Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een zomer apart (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een zomer apart
Afbeelding van Een zomer apartToon afbeelding van titelpagina van Een zomer apart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een zomer apart

(1982)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

9

‘Het is toch wel erg anekdotisch,’ zei het dikke rode hoofd, nadat hij mijn blaadjes had doorgenomen, ‘wat mag ik hieruit wel opsteken?’

Hij probeerde Churchillachtig naar me te loeren over de leesbril heen, maar de scheur in het glas bedierf het effect.

‘Niets mag je eruit opsteken,’ zei ik, ‘ik probeer een beetje in jouw trant te schrijven. Lekker verhalend, zonder dubbele bodems. Je had zo'n moeizaam beginnetje, dat probeer ik nu te redden met een wat vlotter lopend vervolg.’

Hij haalde zijn massieve schouders op. ‘Mag ik de feuilletonist er dan op wijzen dat mijn mannetje niet kaal en rond was, maar heel anders. En hij was geen voorraadplanner, maar boekhouder van een uitzendbureau.’

‘Precies, dat zag je verkeerd, volgens mij. Dit biedt toch veel meer mogelijkheden? Maar als je het niet gebruiken kunt, dan doe je het gewoon weg.’

Hij zuchtte, schudde het hoofd en staarde voor zich uit.

Er stond vandaag ineens een stoel extra op het terras,

[pagina 71]
[p. 71]

maar ik leunde zoals gebruikelijk half achter hem over het muurtje.

Waar was ik eigenlijk mee bezig? Een verlate puberreactie tegenover mijn mogelijk natuurlijke vader? Het leek er wel op, je pikt niet zomaar iemands verhaal in. Maar hij had me zelf uitgedaagd en deze manier van schrijven beviel me wonderlijk goed. Het leek wel alsof ik via hem eindelijk ontdekte hoe ik iets op papier wilde zetten.

De kunst om met wat duistere zinnen en symbolen een sfeer op te roepen alsof ik wat te zeggen had beheerste ik tien jaar geleden al. Maar ik had niets te zeggen, er viel ook eigenlijk niets te zeggen, en het afwegen van een onsje Betekenis en een half onsje Raadsel en een kwart pond Nieuwe Werkelijkheid werd daardoor een hypocriete, op effect gerichte bezigheid die geen bevrediging gaf. Na dat ene bundeltje was er nooit meer iets gevolgd, terwijl ik toch zo graag wilde schrijven. Hoe vaak had ik het niet geprobeerd zonder verder dan de eerste regel te komen? De oorzaak werd me langzamerhand duidelijk. Het leven betekent niets en kan dus geen vragen van enig belang oproepen. Je kunt er wel over vertellen aan lotgenoten en de milde melancholie delen en het genoegen daarvan begon ik nu te ontdekken. Ook de moeilijkheden, trouwens. Een verhaal moet kloppen, mag niet verslappen, je moet de scènes en personen precies voor je zien anders komt het juiste woord niet omhoog, een mooi literair beeld of een woord-vondst stopt het verhaal net zoals een lang aangehouden hoge c een opera, en moet weg. Makkelijk was anders, maar ik

[pagina 72]
[p. 72]

genoot ervan en het kon me eigenlijk niet veel schelen of ik het slecht deed. Ik genoot ook als een kind van de mogelijkheid om gegevens te verstoppen en ze in de loop van het verhaal één voor één prijs te geven. En dan het machtsgevoel dat je krijgt door met een paar woorden een beeld op te roepen dat filmers een paar ton zou kosten om op celluloid te zetten. Geen lezer kan immers voorkomen dat hij woorden in beelden omzet, hoe dwaas ze op zich ook zijn: Hij bekeek zijn borsten met afgrijzen: ronde welvingen, met op de plaats van de tepels twee pezige zwarte handjes, smekend uitgestoken.

Ik keek naar het achterhoofd van de oude bard en vroeg me af of ik hem dit duidelijk zou kunnen maken. Nee, we zaten te veel in die korzelige, badinerende verhouding.

‘Er kwam nog iets anders uitrollen,’ zei ik, ‘zal ik het voorlezen of wil je het zelf lezen.’

Hij gromde en nam het vel niet aan. Ik begon voor te lezen en kreeg halverwege al het gevoel dat ik een flater beging.

 

De lichte bossen hadden een kruidige geur die tegelijk aantrekkelijk en afstotend was. Hoe langer je erin rondliep hoe meer je er genoeg van kreeg, gewenning trad niet op. Ik liep achter Ditte aan en keek hoe ze zich voortbewoog in haar jurk, soepel en doelmatig zonder onderbreking.

We kwamen bij het meertje en ze ging meteen zitten met haar mand, vouwde het meegenomen laken open en begon de picknick uit te pakken. Twee borden en glazen, stokbrood, wijn, kaas, een paar hardgekookte eieren, een mes.

[pagina 73]
[p. 73]

Ze hield het brood tegen de borst en begon het met gefronste aandacht in stukken te snijden. Ik ging tegenover haar zitten en keek naar haar gladde knieën, haar voeten had ze onder zich gestoken.

‘Ditte,’ zei ik en raakte een knie aan omdat ze mij niet kon horen. Ze keek op, ze had een mooi blond gezicht, zonder zorgen of andere uitdrukking, ze was de perfecte serene metgezel.

‘Zullen we gaan zwemmen?’ vroeg ik, wees op het water en maakte een zwembeweging.

Ze knikte, stond op, trok haar jurk over haar hoofd uit. Daaronder had zij een wit broekje aan, een bh droeg ze niet. Ik zag even dat zij een aanbiddelijk buikje had met een lichte bolling waar de mode eigenlijk een holte voorschreef.

Met lichte tred holde ze naar het water, liep een paar meter door het ondiepe en gooide zich er dan in. Ik zag haar crawlen, kopje duiken, op haar rug drijven, onder water zwemmen alsof zij er geboren was en ik aarzelde.

Warm was het wel, maar wat kon ik stellen tegenover deze perfectie?

In mijn zwembroekachtige onderbroek begaf ik me voorzichtig te water.

De bodem voelde slijmerig aan, maar het water was bijna lauw en helder en ik deed met plezier de trage schoolslag die mijn enige bewegingsvorm in water was. Na een paar minuten was ik voldoende uitgeput om het land weer op te zoeken, ik zag haar nog in de verte dollen en even hield ze een spartelende vis omhoog.

Ik had al twee hardgekookte eieren en een stuk stok-

[pagina 74]
[p. 74]

brood verwerkt toen ze naar de kant kwam waden, haar voeten zorgvuldig aan het gras schoonveegde en naar onze plek liep. Ze had brede ronde borsten, een bescheiden blonde driehoek haar en totaal geen aandacht voor het effect dat ze op mij zou kunnen hebben.

 

‘Ja stop maar, zo kan het wel weer even,’ zei de oude bard geërgerd, ‘de rest kan ik wel raden. Het is toch godgeklaagd dat verhalen zo vaak weer terechtkomen op die eeuwige seks. Wat is nou het belangwekkende van het in de vrouwelijke schoot deponeren van een paar gram wit slijm? Je houdt het toch niet voor mogelijk dat iedereen daar zo vreselijk mee bezig is.’

‘Nou,’ zei ik, ‘het gaat natuurlijk niet om de daad, het gaat om de verbeelding van de daad. Het korte gevoel dat alles toch mooi is in de wereld. Dit is toch een heel poëtisch verhaaltje? Arcadisch bijna.’

‘Modder,’ zei hij, ‘de heren schrijvers zitten zonder tekst en gaan uit pure verveling met hun deel spelen. En ja, dan ontstaan de mooiste fantasieën. Terwijl moeder de vrouw in de belendende kamer het wasgoed strijkt gooit manlief in één machtige worp zijn spuitsel op papier, want ja, met haar lukt het niet meer zo goed.’

‘Kom nou, zelf ben je toch ook niet afkerig van wat erotiek in je verhalen? Al die Balkanse bruiloften?’

‘Alleen als het functioneel is, alleen als het functioneel is. En dan zonder die plastische details. Mag ik even opmerken dat het ook de stijl aantast? Bollingen en rondingen, rondingen en bollingen, dat is alles wat eruit komt. Het platitude-gehalte neemt onrustbarend toe als

[pagina 75]
[p. 75]

je seks-stukjes schrijft, kan ik daar even een warm applaus voor krijgen?’

‘Maar...’ protesteerde ik.

‘Niks maar. De meeste mensen stinken, vooral op die erotische plekjes van jou. Als God zou bestaan, zou hij zich rotlachen bij de gedachte dat miljarden mensen dromen van andermans plasapparaat of uitwerpselen-hol. Het is absurd.’

‘Toch...’

‘Laten mensen gewoon leren zichzelf te helpen, even wrijven en klaar. Dat geeft tijd voor belangrijker dingen.’

‘Zoals?’

‘Daar zul je wel achter komen als je wat minder jonge-hond-achtig bezig bent. Voor ik het vergeet, die broek klopt niet.’

‘Broek?’

‘Dat meisje gaat het water in met een broekje aan en komt eruit zonder. Elastiekje geknapt of zo?’

‘O jee. Hé. Niet aan gedacht.’ Haastig keek ik de tekst in.

‘Dat krijg je bij zo'n scène, het bloed gaat naar je derde arm, onderdruk in de hersenen.’

Ik begon een beetje kwaad te worden.

‘Toch is het gewoon de kif,’ zei ik, ‘je bent zelf te oud om er nog veel zin in te hebben en je mist ook je vroegere charme vermoedelijk, als ik zo vrij mag zijn. En dan is het tijd om een theorie te ontwerpen dat seks onbelangrijk is. Gelijk heb je, maar te midden van de onbelangrijke dingen is het wel één van de aangenaamste.’

Hij draaide zich puffend van inspanning om en keek

[pagina 76]
[p. 76]

mij zwijgend aan met zijn harde blauwe ogen. Ik besloot niets te zeggen over het tafereel van hem en Ditte dat ik eerder had gadegeslagen, hij stond al op knappen en hij had met zijn reactie gelijk.

‘Goed,’ zei ik, ‘ik geef toe, ik had het verhaal niet op Ditte moeten schrijven, dat is fout al bedoelde ik het als compliment. Ik verander er nog aan, ik zal haar Hetty noemen, of zo iets. Wil je de rest nog horen?’

Het verhaal liep heel weemoedig af, niks seks, pure platonie, maar ik kon het niet opbrengen om het zo aan te prijzen.

‘Nee, hou de rest maar,’ zei hij. Hij zat nog steeds in een ongemakkelijke houding mij achterom aan te kijken.

‘Wat ben je toch een godvergeten geborneerde oen. Meneer is commercieel kantoorbeambte in een welvaartsstaat en lijdt aan onbevredigdheid. Hij had zo graag wat meer uit het leven gehaald. Wat doet hij dus? Hij laat zijn vrouw en kinderen in de steek en reist met zijn spaargeld naar zuidelijker streken waar hij zijn intrek neemt in een restaurant met één gastenkamertje. Hij pakt zijn schrijfmachientje uit en versiert de restauranthoudende weduwe, die hem zijn natje en droogje geeft in ruil voor haar gerief.

Ik hoor hem er nooit over, dus meer dan tieten en kont zal het wel niet zijn. Hij schrijft één zin en vult zijn treurige bestaan verder door dagelijks een geduldige oude schrijver lastig te vallen met verhaaltjes. Bij voorbeeld over tieten en kont van de huishoudster van de oude man. Dat dat meisje misschien wel méér kan zijn dan een lichaam, komt bij hem niet op. Ik maak er wel

[pagina 77]
[p. 77]

Hetty van, zegt hij dan. Wat is dat, Hetty? Is dat een ander woord voor tieten kont?’

‘Ja hoor, het is al goed. Ik denk dat ik nu maar beter weg kan gaan.’

‘Doe dat,’ zei hij en draaide zich om, zodat ik alleen zijn kale achterhoofd nog zag.

‘Hier heb je de rest van het verhaal, dan kun je zien dat het met de seks wel meevalt,’ zei ik en legde het papier op de lege stoel achter hem. Het was niet onze eerste ruzie en het zou wel weer goed komen, we konden nu eenmaal niet met elkaar praten zonder het op de spits te drijven.

Op weg naar buiten zag ik Ditte bij een raam zitten borduren, ze liet het handwerk zakken toen ik dichterbij kwam.

‘Zullen we een eindje gaan wandelen, Ditte?’ vroeg ik en gebaarde.

Ze keek verbaasd maar knikte en even later liepen we in het bos. Er hing een lichte kruidige geur die de lucht benauwder maakte dan prettig was. Er stonden nogal wat dennebomen in het bos, de grond was zacht van de afgevallen dennenaalden. Na een paar minuten kwamen we bij het meertje. Het was eigenlijk eerder een moeras, overal staken planten uit het water, er kon niet in gezwommen worden.

We gingen op een omgevallen boomstam zitten en keken naar het water, waar af en toe luchtbelletjes uit naar boven kwamen.

Ik keek even van opzij naar haar profiel, een hoog voorhoofd, stompe neus, ferme kin, glad blond haar.

[pagina 78]
[p. 78]

Het was vredig zo. In de schemer tetterden de vogels nog snel hun laatste mededelingen rond, maar voor haar was het heel stil. We keken naar de libelles totdat het te donker werd om te zien. Ik bracht haar terug naar de burcht en liet haar bij de ingang alleen. Terwijl ik het pad weer afliep voelde ik haar blik in mijn rug, ik draaide me om en zwaaide. Ze zwaaide terug.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken