Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het tekort (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het tekort
Afbeelding van Het tekortToon afbeelding van titelpagina van Het tekort

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

Scans (5.71 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het tekort

(1988)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 126]
[p. 126]

18

‘Dus volgens u heeft het geen zin om ons nieuwe zoutje op de markt te brengen?’ vroeg de kortaangebonden directeur, die al twee keer op zijn horloge gekeken had. De produktmanager schoof op zijn stoel heen en weer.

‘Nee, dat zeg ik niet,’ antwoordde ik, ‘alleen blijkt uit het onderzoek dat het te weinig nieuws biedt. De vorm is anders dan de wokkel, maar de speciale rooksmaak wordt niet spontaan opgemerkt en als we het erbij zeggen werkt het ook niet positief. De rooksmaak heeft nu eenmaal altijd al een kleine markt gehad.’ Maar wie weet werkt het verslavend, lag op mijn lip.

‘Ik zei al tegen je dat het niks was, John,’ zei de directeur.

De produktmanager wist wanneer hij verloren had en nam meteen afstand: ‘Maar de vorm sprak wel aan. Dan gaan we daarop door. Misschien is het iets voor de zoetwarendivisie.’

Wazig reed ik terug naar Amsterdam. Wonderbaarlijk dat ik met mijn hoofd vol watten toch nog coherente zinnen had kunnen formuleren, vol commerciële wijsheden van het twee-is-meer-dan-één-type.

Toen die ochtend om half acht de wekker ging schoot Marjolein overeind en keek verwilderd om zich heen.

‘Rustig maar,’ zei ik, ‘je bent bij mij. Slaap maar lekker door.’

Ze knikte zwijgend, en stak haar warme armen naar

[pagina 127]
[p. 127]

mij uit. Ik kuste haar mond en de weerloze roze tepels van haar borsten, en ze glimlachte en zakte als een zombie weer omlaag.

Ik liet een briefje voor haar achter op de vloer bij het bed: ‘Lieve Marjolein. Ik hou van je en kom zo snel mogelijk na mijn afspraak terug (11 uur? zo iets). Wil je op me wachten, of anders een boodschap achterlaten? Ik denk aan je. Hans.’

Maar het flatje was leeg toen ik terugkwam. Ze had het bed opgemaakt, de wijnglazen omgewassen, de pinda's in een glas gedaan. Ze was weg.

Het duurde even voordat ik op de schrijfmachine haar briefje vond: ‘Lieve Hans. Ik hou ook veel van jou. Ik heb naar huis gebeld en met Robin een afspraak gemaakt om het allemaal uit te praten. Want zo gaat het niet verder. Dank voor de mooie avond. En nacht. Ik bel of schrijf je.’

Ze had vergeten te ondertekenen.

In Nederland, Europa, de hele Wereld zaten nu mannen en vrouwen tegen dit soort briefjes aan te kijken en te zoeken naar de betekenis achter de woorden. Maar ik voelde me toch erg alleen.

‘Ik hou ook veel van jou.’ Hier was het woordje ‘ook’ verdacht, het leek te veel op een plichtmatige retournering van een compliment. De tweede en derde zin openden perspectief, ze ging eindelijk de confrontatie met Robin aan, en dat moest toch wel betekenen dat ons contact haar iets deed. Maar ‘ik bel of schrijf je’ was weer erg afstandelijk, niet erg verlangend.

Ik was vergeten hoeveel problemen er aan verliefdheid vast zaten, het eeuwige verlangen naar de ander, en de twijfels of dat wel wederzijds was. En alle platitudes van hoop en vrezen.

Niet gaan zitten kniezen nu, snel op pad voordat de depressie toe zou slaan.

[pagina 128]
[p. 128]

Ik vervoerde mijn wazige hoofd per fiets naar kantoor. Er stond een harde koude wind en ik hapte zoveel verse zuurstof als ik kon.

Terneergeslagen, maar tamelijk fris kwam ik aan en de eerste die ik tegenkwam was Alma, die een pak tabellen naar haar werkplek droeg.

‘Tjonge, wat zie jij er doorgedraaid uit,’ zei ze opgewekt.

Even dacht ik erover haar in vertrouwen te nemen, maar dat kon natuurlijk van geen kant.

‘Ja, het mannetje wordt oud,’ antwoordde ik lamlendig en zwijgend stonden we een minuut in de lift.

‘Er is iets mis met Van Minden,’ zei ze toen de deur weer openging, ‘volgens mij is hij zijn boeltje aan het pakken. Is hij eindelijk ontslagen?’

‘Was het maar waar.’

‘Het lijkt er toch op,’ zei ze en stapte fluitend weg.

Max zat alleen in de directiekamer en keek verstoord van zijn werk op.

‘Fluitende vrouwen, die zijn er niet veel,’ zei ik, ‘kunnen ze het niet of hebben ze weinig reden tot fluiten? Wat denk je?’

‘Ik doe niet aan quizvragen, ik heb genoeg echte problemen op mijn bord.’

‘Is er iets met Jaap? Ik hoorde dat hij zijn boeltje aan het pakken is.’

‘Ja, goddank. Hij is niet meer gemotiveerd genoeg, kwam hij vanochtend vertellen, de lul, en hij kan een baan bij de universiteit krijgen. Daar was hij natuurlijk al lang mee bezig, zo iets valt niet uit de lucht. Ik heb hem royaal aangeboden dat hij de rest van de maand uitbetaald krijgt en meteen kon vertrekken.’

Ik was nog op tijd om afscheid van hem te nemen.

‘Kom je kijken of ik spullen van de zaak meeneem?’ vroeg hij en zette zijn tas open voor me neer, ‘tape met de

[pagina 129]
[p. 129]

adressen van het panel bij voorbeeld?’

De gedachte was inderdaad bij me opgekomen, en onwillekeurig sloeg ik een blik op zijn tas.

‘Nee, ik wilde je alleen maar zeggen dat het me achteraf spijt dat ik je gisteren zo hard heb aangepakt. Robin was fouter dan ik dacht.’

‘Maar hij mag blijven, nietwaar?’

‘Ja, het is tenslotte zíjn bedrijf. Maar afgezien daarvan, hij is belangrijk voor de firma.’

‘En dan mag je liegen en bedriegen?’

‘Je hebt in elk geval meer krediet. Zo is het nu eenmaal. Vind je dat gek?’

Hij wreef zijn snorretje op en deed zijn tas dicht. ‘Ik vind het fout,’ zei hij, zwaaide naar zijn teamleden en wandelde langs mijn uitgestoken hand naar de lift.

Een mooie exit, waar hij ongetwijfeld vanavond nog met genoegen aan terug zou denken. Ik gunde het hem van harte; met zijn onaangename persoonlijkheid zou hij het nog moeilijk genoeg krijgen in het leven.

Uit het team dat hij achterliet was al een nieuwe leidster naar voren gekomen en een uur lang genoot ik mee in de euforie van het plannen maken.

Toen ging de telefoon. ‘Hans,’ zei mijn lief, ‘ik bel je maar even want ik heb net gepraat met Robin. En hij is razend.’

‘Hoezo razend?’

‘Nou, hij was vroeg thuis gisteravond, want zijn kaak begon op te spelen en hij weet dus dat ik niet thuis ben gekomen. Hij is ontzettend jaloers, eigenlijk.’

‘Daar heeft hij weinig recht op, na zijn eigen escapades.’

‘Ja, maar hij vindt dat dat heel iets anders is. En eigenlijk is dat ook wel zo.’

Het team luisterde zonder enige gêne mee, zag ik.

‘Kan ik je zo terugbellen? Waar zit je?’

[pagina 130]
[p. 130]

‘Thuis.’

Ik trok een lange neus naar de luisterende dames en zocht met de dood in het hart de kleine spreekkamer op. Een confrontatie met Robin was onvermijdelijk, maar ik was er eigenlijk niet fit genoeg voor.

‘Vertel het maar,’ zei ik gelaten toen ik haar weer aan de telefoon kreeg.

‘Ik probeerde uit te leggen wat er aan de hand was, maar hij is zo vreselijk opvliegerig, ik raakte de draad kwijt. Hij is net de deur uit, op weg naar Marcom. Hij zou het verder met jou wel opnemen, zei hij.’

Ik wist even niets te zeggen, het hart was gaan bonken en een grote woede begon zich te verzamelen, voorlopig nog ergens in mijn maag.

‘Hans?’

‘Maak je geen zorgen over Robin en mij, ik kan hem wel aan. Maar wat wil jij zelf? Wil je verder met hem, of wat?’

Waar bleef ik nu met mijn aanbod? Ik moest zeggen dat ik van haar hield, haar vragen om samen te gaan wonen, of ten minste hulp aanbieden als zij weg wilde uit dat huis. Maar het kwam er niet uit. De eeuwige voorzichtigheid, twijfel over wat ik wilde, angst om afgewezen te worden, Marina die ik nog steeds niet opgegeven had. Kon ik maar helder denken, de dot watten in mijn hoofd kende alleen de stereotiepe reacties.

‘Ik weet het niet, Hans. Als hij er is hebben we voortdurend ruzie, als hij er niet is wil ik hem ogenblikkelijk thuis. Het is een ramp. Ik denk dat ik van hem hou. Sorry. Jezus wat moeilijk is dit.’

Door de telefoon klinkt een afwijzing kleiner, het was maar een mechanisch geluid dat ik hoorde.

‘Ik wou dat ik je kon aanraken. Dan werd het vast allemaal heel anders.’

Ze zweeg.

[pagina 131]
[p. 131]

‘Daar ben ik ook zo bang voor,’ zei ze heel in de verte.

‘Ach, lieverdje.’

Ik hoorde dat ze huilde en dat bracht me eindelijk tot leven.

‘Niet huilen, alsjeblieft Marjolein. Het kan niet de bedoeling zijn dat je ongelukkig wordt omdat we verliefd op elkaar geraakt zijn. Ik begrijp best dat je nu niet kan kiezen, zover ben ik zelf ook nog lang niet. We hebben elkaar een beetje geluk gegeven, gisteren, en dat is toch al heel wat?’ Wat jammer dat er op zulke momenten altijd clichéteksten uit ieders mond kwamen.

‘Vind je?’

‘Natuurlijk. En als je zoveel van Robin houdt, moet je hem nog een kans geven. Dat is toch wat je het liefste wilt, denk ik. En als dat niet lukt, geef je óns een kans. Ik heb geduld en ik blijf echt wel van je houden.’

‘Denk je?’

‘Ik weet het wel zeker. Maar één dringend verzoek, laat me een volgende keer alleen spa drinken. Ik denk niet dat ik de schande nog een keer overleef.’

Ze lachte. ‘Je was lief. En dat is toch het enige dat telt.’

Was het maar waar. Egoïstische ellendelingen wonnen het altijd.

‘Hans?’

‘Ja?’

‘Ik heb tegen Robin gezegd dat er nog niets tussen jou en mij is voorgevallen. Hij was zo kwaad, ik durfde het niet aan.’

‘Goed dat je het zegt, en technisch klopt het toch ook?’

‘Ik vind het erg dat ik het niet durfde, het is toch een beetje verraad aan jou.’

‘Maak je geen zorgen, ik begrijp het best. In de liefde mag elke leugen.’

We hadden lang nodig voor het afscheid, het ophangen was een afsluiting die we geen van beiden voor onze

[pagina 132]
[p. 132]

rekening wilden nemen. Na veel aarzeling legden we ten slotte gelijktijdig de hoorn neer.

Mijn oor voelde rood en warm aan. Vanzelf wachtte ik nog even of ze misschien toch meteen terug zou bellen.

Ik stelde me haar voor in de flat, rusteloos heen en weer benend en bij het keerpunt de geoefende ballet-draai makend waar ik haar overal en altijd aan zou herkennen.

Het toestel rinkelde niet en ik ging naar het toilet om mijn hoofd nat te maken. Onwillekeurig keek ik in de spiegel en schrok van wat ik zag. Een gezicht opgebouwd uit vouwen, rimpels en wallen, tien jaar ouder dan gisteren. Alleen de ogen keken me nog alert aan, geen wonder want ik keek er verschrikt mee naar dat verzopen hoofd waar ze in zaten.

Was het nobel wat ik gedaan had? Het leek me eerder laf en besluiteloos. ‘A nice mess you've gotten me into,’ zei de oude man in de spiegel.

Liefde is een soort verdriet, bedacht ik als zeventien-jarige scholier in mijn aforismeperiode. Het klonk wel aardig en ik herinnerde me dat ik me toen afvroeg of het ook waar zou zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken