ zei Marina toen we vreemd voldaan naast elkaar lagen, mijn arm onder haar hoofd, gelukkig en ongelukkig tegelijk. ‘Mijn vader was ook altijd verliefd.’

Ik zag haar Italiaanse vader voor me, een haan van een man, altijd bezig zijn haar te kammen en zijn snor te poetsen, en de bron van eeuwigdurende crisissen in haar ouderlijk huis.

‘Ik ben je vader niet, het is de eerste keer in al die jaren.’

‘Maar hoe kan je van mij houden en van haar tegelijk?’

Dat was de hamvraag en ik had me er ook steeds over

[pagina 50]
[p. 50]

verbaasd dat mijn verliefdheid niets afdeed aan mijn gevoel voor Marina. Integendeel, hoe belangrijker Alma voor mij werd hoe meer ik besefte dat ik minstens evenveel van Marina hield. Het kon best, net zoals je van twee kinderen veel kan houden, of als kind evenveel van beide ouders.

Het was vooral een praktisch probleem, want houden van eist nabijheid en ik kon maar op één plaats tegelijk zijn.

 

Alma's grens voor het accepteren van die beperking was drie maanden. Het werd een half jaar, het had ook een mensenleven kunnen duren, want na de eerste verliefdheid bleken we ook van elkaar te kunnen houden.

We hadden afgesproken dat Alma het tijdstip van afscheid zou bepalen, en toen ze het deed op een moment dat zij er sterk genoeg voor was, bleek ik het niet te kunnen verdragen.

Ze had al vaker een verhouding beëindigd en de enige oplossing scheen te zijn dat je het contact rigoureus afbrak.

Dat paste niet bij mijn romantische instelling; hoe was het mogelijk om van het ene moment op het andere weer vreemden voor elkaar te worden en niets meer over te hebben van wat er geweest was?

En dat terwijl we elkaar beloofd hadden dat we in elk geval vrienden zouden blijven.

Ruzies, korzeligheid, vijandigheid, het hoorde kennelijk bij het uit elkaar gaan, maar ik had er geen ervaring mee en was ziek en moe van de situatie, toen Marina een baan aangeboden kreeg en ik dankbaar mee-emigreerde naar Tilburg.

En nu, na vier jaar, was er niets meer dan de herinnering, en een vaag heimwee naar wat voorbij was. Op het dansvloertje zag ik haar bedrijvig bezig haar lichaams-

[pagina 51]
[p. 51]

delen ritmisch alle kanten op te werpen. Automatisch herkende ik aan haar lach dat ze nu iets te veel op had en binnen een half uur een taxi naar huis zou nemen. Dat deed ze ook prompt en we zwaaiden nog even naar elkaar toen ze vertrok.

Een afgesloten hoofdstuk, ook voor mij. Maar ik kende de inhoud nog, zou dat ook voor haar gelden?

Ik wist genoeg van modern leven om te beseffen dat ik dat nooit meer kon vragen. Niet achterom kijken hoorde bij haar levensstijl.

Ik voelde me oud.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken