Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.98 MB)

XML (3.16 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.R. de Klerk

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck



Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 374]
[p. 374]

Ezechiel.



illustratie
ECCLES. 49.Ga naar voetnoot*


Hezekiel zagh de heerlyckheyd des Heeren in een ghezichte, dat hy hem wees uyt den wagen Cherubim. hy heeft ghepropheteert tegen de vyanden, en troost verkondight dien,Ga naar voetnootRegel 2Ga naar voetnootr. 2 die daer recht doen.
[pagina 375]
[p. 375]

De groote ziender.

 
Nebucadnezar had zyn tenten nau gespannenGa naar voetnootVs. 1-vlgg.
 
Rondom Ieruzalem, om Iuda te vermannen,Ga naar voetnootvs. 2
 
En uyt zyn elpenstoel te worpen Iojakim,Ga naar voetnootvs. 3
 
Die met zyn leenheer tol te weyg'ren, zynen grimGa naar voetnootvs. 4
5[regelnummer]
Hadde over hem geweckt: of onze Vorst verslagen
 
My quam 't geheymenis van Gods geheym afvragen:
 
En als hy merckte hoe 's volcx godloosheyd overlanghGa naar voetnootvs. 7
 
Den Hemel afgeterght had Sions ondergangh,
 
Die eenmael vast gestemt, in 's Heeren toorn verbolgenGa naar voetnootvs. 9
10[regelnummer]
Onwederroepelyck geschapen was te volgen:Ga naar voetnootvs. 10
 
Hy flucx behoudens goed en leven overgafGa naar voetnootvs. 11
 
De stad: maer d'onbesneen hem sloegh in 't yser straf,Ga naar voetnootvs. 12
 
En sleepte hem neffens my daer Chebar steeds de murenGa naar voetnootvs. 13
 
Van Nimroth gaet met zand en keyzelsteenen schuren.Ga naar voetnootvs. 5-14Ga naar voetnootvs. 13-14
15[regelnummer]
Hier hadde ick op den hals geladen yders smaed,Ga naar voetnootvs. 15
 
Om datze den Tyran op myn bevel, en raedGa naar voetnootvs. 16
 
De poorte oyt open de'en: en leenden zin, noch oorenGa naar voetnootvs. 17
 
Wat ick haer toeriep van Ierusalems verstooren:Ga naar voetnootvs. 18
 
Dies my Iehova van zyn gloryrycken throon
20[regelnummer]
Quam om zyn majesteyt t'aenschouwen vrundlyck noon.Ga naar voetnootvs. 20
 
Myn ziel in't aenschyn kreegh twee recht doorgaende lichten,Ga naar voetnootvs. 21
 
En met verwond'ren zagh veel hemelsche gezichten,
 
Die ick het volck tot troost, en tot vermaningh me'Ga naar voetnootvs. 23
 
Gingh openen, op dat myn prophecye ste'Ga naar voetnootvs. 24
25[regelnummer]
Mocht grypen in't gemoed der gener die als slaven
 
Den heydenschen Monarch haer zweet ten offer gaven.Ga naar voetnootvs. 25-26
 
't Verstroijende geslacht dat droevigh en onsteldGa naar voetnootvs. 27
 
Gingh dwalen heen, en we'er, als schapen over 't veld,
 
En gras noch loof afschoer op Babels magere heyden,Ga naar voetnootvs. 29
30[regelnummer]
Met dezen herder ick vertrooste, die zou weydenGa naar voetnootvs. 30
 
De stammen in het groen der beemden die voortaen
 
Door zyn barmhertigheyd zoo heerlyck zouden staen
 
In groey, en bloey, zoo haest als Israel te stadeGa naar voetnootvs. 33
 
Quaem een slaghregen van Gods goedheyd en genade.
voetnoot*
Eccles. 49: Ecclesiasticus hfst. 49 (vs. 10, 11).
voetnootRegel 2
Cherubim: van de Cherubijnen.
voetnootr. 2
dien....: aan hun, die (er) rechtschapen leven.
voetnootVs. 1-vlgg.
4 Kon. 24:10-vlgg; nau: nauweliks.
voetnootvs. 2
vermannen: overmeesteren.
voetnootvs. 3
elpenstoel: troon (eigenlik Romeinse ivore keizerzetel); worpen: werpen (zie Hiervsalem Verwoest op vs. 240); Iojakim: Jó(j)akim, die vóór z'n koningschap Elíakim heette.
voetnootvs. 4
tol: schatting (4 Kon. 23:33); grim: toorn.
voetnootvs. 7
overlangh: sedert lang.
voetnootvs. 9
gestemt: bestemd, bepaald.
voetnootvs. 10
geschapen: vastgesteld.
voetnootvs. 11
behoudens: met behoud van, op voorwaarde goed en leven te behouden.
voetnootvs. 12
in 't yser straf: in de harde boeien.
voetnootvs. 13
daer Chebar: waar Chebar, 'n Babiloniese rivier.
voetnootvs. 5-14
Vondel vergist zich; in 4 Kon. 24:10-vlgg., wordt dit verhaald van Jóachin (Jojachin), de zoon van Jóakim; Ezechiël (17:12-14) heeft deze gevangenneming in 'n gezicht gezien, maar (ook hier vergist Vondel zich) hij heeft de koning geen raad gegeven; dat is wel geschied met Sedekías door Jeremias (Flavius Josephus' Joodse Geschiedenissen 10:10).
voetnootvs. 13-14
de muren van Nimroth: de stad van Nimroth: Babilon (Micheas 5:6); in Babilon was 't begin van Nimroth's heerschappij (Schepping 10:10).
voetnootvs. 15
Dit wordt wel gezegd van Jeremias in Fl. Josephus, zie aant. op vs. 5.
voetnootvs. 16
den Tyran nml. Nabuchodonosor.
voetnootvs. 17
oyt: eenmaal; zin: verstand.
voetnootvs. 18
verstooren: verwoesten.
voetnootvs. 20
Quam... vrundlyck noon: kwam mij vriendelik nodigen; (deze profetiese gezichten Ezechiël 1, 2, 3-vlgg).
voetnootvs. 21
twee recht doorgaende lichten: twee sterk doordringende ogen.
voetnootvs. 23
me' (mede): tevens.
voetnootvs. 24
ste' (stede): 'n plaats, toegang mocht vinden.
voetnootvs. 25-26
Slaat op de ballingen in Babilonië.
voetnootvs. 27
't Verstroijende: 't verstrooide (verg. Dl. 1 blz. 661 vs. 2).
voetnootvs. 29
afschoer: afschoor, afgraasde.
voetnootvs. 30
herder nml. Kristus; zie Ezechiël 34:23: ‘en ik zal over hun verwekken 'n eeuwige herder, die ze zal weiden....’
voetnootvs. 33
zoo haest: zodra; Israël te stade quaem: voor Israël op de geschikte tijd zou komen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken