Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.98 MB)

XML (3.16 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.R. de Klerk

B.H. Molkenboer

H.W.E. Moller

J. Prinsen J.Lzn

Leo Simons

J.F.M. Sterck



Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 605]
[p. 605]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

De vyfde handel.

Bode. Andromache. Hecvba.
Bode:
1505[regelnummer]
O Noodlot vol van vloeck, van wreedheyd, deernis schrick!Ga naar voetnoot1505
 
Heeft Mars in tien jaer krygs met soo verwoed een stick,Ga naar voetnoot1506
 
Syne oogen oyt vermaeckt? wat sal ick eerst verklaeren?
 
Wat heft mijn' klaght eerst op: uw ysselijck beswaeren,Ga naar voetnoot1508
 
O wtgeleefde vrou? Of sal't uw' rouwe sijn?Ga naar voetnoot1509
Hecuba:
1510[regelnummer]
Wat leet dat ghy beschreyt, ghy sult beschreyen 't mijn.
 
Elck heeft sijn' eyge ramp: my sy te gaer aentaste',Ga naar voetnoot1511
 
En wie ellendigh is die is te mynen laste.Ga naar voetnoot1512
Bode:
 
Ick heb de maeghd sien slaen, 't kind worpen van de tin,Ga naar voetnoot1513
 
Maer met een moedigh hart haer sterven, hem niet min.Ga naar voetnoot1514
Andromache:
1515[regelnummer]
Verhael de dobble moord, en reecx van schelmeryen.
Hecuba:
 
Het wroeten in mijn' wonde is mijn gemoeds verblyen.Ga naar voetnoot1516
 
Leg al de toekomst wt.Ga naar voetnoot1517
Bode:
 
Een tooren heeft de brand
 
Van 't groote Troien slechts gelaeten in sijn' stand:
 
Van wiens verheven top, en gekanteelde boorden
[pagina 606]
[p. 606]
1520[regelnummer]
Plagh Priaem sittende te stieren de slaghoorden,Ga naar voetnoot1520
 
En d'oorloogsmaet te slaen: Hy grootvaêr hier sijn' neefGa naar voetnoot1521
 
In sachten schoot gestooft, wees aen, hoe Hector dreefGa naar voetnoot1521-1522
 
Den Grieck, en deê te rug gemeenen man, en heeren,
 
Als hy met vier en swaerd daer achter her was, keeren,Ga naar voetnoot1523-1524
1525[regelnummer]
Door last van grooten angst: en liet den jongen held
 
Aenschouwen welck een man sijn vader was in't veld.Ga naar voetnoot1526
 
Dees tooren eerst bekent voor een cieraet der vesten,Ga naar voetnoot1527
 
Maer nu een' moordklip, word door 't graeu, en door de bestenGa naar voetnoot1528
 
Van yeder oord omringt. Al't volck met eener veeghGa naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Komt derwaerts aengeruckt. De schepen loopen leêgh.Ga naar voetnoot1530
 
Een' menighte hier van lien sich op een' heuvel sette,
 
In vrye lucht, daer niets het wtgesicht belette:Ga naar voetnoot1532
 
Daer op eene hooge rots sijn' kruyn, alwaer sy gaenGa naar voetnoot1533
 
Sich plantende in't gewight op hunne teenen staen:Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Andre op een' pynboom beuck of lauwer sich begeven:Ga naar voetnoot1535
 
En 't opgehangen volck het gansche woud doet beven.Ga naar voetnoot1536
 
Sulck voor de keur den kant van steylen berge nam:Ga naar voetnoot1537
 
Een ander een stuck dacx vergeeten van de vlam.
 
Sulck een beklimt een' muur die reed staet om te breecken,Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
En't lijf waeght op een' steen onvast door't oversteecken:Ga naar voetnoot1540
 
Ia 'kheb gesien de tomb van Hector dienen meê,
[pagina 607]
[p. 607]
 
Fy onbarmhartigheyd! den kijcker tot een' steê.Ga naar voetnoot1541-1542
 
Doen quam met fieren moede, en hooghgeheve schreden,
 
Scheyl maeckende in den drang, Vlysses aengetreden:Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
By sijner rechtehand hy Priaems neefken had,Ga naar voetnoot1545
 
En trock hem voorts. Het kind met wackren gange trad
 
Na d'hooge vest: het sloegh niet eens vertsaeght nu herwaert
 
Staende op den toorenkant sijn streng gesicht, nu derwaert:Ga naar voetnoot1547-1548
 
Gelijck een teeder jong van een geweldigh wild,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Al is 't noch swack van tand, sijne ydle beten spiltGa naar voetnoot1550
 
In't toonen van den aerd, die't doet tot forscheyd neygen,
 
En van verbolgenheyd geswollen woed met dreygen.
 
Alsoo dat braeve kind van vyands hand bekneltGa naar voetnoot1553
 
Had volck en vorsten, ja Ulysses self ontstelt:
1555[regelnummer]
En sijn' gehartheyd deê den mannen 'thart ontvallen.Ga naar voetnoot1555
 
Alleen en schreyt hy niet die word beschreyd van allen.
 
En middlerwijle dat Laërtes soon bestondGa naar voetnoot1557
 
Den paep te bidden na, en aenhitst stijf van mond
 
Ten offer wreede Goon, is d'onversaeghde jongenGa naar voetnoot1558-1559
1560[regelnummer]
Van selven midden in sijn grootvaêrs rijck gesprongen.Ga naar voetnoot1560
Andromache:
 
'T geslaght van Colchos fel en bitter in den aerd,Ga naar voetnoot1561
 
D'onburgerlijcke Scyth met wien sijn huys vervaert,Ga naar voetnoot1562
 
Of't wetloos volck, het welck bewoont, d'Hyrcaensche stranden,Ga naar voetnoot1563
 
Waer heeftet oyt geschend aen sulck een stuck sijne handen?Ga naar voetnoot1564
[pagina 608]
[p. 608]
1565[regelnummer]
Wie hoorde van Busyr dien wreedaerd sulck een' maer,Ga naar voetnoot1565
 
En dat oyt kinderbloed besprenckelde het altaer:
 
Sijn' paerden menschen vleesch gewent voor voeder t'eeten,
 
En heeft het Diomeed soo jong noyt voorgesmeeten.Ga naar voetnoot1568
 
Maer wie bestelpt uw' leên, en levertse aen het graf?Ga naar voetnoot1569
Bode:
1570[regelnummer]
Wat leden spaerde doch de steyle plaets daer af?Ga naar voetnoot1570
 
De swaerte die recht toe recht aen, en sonder hortenGa naar voetnoot1571
 
Met soo geswind een' slagh quam tegens d'aerde storten,Ga naar voetnoot1572
 
Heeft al de leen geknispt, en vliegen doen om veer.Ga naar voetnoot1573
 
'Twtmuntend lijf, die mond gelijckt sich self niet meer.Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Sijns vaders eedele kroost, in hooghsels, diepsels, bolten
 
Sich openbaerende, leyd t'eenemael gesmolten.Ga naar voetnoot1575-1576
 
De neck is wt het lit: en wt het harssenvat,Ga naar voetnoot1577
 
Door eenen keyselsteen gekraeckt, is 't breyn gespat.Ga naar voetnoot1578
 
Het lijf leyd maecxselloos.Ga naar voetnoot1579
Andromache:
 
Het sweemt sijn' vader weder.
Bode:
1580[regelnummer]
Na dat geworpen was het kind van boven neder,
 
En 'theyr den grouwel, dien 't gewrocht had, heeft beweent,
 
Valt aen een ander stuck de selleve gemeent:Ga naar voetnoot1582
[pagina 609]
[p. 609]
 
En aen Achilles tomb. De golven slaen van buytenGa naar voetnoot1583
 
Hier tegens sachtlijck aen. Van d'andre sijde stuyten
1585[regelnummer]
De vlacke velden op een' heuvel, die al heelGa naar voetnoot1585
 
Het middelst sluyt, en rijst als sitsteên van tooneel.Ga naar voetnoot1586
 
De groote toeloop vult terstond den ganschen oever.
 
Een deel is van geloof, dat dese dood de schroeverGa naar voetnoot1588
 
Der schepen wesen sal, en brengense in gebruyck:Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Een ander siet met lust wtdroogen's vyands struyck:Ga naar voetnoot1590
 
Een groot deel graeus [waer by sijn' lichtigheden blijcken]Ga naar voetnoot1591
 
Verfoeyt het schellemstuck, en loopt het lijckwel kijcken.Ga naar voetnoot1592
 
Niet min en spoeyt sich na sijne wtvaert de Troiaen,
 
Die met sich selven komt te lijck en graefnis gaen.Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Onmaghtigh door den angst van ziddren sich t'onthouwen,Ga naar voetnoot1595
 
Soeckt hy den laetsten val van Troiens vest t'aenschouwen.Ga naar voetnoot1596
 
Met komen huwlijcxwijs de fackelen voor wt.Ga naar voetnoot1597
 
Heleen, met buckend hoofd, gaet treurigh voor de bruyt.Ga naar voetnoot1598
 
Den Troischen dunckt die toorts gehaelt wt Plutoos hoecken,Ga naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
En sulck een' stacy sy Hermione toevloecken:Ga naar voetnoot1600
 
De vuyle Heleen alsoo haer' man sy t'huys gevoert.Ga naar voetnoot1601
 
Een schrick ter wedersyds 't verbaesde volck ontroert.Ga naar voetnoot1602
 
De maeghd haer aenschijn laet van schaemt voor over hangen.
 
Een glans die speelt haer op de jeughelijcke wangen
[pagina 610]
[p. 610]
1605[regelnummer]
Des nietemin, en 't fraey nu loopende op een endGa naar voetnoot1605
 
Ruym soo bevallijck blinckt als het oyt was gewent:
 
Gelijck als op sijn schoonst Apol is, wen sijn' rossenGa naar voetnoot1607
 
Te wet gaen, en hem 't licht der starren komt verlossen,Ga naar voetnoot1608
 
En dat de twyfeldagh den nacht kryght op den hals.Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
De menight staet versuft. Men prijst doch nau van all's,
 
Een ding soo seer als 'tgeen dat ons nu word onttogen.Ga naar voetnoot1610-1611
 
Die door haer schoonheyd, dees is door haer' jeughd bewogen:Ga naar voetnoot1612
 
Dees door het dwaelsieck luck, dat heyning kent, nocht sloot:Ga naar voetnoot1613
 
Altsaemen door dien moed wtdaeger van de dood.Ga naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
S'heeft Pyrrhus achter haer: ja d'harten selfs der riddrenGa naar voetnoot1615
 
Soo wel als van het schuym des legers, staen en siddren,
 
Vol van medoogentheyd, en van verwondering.Ga naar voetnoot1617
 
Na dat den steylen bergh ten top de jongeling
 
Beklommen, en dat hy nu op de kruyn verhevenGa naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Van vaders hooge tomb sich had in stand begeven,Ga naar voetnoot1620
 
De dappere mannin in 't minste niet en swicht:Ga naar voetnoot1621
 
Sy staet hem fors, den slagh biende een fel aengesicht.Ga naar voetnoot1622
 
So kloeck een moed doorsnyd het hart van stoute en bloodeGa naar voetnoot1623
 
En een nieu wonder is hier Pyrrhus suf op doode'.Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Met dat van sijner hand de styfgejaeghde klingGa naar voetnoot1625
[pagina 611]
[p. 611]
 
In d'overschoone borst tot aen 't gevest toe ging,
 
En maeckt een' wyde wond: so dat de ribben knarsten,
 
De dood daer in, het bloed daer schielijck wt quam barsten:
 
In 't sterven self nochtans sy van den moed niet scheyd:Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Voor over storte sy met gramme kraghtigheyd,Ga naar voetnoot1630
 
Als ofse Achilles had met d'aerde willen pletten.Ga naar voetnoot1631
 
De schaeren schreyende sich allebeyde ontsetten.Ga naar voetnoot1632
 
De Phrygiaen bedeest geluyt van steenen slaet.
 
De triomfeerder klaer sijn steenen hooren laet.
1635[regelnummer]
Dus ging het offer toe. Al 't bloed werd van 't verbolgenGa naar voetnoot1635
 
En wreede graf, eer 't staen of vloeyen kon, verswolgen.Ga naar voetnoot1636
Hecuba:
 
Gaet Griecken gaet, u roept een veylge wegh te rug:
 
Ontvout het laecken, maeckt uwe hooge stevens vlug,Ga naar voetnoot1638
 
En spout de zee: ghy hebt haer weygren niet te schroomen.Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
De maeghd en 't kind sijn om, de krijgh ten end gekoomen.Ga naar voetnoot1640
 
Waer met myn' traenen heen? waer leyder spuw ick wtGa naar voetnoot1641
 
D'onwyffelijcke siel van desen taeyen huyt?Ga naar voetnoot1642
 
Sal ick mijn' dochtr', of neef, mijn man, of land betreuren?Ga naar voetnoot1643
 
Oft all' of my? o dood moght ghy my slechts gebeuren!Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
De jonge kinderen, de maeghden ghy verdoetGa naar voetnoot1645
 
Met kraght, en over al met haestigheden woed:Ga naar voetnoot1646
 
Alleene schreumtghe my: en weetme tusschen 't stuwenGa naar voetnoot1647
 
Der pylen, onder 't swaerd, en in den brand te schuwen.Ga naar voetnoot1648
 
Ghy hebt my die u socht den heelen nacht geweert,
[pagina 612]
[p. 612]
1650[regelnummer]
En vyand val nocht vier mijn' leden heeft gedeert.
 
Stond ick u niet soo reed als Priaem?Ga naar voetnootVs. 1651
Bode:
 
Slaefsche hoopen,
 
Ras t'scheep. De vloot wil t'seyl, en is al afgeloopen.Ga naar voetnoot1652
 
 
FINIS.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: boven vs. 1513 Bode, de oude uitgave heeft Andromache. - boven vs. 1515 Andromache, in de oude uitgave zegt Hecuba vs. 1515-1517 tot wt.

voetnoot1505
vol van vloeck: vol vervloeking.
voetnoot1506
met soo verwoed een stick: met zo'n wreed schelmstuk; stick vooral Vlaamse en Hollandse bijvorm van stuk.
voetnoot1508
heft.... op: begint, uit; uw ysselijck beswaeren: wat u zo vreselik beswaart, uw ijselik ongeluk (van Hekuba; wat er nml. met haar kinderen gebeurd is).
voetnoot1509
uw' rouwe: uw droeve toestand (van Andromache).
voetnoot1511
my sy te gaer aentaste': mij tasten ze allen te samen aan.
voetnoot1512
die is te mynen laste: die is tot mijn ongeluk.
voetnoot1513
slaen: slachtofferen; 't kind: Astyanax; van de tin: van de tinnen (van de toren, zie vs. 1517).
voetnoot1514
niet min: niet minder.
voetnoot1516
mijn gemoeds verblyen: is 'n blijdschap, 'n verkwikking voor mijn gemoed; mijn gemoeds als een geheel, daarom mijn onverbogen.
voetnoot1517
al de toekomst: heel 't gebeuren; toekomst in de oorspr. betekenis: de komst bij iemand of iets, de toedracht van 'n zaak.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1533 de oude uitgave heeft achter kruyn dubbele punt.
voetnoot1520
te stieren: te leiden; slaghoorden voor slag(h)orden (zie blz. 96 op r. 19).
voetnoot1521
d'oorloogsmaet te slaen: de strijd te regelen.
voetnoot1521-1522
Hy grootvaêr hier sijn' neef....: hij, grootvader, toonde daar aan z'n kleinzoon, Astyanax, die hij koesterde op z'n zachte schoot, hoe Hektor verdreef....
voetnoot1523-1524
deê te rug.... keeren: op de vlucht dreef: gemeenen man: de gewone soldaat; heeren: de vorsten (d.i. de aanvoerders); daer achter her was: daar achter heen zat; her: heen; eigelik hierheen, verg. ons her en der.
voetnoot1526
in 't veld: op 't slagveld, in de strijd.
voetnoot1527
eerst: eertijds.
voetnoot1528
moordklip: moordrots; besten: aanzienliken.
voetnoot1529
Van yeder oord: van iedere landstreek; met eener veegh: in eens (met eener veegh betekende dikwels: in een slok, dus in eens).
voetnoot1530
derwaerts: daarheen; der zwakke vorm van daer.
voetnoot1532
In vrye lucht: in open ruimte; daer: waar.
voetnoot1533
Daer: daar weer andere....; gaen hoort bij staen in 't volgende vers.
voetnoot1534
Sich plantende in 't gewight: zich vast in evenwicht zettend (onjuiste vertaling van: summos libravit pedes: hield zich heen en weer zwevend op de tenen in evenwicht, vs. 1082).
voetnoot1535
lauwer: laurierboom.
voetnoot1536
't opgehangen volck: 't (in de bomen) hangende volk.
voetnoot1537
Sulck voor de keur.... nam: de een gaf de voorkeur.
voetnoot1539
die reed staet: die op 't punt staet.
voetnoot1540
oversteecken: uitsteken, overhangen (buiten de muur).
voetnoot1541-1542
dienen.... tot een' steê: tot 'n kijkplaats dienen; meê: ook; Fy: foei (aan 't Frans fi ontleend).
voetnoot1544
Scheyl maeckende: scheiding makend, 'n doortocht makend (scheyl uit scheidel: scheiding).
voetnoot1545
By: aan; neef ken: kleinzoontje.
voetnoot1547-1548
vest: vesting, de toren; niet eens vertsaeght: onversaagd; nu herwaert.... nu derwaert: nu hier.... dan daarheen; sijn streng gesicht: zijn ernstige, doordringende blik (vultus acres, vs. 1093).
voetnoot1549
van een geweldigh wild: van 'n ontzaglik groot, machtig wild dier.
voetnoot1550
ydle: nutteloze, die niets uitrichten.
voetnoot1553
braeve: dappere; van.... beknelt: omkneld door.
voetnoot1555
gehartheyd: moed ('t gehart zijn, 't hebben van hart: moed); 'thart ontvallen: de moed ontzinken.
voetnoot1557
En middlerwijle dat: en terwijl; Laërtes soon: Ulysses; bestond: begon.
voetnoot1558-1559
Den paep te bidden na...: de priester na te bidden, te bidden zoals de priester doet (bij de offers), en met wrede mond (stijf van mond) de wrede goden oproept tot't offer...
voetnoot1560
Van selven: uit zich zelf.
voetnoot1561
'T geslaght van Colchos: 't volk van Kolchis (in 't Oosten van de Zwarte Zee); (Colchos door vergissing, Lat. Quis Colchus, vs. 1105).
voetnoot1562
De rondzwervende Skyth, die met z'n huis van plaats verandert; onburgerlijcke: die geen burger is van 'n geregelde staat; de Scythen woonden in Zuid-Oost Europa.
voetnoot1563
't wetloos volck: 't tuchtloos volk, nml. de Hyrkaniërs, 'n volkstam tussen Medië, Parthië en de Kaspiese Zee.
voetnoot1564
geschend: geschonden (ouwere vorm); stuck: schelmstuk, misdaad; sijne handen, uitspr. zijn'anden.
voetnoot1565
Busyr: Busíris, 'n mythiese koning van Egipte, die de vreemdelingen slachtofferde.
voetnoot1568
Diomédes heeft 't nooit zo jong, heeft nooit zo jong vlees aan zijn paarden voorgeworpen; bekend is dat Diomedes van Thracië (niet de held voor Troje) z'n paarden met mensevlees voedde.
voetnoot1569
Maer wie bestelpt uw' leên: maar wie begraaft uw leden.
voetnoot1570
Welke van de ledematen heeft die steile plaats van hem gespaard? daer af: daarvan (van de leden).
voetnoot1571
De swaerte: de zwaarte van 't lichaam; sonder horten: zonder stoten, zonder belemmering in z'n val.
voetnoot1572
soo geswind een' slagh: zo snelle slag.
voetnoot1573
geknispt: verbrijzeld (knispen: verscheuren, uiteenrukken, verg. Vondel's vertaling van Eneas [1660] 8 vs. 382); en vliegen doen om veer: en uit elkaar verstrooid; om veer: omver, uiteen.
voetnoot1574
'Twtmuntend lijf: 't uitstekend gevormde lichaam.
voetnoot1575-1576
kroost: gelaatstrekken (ook kroos, waarschijnlik 't zelfde als kroost: kinderen); in hooghsels, diepsels, bolten sich openbaerende: dat zich openbaart in de lichte en donkere delen van 't gelaat; hooghsel dat gedeelte van de vorm waar 't licht op valt; leyd t'eenemael gesmolten: ligt geheel tot 'n klomp vervormd.
voetnoot1577
harssenvat: hersenpan.
voetnoot1578
keyselsteen: dial. vorm van kiezelsteen; gespat: uiteengespat.
voetnoot1579
maecxselloos: vormeloos; Het sweemt...: 't komt weer overeen met z'n vader (wiens lichaam ook misvormd was, toen 't door Achilles driemaal achter z'n wagen rond Troje was gesleept.
voetnoot1582
stuck: misdadig bedrijf; de selleve gemeent: de zelfde samenscholing van mensen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1604 de oude uitgave heeft achter wangen 'n dubbele punt.
voetnoot1583
En aen Achilles tomb: en wel bij Achilles' graftombe; van buyten: van de buitenkant, d.i. van de kant van 't strand.
voetnoot1585
al heel: helemaal.
voetnoot1586
als sitsteên van tooneel: als de zitplaatsen van 't toneel; als 'n kringvormige schouwplaats.
voetnoot1588
van geloof: van mening; de schroever: de beweger, die ze van 't strand in zee brengt (zie aant. op vs. 788); schroever: die ze van hun plaats schroeft, opvijzelt.
voetnoot1589
en brengense in gebruyck: en brengen ze weer in de vaart.
voetnoot1590
struyck: stam.
voetnoot1591
lichtigheden: lichtzinnigheid.
voetnoot1592
en loopt het lijckwel kijcken: en loopt toch om 't te zien; lijckwel: gelijk wel, evenwel, toch.
voetnoot1594
Die komt naar z'n eigen lijkdienst en begrafenis; met sich selven: omdat 't de uitvaart is van de laatste uit hun koningsgeslacht.
voetnoot1595
Sidderend van angst (letterlik: niet in staat door de angst zich te onthouden van sidderen; pavidi metu, vs. 1130).
voetnoot1596
den laetsten val: 't laatste deel dat valt.
voetnoot1597
Met: meteen; huwlijcxwijs: als voor'n huwelikstoet (zie blz. 462 aant. op vs. 3).
voetnoot1598
voor de bruyt: als de bruidleidster.
voetnoot1599
Den Troischen: voor de Trojaanse vrouwen; wt Plutoos hoecken: uit 't rijk van Pluto, uit de onderwereld; hoecken: streken.
voetnoot1600
Hermione: de dochter van Helena (uitspr. Hermíonee); toevloecken: als vervloeking toewensen.
voetnoot1601
vuyle: schandelike; haer' man: aan haar man, Meneláos.
voetnoot1602
ter wedersyds: aan beide kanten ('t volk op 't strand, en dat op de heuvels stond, Grieken en Trojanen).
voetnoot1605
en 't fraey: en haar schoonheid.
voetnoot1607
Apol: Apollo, de zonnegod, de zon; wen: als, wanneer.
voetnoot1608
Te wet gaen: naar hun drinkplaats gaan; volgens de klassieke mythologie werden de zonnepaarden in de zee, waarin men de zon zag ondergaan, gedrenkt; wet = wed, wedde: drinkplaats, waadplaats; verlossen: aflossen.
voetnoot1609
En dat de twyfeldagh: en als de schemering.
voetnoot1610-1611
Men prijst doch nau van all's....: men prijst immers niets van alles (nauwliks van alles) zozeer als 'n ding dat ons nu ontnomen wordt. (Vondel heeft 't Latijnse fere = gewoonlik, opgevat als: bijna, nauweliks; en cuncti = allen, in de betekenis: van alles; fere cuncti magis peritura laudant: allen prijzen gewoonlik wat ze gaan verliezen vs. 1144-1145).
voetnoot1612
Die is door haar schoonheid, deze....
voetnoot1613
'n Ander door 't wispelturig noodlot dat geen perken kent; luck: lot (geluk in onverschillige betekenis).
voetnoot1614
Maar allen (te samen) zijn ze bewogen door die moed, die de dood als uitdaagt.
voetnoot1615
der riddren: van de aanvoerders (zie Dl. 1, blz. 612 op r. 3-4).
voetnoot1617
verwondering: bewondering.
voetnoot1619
en dat: en nadat; de kruyn verheven: de hoge top.
voetnoot1620
sich had in stand begeven: was gaan staan, stond.
voetnoot1621
De dappere mannin: de dappere kloeke maagd (mannin 't Lat. virago, kloeke maagd; Seneca audax virago, vs. 1152); niet en swicht: wijkt geen stap terug.
voetnoot1622
Zij staat kloekmoedig voor hem, en wacht de slag met onverschrokken gelaat.
voetnoot1623
So kloeck een moed: zo'n fiere moed.
voetnoot1624
suf op doode': traag (aarzelend) om de doodslag toe te brengen.
voetnoot1625
Met dat: meteen dat, zodra dat; de styfgejaeghde kling: 't met kracht gestoten zwaard.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1627 de oude uitgave heeft So (met hoofdletter).
voetnoot1629
sy van den moed niet scheyd: blijft ze haar moed tonen.
voetnoot1630
met gramme kraghtigheyd: met toornige kracht (op 't graf van Achilles).
voetnoot1631
had met d'aerde willen pletten: met de (verzwaarde) grond had willen verpletteren.
voetnoot1632
allebeyde: allebei; aan beide zijden (zie op vs. 1602); sich ontsetten: staan verbaasd.
voetnoot1635
Dus ging het offer toe: aldus is 't offer geschied; van: door.
voetnoot1636
staen: stijf staan, stollen.
voetnoot1638
het laecken: 't zeil; maeckt....: laat uw hoge schepen wegspoeden (steven eigenlik voor of achterdeel van 't schip). Vondel zegt hooge stevens, omdat ie gewend is aan de hoge achterstevens van de Nederlandse schepen.
voetnoot1639
spout: klieft (van spouwen, zie aant. op vs. 1301).
voetnoot1640
sijn om.... gekoomen: zijn omgebracht.
voetnoot1641
leyder: helaas; leider waarschijnlik vergrotende trap van leed: pijnlik.
voetnoot1642
onwyffelijcke: onvrouwelike; huyt: lichaam.
voetnoot1643
neef: kleinzoon.
voetnoot1644
Oft all' of my: of allen, of mijzelf alleen; gebeuren: ten deel vallen.
voetnoot1645
ghy verdoet: doodt ge.
voetnoot1646
met haestigheden woed: woedt gij met grote haast (Vbicumque properas, saeva, vs. 1174).
voetnoot1647
schreumtghe my: schroomt ge, vreest ge mij; schreumen bijvorm van schromen; tusschen 't stuwen der pylen: tussen de dicht afgeschoten pijlen.
voetnoot1648
En noch de vijand, noch de neervallende puinen, noch 't vuur heeft mij gedeerd.
voetnootVs. 1651
reed: gereed, bereid; Slaefsche hoopen: slavebenden.
voetnoot1652
Ras t'scheep: vlug op 't schip; t'scheep = te schepe, ons: scheep in scheep gaan; wil t'seyl: wil te zeil, onder zeil, wegzeilen; afgeloopen: van 't strand getrokken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken