Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.98 MB)

XML (3.16 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.R. de Klerk

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck



Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 376]
[p. 376]

Daniel.



illustratie
1. MACH. 2.Ga naar voetnoot*


Daniel wierd om zijn onschuld vande leeuwen verlost.
[pagina 377]
[p. 377]

De godgeleerde.

 
Doen 's Koninghs oogen drock en bezigh weyden gingenGa naar voetnootVs. 1-vlgg.
 
In 't koninghlyck geslacht, en 't puyck der jongelingen,Ga naar voetnootvs. 2
 
Zy staren bleven bot op my, die als een starr'Ga naar voetnootvs. 3
 
Myn blonde kuyf op stack: als 't hof te SinearGa naar voetnootvs. 4
5[regelnummer]
Behagen in my schiep, en liet mijn breyn opqueken,
 
't Welck wyd leerde over 't hooft in drymael vyftigh weken
 
Myn Meesters, en hoewel ick sober als Gods knecht
 
Voor 's Koninghs leckerny verkoos het moesgerecht,Ga naar voetnootvs. 8-vlgg.
 
Myn aenschyn wel gevleescht, gezonder men zagh blozen
10[regelnummer]
Als and're dien 't bancket walght, en steeds basterd kozen.Ga naar voetnootvs. 10
 
Maer als 's Monarchen droom ick nu t'ontdecken kom,Ga naar voetnootvs. 11
 
Daer al de Magi der Chaldeen voor bleven stom,Ga naar voetnootvs. 12
 
Nebucadnezar my verhooght, en doet de zielenGa naar voetnootvs. 13
 
Van 't pratte Koninghryck voor my ter aerden knielen.Ga naar voetnootvs. 14
15[regelnummer]
Nae zagh ick Babels hoofd verbannen van Gods geest,Ga naar voetnootvs. 15
 
Bedouwt in 't veld, het gras afsnoeyen als een beest.Ga naar voetnootvs. 16
 
Belsazer naemaels (zo hy Godloos en verwatenGa naar voetnootvs. 17
 
Ontwyde in 't slempen 't goud van d'heyl'ge Tempelvaten,
 
Terwyl de boelen met 't albaster van haer borst
20[regelnummer]
't Wellustigh lodderoogh verletten vande Vorst)Ga naar voetnootvs. 20
 
Ick melde zynen val: als hy vol schricx en bevenGa naar voetnootvs. 21
 
Zijn vonnis op de wand zagh onverhoeds geschreven,
 
En korts hadde uytgedient, als diadem, en staf,Ga naar voetnootvs. 23
 
En 't purper van zijn leen hy Meden overgaf:
25[regelnummer]
Daer ick, te zeer ontzien om myn droomkundige herssen,Ga naar voetnootvs. 25
 
Den Nyd wierd tot een buyt, vermids ick 't hooft van Perssen,Ga naar voetnootvs. 26
 
Ontzey met Godlycke eer t'ontmoeten, dies zy dolGa naar voetnootvs. 27
 
My gaf tot eenen roof den leeuwen in het hol:
 
Maer d'Eng'len door haer kracht het woe'n der dieren temmen,Ga naar voetnootvs. 29
30[regelnummer]
De leeuw het brullen staeckt, en laet zijn locken kemmen,Ga naar voetnootvs. 30
 
En vast ter tijdt toe ick ontkerckert, hy verblijdGa naar voetnootvs. 31
 
Myn vyand met zijn kies, en klaeuwen motst en rijt:Ga naar voetnootvs. 32
 
Dies orgelt yders tongh van zelve en ongeboden,
 
Dat Daniel alleen den God dient aller Goden.Ga naar voetnootvs. 33-34
voetnoot*
1 Mach. 2.: eerste Boek der Machabeeën, hfst. 2 (vs. 60).
voetnootVs. 1-vlgg.
zie Daniël l:3-vlgg.; 's Koninghs nml. van Nabuchodónosor; drock en bezigh: met ijver; weyden: zoekend rondzien.
voetnootvs. 2
In't koninghlyck geslacht: onder de Joden die van koninklik geslacht waren.
voetnootvs. 3
bot: straf.
voetnootvs. 4
als't hof te Sinear: toen de overste van 't hof in't land van Sennaär (Babilonië, zie Schepping 10:10); Daniël kwam bij de overste der kamerdienaren terstond in de gunst (Daniël 1:9); na 'n afzonderlike opvoeding van 3 jaar moesten zij voor de koning verschijnen (vs. 5-6).
voetnootvs. 8-vlgg.
Voor: boven; de koning bestemde voor hun 'n gedeelte van z'n eigen spijzen. maar deze waren meestal onrein voor de Joden; omdat Daniël en andere vrome jongelingen er niet van aten, was de overste der dienaren bang dat ze zouden vermageren; Daniël verzocht 10 dagen veldvruchten en water te mogen gebruiken; toen bleek, dat hij er gezonder uitzag dan de anderen, die de spijzen van de koning hadden gegeten (Daniël 1:10-16).
voetnootvs. 10
't bancket: de reine spijs; basterd: basterdspijs, onreine spijs.
voetnootvs. 11
De droom van de ineenstorting van 't beeld met de leme voeten, verzinnebeelding van de verschillende koninkrijken (Daniël 2).
voetnootvs. 12
Magi: Magiers, droomverklaarders.
voetnootvs. 13
my verhooght: nml. ‘tot 'n heerser over 't hele land van Babel’.
voetnootvs. 14
pratte: trotse; voor my....: mij vorstelike eer bewijzen.
voetnootvs. 15
Nae: later; Babels hoofd: koning Nabuchodonosor; Daniël zag in 'n profeties gezicht, dat de koning als 'n rund onder de dieren zou leven (Daniël 4:6-vlgg.); verbannen: gevloekt; van: door.
voetnootvs. 16
Bedouwt: bedauwd (in 't veld werd hij bevochtigd door de dauw, Daniël 4:12); afsnoeyen: afgrazen.
voetnootvs. 17
Belsazer: aan Baltassar, de ‘koning’ van Babilonië, die bij 'n slempmaal de heilige (uit Jeruzalem geroofde) tempelvaten misbruikte (Daniël 5); zo: toen.
voetnootvs. 20
lodderoogh: genietend oog; verletten: bezig hielden.
voetnootvs. 21
nml. door de verklaring van 't ‘mane, thekel, phares’.
voetnootvs. 23
korts: weldra; dezelfde nacht werd hij vermoord, toen Cyrus, koning van Meden en Perzen, de stad veroverde.
voetnootvs. 25
Daer: waar; ontzien: geëerbiedigd; droomkundige herssen: mijn verstand dat droomgezichten verklaarde.
voetnootvs. 26
Daniël was een der drie hoogste oversten van 't rijk, de vorsten en stadhouders waren hier afgunstig over (Daniël 6:5); 't hooft van Perssen: de koning van Perzië, Cyrus.
voetnootvs. 27
Ontzey... t'ontmoeten: weigerde met goddelike eer te bejegenen (Daniël 6:7-vlgg.); dies zy dol: hierover woedend, zij (de nijd).
voetnootvs. 29
haer: hun; d'Eng'len: ‘Mijn God heeft zijn engel gezonden, en hij heeft de muilen der leeuwen toegesloten’ Daniël 6:23.
voetnootvs. 30
kemmen: kammen, strelen.
voetnootvs. 31
En vast ter tijdt toe: en lijdt honger (vast) tot de tijd toe, dat ik bevrijd was, en hij.
voetnootvs. 32
Myn vyand: de aanklagers van Daniël; motst: verscheurt; rijt: uiteenrijt.
voetnootvs. 33-34
orgelt: luide jubelt; Cyrus liet aan zijn volken afkondigen dat ieder de God van Daniël moest eerbiedigen (Daniël 6:26-28).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken