Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De figuren van de sarkofaag (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De figuren van de sarkofaag
Afbeelding van De figuren van de sarkofaagToon afbeelding van titelpagina van De figuren van de sarkofaag

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.34 MB)

Scans (3.04 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De figuren van de sarkofaag

(1930)–Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

Het verbrand stadhuis

De dichter - De gestorvene

 
de dichter
 
Gij weet dat aan de Breede Straat een breede
 
Dubbele stoep van steen de weg versmalde?
 
de gestorvene
 
Versmalde, zegt ge? Staat hij dan niet meer?
 
de dichter
 
Hij staat en is nog de oude bouw. De leuning
 
Draagt, zoo beneên als boven, nog de leeuwtjes
 
Die 't leidsche wapen dragen: halverwegen
 
Leunt nog aan iedre zij het liggend knaapje.
 
Hoe fraai gleed vleuglend links en rechts de wand
 
In zijn doorbroken grijsheid: en hoe sierlijk
 
Rezen, door hun pinakels begeleid,
 
Drie rijkbewerkte gevels, van wie elke
 
Een ingang kroonde: die in 't midden 't hoogst.
 
En even fijn hief achter 't hooge dak
 
De toren zich en 't carillon.
 
de gestorvene
 
Gij spreekt
 
Zooals ik, die gestorven ben, zou spreken
 
Als ik de lieflijkheid van ons Stadhuis
 
Voor u herdacht.
[pagina 83]
[p. 83]
 
de dichter
 
Zoo is 't; hoewel ik leef.
 
Maar 't Huis dat wij herdenken, is gestorven.
 
de gestorvene
 
Gestorven?
 
de dichter
 
Ja. Juist in een koudste nacht
 
Van Sprokkelmaand sprokkelde 't vuur het doode,
 
Het drooggestookte hout van kast en plint,
 
De dorre blaren van papier en band,
 
En joeg ze in vlammen, aangeblazen door
 
De ijskoude storm - die door gebarsten ruiten
 
Gierend een toegang vond -, in gang en zaal.
 
Tot al het houtwerk brandde en vuurge tongen
 
Lekten om alle steenen. Een brandstapel,
 
De grootste die ooit Leiden zag, een toorts,
 
Optoppende in de toren, laaide en dreef
 
Zijn gloed en walm de lange lijsten langs,
 
Door al de huizen van dat huis, door al de
 
Huizen achter dat huis, ernaast, erover,
 
En aldoor woei de storm en aldoor hakten
 
Bijlen het ijs, en aldoor dreef de stoom
 
Het water, dat weer ijs werd, en waar 't water
 
Bleef, dwarlend in de wind, neersloeg als ijs
 
Op alle wanden, tot de venstergaten
[pagina 84]
[p. 84]
 
Stonden in witte pegels, witte rotsen,
 
Een grottenbouw van ijs, en dreunend stortten
 
Blokken van muur en toren, tot opeens
 
De toren zelf boven een wolk van roet
 
Wankelde en viel en 't carillon voor 't laatst
 
Zijn angstwekkend geluid gaf en begraven
 
Werd in het puin. Die nacht, die gruwbre nacht,
 
Toen menschen, half verstard en half verschroeid,
 
Buizen ontdooiden, vuur trotseerden, doch
 
Aldoor het vallen hoorden, 't knettren hoorden,
 
En 's morgens wanklend op de gladgevroren
 
Straat, dankten dat de wind, op 't eind gestild,
 
Heel Leiden niet, door vonken overspreid,
 
Deed opgaan in een vlammenzee. Maar naakt
 
En open stond, roetzwart en witverijsd,
 
De gevel, als 't geschondene gelaat
 
Van lichaamlooze holten; van de toren,
 
Dreigend, alleen de steenen bouw, en flardig
 
Verfomfaaid, als 't geknakt versiersel op
 
De pluimhoed van een dronken vrouw, de trits
 
Sierlijke toppen op de doode muur.
 
de gestorvene
 
En al de inwendige schatten: schilderijen,
 
Beeldwerk, tapijten?
 
de dichter
 
Alles weg: de roem
 
Van eeuwen was vergaan in de ééne nacht.
[pagina 85]
[p. 85]
 
de gestorvene
 
Zoo ging 't mij ook. Want wat is tijd, òf eeuwen
 
Of jaren? Met elk mensch valt vol de roem
 
Van 't leven dat hij droeg. Een ander leven
 
Wordt rijk in andren, werkt in hen, en bouwt.
 
Een nieuw gebouw zal staan waar 't oude stond.
 
de dichter
 
Een nieuw gebouw? Men wenscht weer 't oude -
 
de gestorvene
 
O ja,
 
Men wenscht weer 't oude. Gij en wij, wij allen
 
Wenschen weer 't oude. Een ieder kent het leven
 
Maar eens en wil 't herhaald. Maar 't stierf en niemand -
 
Weet wel! - niemand die stierf keert die hij was.
 
de dichter
 
Men maakt het na.
 
de gestorvene
 
De dwazen! Muren dragen
 
Als menschen 't leven van hun duur in iedre
 
Rimpel. Dat maakt geen stervling na. Voorheen
 
Schilderde ik muren, en geen menschgelaat
 
Droeg duidlijker 't aandoenlijke bestaan
[pagina 86]
[p. 86]
 
Van zijn verleden als dat vlak van steen.
 
Denkt ge dat als zoo'n muur verbrand was, ik
 
Kon zeggen: bouw hem nieuw en juist als de andre?
 
Ik wist wel beter, want de nieuwe muur,
 
Naar dat hij meer op de oude leek, zou minder
 
Die oude zijn. Hij zou zijn schijn zijn, zonder
 
Zijn leven. Neen! een nieuwe muur, maar anders:
 
Gebouwd door andre hand tot ander doel -
 
Het waarlijke gelaat van 't nieuwe Huis.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken