Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een zomer apart (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een zomer apart
Afbeelding van Een zomer apartToon afbeelding van titelpagina van Een zomer apart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een zomer apart

(1982)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

2

Beneden in het dorp was het nog warmer. Het was pas halftwaalf maar in de taveeme was het toch al druk.

Op het geïmproviseerde terras met de schragen en harde houten stoelen zat een kleine menigte Duitse toeristenmannen en toeristenvrouwen, sommige van de vrouwen in piepkleine bikini's die het begin van de bilnaad vrijlieten.

Ik betrapte me op de ‘tuttut’-reactie van de autochtonen. Angela kon er 's avonds heel schamper over doen, die vrouwen die daar bijna ontbloot hun maaltijd zaten te genieten, terwijl de mannen bijna uit hun broek sprongen. Het kostte weinig moeite je de instant-orgie voor te stellen die hier zou ontstaan als ooit, door een kleine storing in het magnetisch veld, de sociale controle zou knappen.

Een schande was het, vond Angela. Er was toch een tijd en een plaats voor alles?

‘Dat moeten die arme vrouwen van hun mannen,’ zei ik een keer tegen haar,‘je weet niet half hoe erg vrouwen onderdrukt worden in de noordelijke landen, sinds ze de godsdienst afgeschaft hebben. Sex, dat is het enige waar ze nog aan denken. En omdat ze hun ding omhoog

[pagina 14]
[p. 14]

moeten krijgen en omdat alles went, dwingen ze hun vrouwen er steeds schaamtelozer bij te lopen. Ik vrees het ergste voor volgend jaar, dan komen ze in monokini. Zonder bovenstuk dus.’

‘Je maakt een grapje,’ zei ze half geschrokken, ‘nee, onzin.’

‘Vraag het maar aan meneer pastoor.’

‘Die arme man, die durft nu al niet het plein op.’

‘Biecht je óns eigenlijk?’

‘Vraag dat maar aan meneer pastoor.’

Grinnikend draaide ze zich om en deed alsof ze in slaap viel. Ze was de enige vrouw die ik ooit had horen grinniken, ze had er een speciale, extra lage octaaf voor in haar stemregister.

 

Ik liep langs de bilnaden naar de keuken en keek naar haar. Ze was druk in de weer met potten en pannen en foeterde in schel Maradonnees haar hulpje Josée uit, die geen drie bestellingen kon onthouden, ze helaas ook niet kon opschrijven, maar een nichtje was dat dus niet ontslagen kon worden.

Ik knikte Josée bemoedigend toe terwijl ze met een volgeladen dienblad naar buiten wankelde en gaf Angela een kus in de hals toen ze even stilstond.

Zoals verwacht duwde ze me weg, na een kleine aarzeling. Straks, straks. Voor haar op het fornuis was een grote omelet in de maak, een enorme pan paella die hier marizcana heette en een kwartet hamburgers, mijn bijdrage aan haar kookkunst.

In het achtergebouw zat haar tienjarige Mario op de

[pagina 15]
[p. 15]

tegels en trok met een stompje potlood lijnen op een stukje pakpapier.

‘Ik heb iets uitgerekend,’ zei hij, ‘weet je dat bij zo'n driehoek waarvan er twee recht op elkaar staan. Dus de één zo en de ander zo. Dan heb je die andere kant over, het afdak zal ik maar zeggen. Nou, die twee kanten zijn samen altijd langer dan dat afdak, dat begrijp je. Maar met jouw rekenapparaat, als ik nu x2 indruk voor de lengte van de één en de lengte van de ander, dan is dat samen ongeveer hetzelfde als de x2 van dat afdak. Ongevéér hoor, misschien is het wel precies, maar ik kan het niet precies uitrekenen met dit ding en ik kan er ook de hoeken niet precies mee tekenen.’

Hij toonde me een zelfgemaakte lineaal, waarop hij strepen en streepjes had uitgezet. Ik schudde mijn hoofd van bewondering, het intellect bloeit toch overal op.

‘Weet je Mario,’ zei ik, ‘je hebt de wet van Pythagoras opnieuw uitgevonden. Het is namelijk precies zo en dat heeft iemand een paar duizend jaar geleden voor het eerst bedacht.’

Hij was er niet erg gelukkig mee. ‘O, was het al bekend?’ zei hij en schoof het idee weg, ‘maar wat vind je dan hiervan?’

Op de achterkant van het pakpapier had hij een apparaat getekend dat bij nadere uitleg een stoomkanon bleek te zijn.

‘Mario,’ zei ik, ‘je bent een genie. Je vader zou trots op je geweest zijn en hij ziet het vast allemaal van boven.’

We keken even naar de stralende hemel maar er kwam geen teken.

[pagina 16]
[p. 16]

Helemaal van zichzelf had hij het niet, want zijn bijbel was een Duits boekje vol tekeningen van oude uitvindingen, achtergelaten door een toerist. Hij kon het niet lezen maar bracht uren door met mijmeren over de ontwerpen.

Hij hield het rekenapparaatje voor me op. ‘Mag ik het nog even lenen, oom?’

‘Mario, je mag het houden. Als je moeder het maar af en toe mag lenen voor haar boekhouding.’ Ik was niet van plan ooit in mijn leven nog iets uit te rekenen en hoe het ding in mijn bagage terechtgekomen was begreep ik nog steeds niet.

‘Houden? Is het van mij?’ Hij was verbijsterd, het was te groot voor hem om te bevatten, zo'n plotseling cadeau, en het leidde tot diepe angst en wantrouwen.

‘Dat moet ik aan moeder vragen,’ zei hij bang, ‘of ze het wel goed vindt.’

‘Ik zal wel met haar praten, kerel, en dat komt wel goed. Echt.’

Hij stond op, een mager kind met ernstige zwarte ogen en donkere krullen.

‘Nou, bedánkt,’ zei hij. Zijn ogen knipperden verdacht en ik trok hem naar me toe. Zo stonden we even en wisselden een warm gevoel uit.

‘ok,’ zei ik tenslotte en aaide hem over het hoofd, ‘ga maar lekker verder.’

Hij ging gehoorzaam weer zitten en ik liep naar mijn slaapkamer aan het eind van de kleine galerij.

Toen ik omkeek bij de deur was hij alweer bezig. Zijn zusje hoorde ik in de tuin zingen.

[pagina 17]
[p. 17]

Op bed liggend dacht ik erover na waarom sommige kinderen mij zo konden ontroeren, terwijl ik eigenlijk helemaal niet van kinderen hield, behalve natuurlijk mijn eigen Mark en Jacco, aan wie ik maar niet moest denken.

De intensiteit, daar zou het wel iets mee te maken hebben, de intensiteit waarmee sommige kinderen eindeloos bezig kunnen zijn met iets, hoe futiel ook.

Het vertrouwen dat méér kennis alle problemen kan oplossen.

Ik moet een jaar of twaalf geweest zijn toen ik zonder enig nadenken ineens met grote zekerheid wist dat het leven geen zin had en dat ik maar moest proberen om dat niet erg te vinden.

Daarna was diep nadenken overbodig, wat heeft nadenken voor zin als je zeker bent van het eindpunt van alle redeneringen?

Ik deed nog wel mee met de schoollessen, het gaf te veel moeilijkheden als je onvoldoendes haalde, maar keek gefascineerd en met een zeker medelijden naar die kinderen die opgetogen waren over hun verse kennis. Kwadraten, wortels, logaritmen, ik gunde ze graag hun nieuwe speelgoed, maar ik wist wel beter: niets hielp.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken