Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

Rommel-pot Vant Hane-kotaant.aant.Ga naar voetnoot*

Om te kauwe veur begyne-koeck:
En te neurie lijck hangsje hangebroeck.

 
Op, wel op mijn soete Marten,Ga naar voetnootvs. 1
 
Helpt my neurien suyver knechtGa naar voetnoot2
 
Wangt jy kraeckt de neuties recht,Ga naar voetnoot3
 
En ick ken ongs Haneparten:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Deunt met my, hoe haet en nijtGa naar voetnoot5
 
Coppens vroomicheyt verbijt.Ga naar voetnoot6
 
Coppen corts quam wt de kempen,Ga naar voetnoot7
 
Veur de Spanjers hier evlucht,
 
Doen hy dorpen en gehucht,
10[regelnummer]
En het boerevolck sach dempen,Ga naar voetnoot10
 
Doen de krijch het langt liep af,
 
En aen Coppen paspoort gaf.Ga naar voetnoot12
 
Alle Hanen die ontfinghen
 
Broeder Coppen in het veenGa naar voetnoot14
[pagina 116]
[p. 116]
15[regelnummer]
Broederlijck, en soo het scheen,
 
Warent wongder soete dinghen,
 
Maer het suerde haest int vat,Ga naar voetnoot17
 
Duren is een moye stadt.Ga naar voetnoot18
 
'Twas laet Koppen mit ongs wakenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
En te boom gaen binnen 'theckGa naar voetnoot20
 
Als een speulnoot songder vleck,
 
Koppen slangen kent en draecken,Ga naar voetnoot22
 
En hy krayde vroech en spa
 
Op de tooren van Breda.
25[regelnummer]
Oogentroost hadt gien behagenGa naar voetnoot25
 
In broer Koppens murge-sanck,Ga naar voetnoot26
 
Broeders riep hy, ic wort kranck,
 
Ach jy selt het jou beklagen
 
Soo broer Koppen mit syn klockGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Luyen blijft op ongse stock.Ga naar voetnoot30
 
Oogentroost die huylde tranen:
 
Was het niet een soete grilGa naar voetnoot32
 
Van die malle Cocodril?Ga naar voetnoot33
 
Maer ten holp niet, alle hanen,
35[regelnummer]
Alle boeren met heur stem,Ga naar voetnoot34-35
 
Croonden Koppen, en 'thadt klem.Ga naar voetnoot36
 
Broeder Koppen, trouwe wachter,
 
Krayde, eer de Sonne blonck,
 
Dat het deur de Veenen klonck,
40[regelnummer]
Alle krayers lagen achter,Ga naar voetnoot40
 
Elck die scheen int krayen schor:
 
Doen begonner een geknor.
 
'tHaentje dickkop vande Mase,Ga naar voetnoot43
 
Lest estiert nae Gravesangt,
45[regelnummer]
Huylebalck in Amsterlangt
[pagina 117]
[p. 117]
 
Schelde, ben ick dan een dwaeseGa naar voetnoot46
 
Stocknar in het Hanevelt,Ga naar voetnoot47
 
Dat mijn poortklock niet en gelt?Ga naar voetnoot48
 
Durf ic krayen op een keuninck,
50[regelnummer]
Op de Haen die sit in top
 
Mit een kroontjen op sen kop,
 
In syn groote Haneweuning,Ga naar voetnoot50-52
 
Ba! wat meenje goede lienGa naar voetnoot53
 
Dat ick Coppen sel ontsien?
55[regelnummer]
Ick sel Coppen moeyte brouwen,
 
En syn ongenayde rockGa naar voetnoot56
 
Scheuren in het hoender hock,
 
'kSel hem veur een ketter schouwen,Ga naar voetnoot58
 
'Klijt niet by mijn reusel-smout
60[regelnummer]
Dat syn strongt verkeert in gout.Ga naar voetnoot59-60
 
Fyat riep 'tkalkoensse Haentje,
 
Dat soo bloost om syne kam,
 
En de jonghens nae de Dam
 
Op leert trecken met een vaentje,
65[regelnummer]
Of nae 'tbrouwers Haentje, dat
 
Hem bestoven sach vant nat.Ga naar voetnoot61-66Ga naar voetnoot66
 
Het geviel dat grauwe geusenGa naar voetnoot67
 
Wonnen 'thuys te Monckelbaen,
 
Daer Heer hopman Swart vooraenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Trock met sinte Stevens reusen,Ga naar voetnoot70
 
Doen de Damheer wel emantGa naar voetnoot71
[pagina 118]
[p. 118]
 
Schoot twee dieven in het sandt.
 
Doe kreet trompman, by mijn trompen,Ga naar voetnoot73
 
By mijn fluyten, dat gaet wel,
75[regelnummer]
Wat! nu ist ewonnen spel,
 
Nu de grauwegeusen pompen,Ga naar voetnoot76
 
En met giestich overlechGa naar voetnoot77
 
Trecken over marct en brech.Ga naar voetnoot78
 
Corteboef die sat en lachten,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
En hy hilt syn buyckje vast,
 
Wel hoe dunckje van die quast?
 
croont syn muts mit haneschachten,Ga naar voetnoot82
 
Set die moerplaech, felle beul,
 
Op een bock of esels veul.
85[regelnummer]
Maer het werck en bleef niet steken
 
Met het afebrooken huys,
 
Wangt kijck! Isrels hockgespuysGa naar voetnoot87
 
Socht Gods martelaers te wreken,Ga naar voetnoot88
 
Sleepte 'tlijf veur Heeren deur,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
En las hockplaccaten veur.
 
Een ghequetste wert edraghen
 
In het Gasthuys van zijn broers,Ga naar voetnoot92
 
'Tveen was vol gekockeloers,Ga naar voetnoot93
 
'Thock niet anders dee als clagen,
95[regelnummer]
Troost en wisse salicheyt
 
Was de siecke toe eseyt.Ga naar voetnoot96
 
Al de Haenen luyde baerdenGa naar voetnoot97
 
Dat hy was een moordenaer,Ga naar voetnoot98
 
Die hem teugen Christi schaer
100[regelnummer]
Hadt estelt, mit roers en swaerden,
 
Die onnosel bloet vergoot,
 
Dat het hanehock verdroot.
[pagina 119]
[p. 119]
 
Ia sy kreeten, door ongs sportenGa naar voetnoot103
 
Steecken duysent heure cop,
105[regelnummer]
En versaen mit garst de crop,Ga naar voetnoot105
 
Wil nu jement ongs vercorten,
 
Wachtje veur 'tgeloovich schuym,
 
Die het hock heyt op syn duym.Ga naar voetnoot108
 
Haentje clopper creet op Coppen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Oock ebeeten als de rest,
 
Clopt die ketter uyt het nest,
 
Wie wil mit die morsvuyl soppen?Ga naar voetnoot112
 
Hy mach picken langs het velt
 
Die op ongse krijghtocht schelt.
115[regelnummer]
Coppen liet dat onbesegeltGa naar voetnoot115
 
Niet alleen, maer krayde stijf,Ga naar voetnoot116
 
O onkristelijck bedrijf!Ga naar voetnoot117
 
Boosheyt, schelms, en ongeregelt,Ga naar voetnoot118
 
Lijtmen dat in deuse wijck?
120[regelnummer]
Noyt en sach ick dierghelijck!
 
Coppen 'tgraeu kreech tot bedaren,
 
Elck toehoorder mercken mocht
 
Dat huysplongdren niet en docht,Ga naar voetnoot123
 
Waerom sy ehoorsaem waren
125[regelnummer]
Coppen selden krayens moe,Ga naar voetnoot125
 
En zijn gunst nam daechlijckx toe.Ga naar voetnoot126
 
Haen kalkoen die kreet vol tooren,Ga naar voetnoot127
 
'k Sou jou met mijn pennen slaenGa naar voetnoot128
 
Datje deuse vreemde Haen,
130[regelnummer]
Deuse nuwelinck gaet hooren,
 
En jou ouwe krayers vliet,
 
Liet ickt om jou swackheyt niet.
 
Malkus quam oock aneloopen,Ga naar voetnoot133
[pagina 120]
[p. 120]
 
Lombertshanen kreet hy waect,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Siet wiet spul te grabbel maect?Ga naar voetnoot135
 
Coppen wint soo groote hoopen,
 
't Is edaen, so jy by gut
 
Coppens toeloop niet en schut.Ga naar voetnoot138
 
Stoot die Basiliscus buyten,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Smoort hem in zijn eyghen gift,
 
Maect hem swart by mont en schriftGa naar voetnoot141
 
Past het hock wel dicht te sluyten,Ga naar voetnoot142
 
want hy maect de vechters flauw,Ga naar voetnoot143
 
En het moedich geuse-grauw.
145[regelnummer]
't Malle ventje dat sey, amen,Ga naar voetnoot145
 
Broeders dat geschie, 'tis tijt
 
Datmen Koppens kam afbijt,Ga naar voetnoot147
 
Rot en spant met kracht te samen,Ga naar voetnoot148
 
En elck Haen op Koppen pick,
150[regelnummer]
Dat hy 't krayen laet van schrick.
 
'Twas gae voort, geveynsde ketter,
 
Packt jou voort, jy toovenaer,
 
Altijt tay, en selden gaer,Ga naar voetnoot153
 
Christen songder giest en letter,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Wije deur, en ruyme poort,Ga naar voetnoot155
 
Siel-verleyer packt jou voort.
 
Koppen kon niet lange duren
 
In de bytebauwe kouw,Ga naar voetnoot158
 
Hier een steeck, en daer een douw:
160[regelnummer]
Koppen most het duer besuren,
 
Arme Koppen die most gaen,
 
Wtepickt van elcke Haen!
 
Nu sit Coppen uyt esloten,
 
En eschoffelt uyt het kot,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Viertien Hanen tot een spot,Ga naar voetnoot165
 
Hanen die met sporen stooten,
[pagina 121]
[p. 121]
 
Hanen scherp van klau en beck,
 
Werveldrayers binnen 't heck.Ga naar voetnoot168
 
Toorenwachters wilt doch payenGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Koppens broeders meer en meer,
 
Maeckt, dat als sy Coppen weer
 
Smorgens lustich hooren krayen,
 
Elck een sing met blye toon,
 
Keuninck Coppen spant de kroon.
175[regelnummer]
Toorenwachters liert de grepenGa naar voetnoot175
 
kennen van de Hanewrock,
 
Want een krijter grayt int hock,Ga naar voetnoot177
 
Datmen jou wel licht sou schepen
 
In een lichter algelijck,Ga naar voetnoot178-179
180[regelnummer]
En opsetten ande dijck.Ga naar voetnoot180
 
Ia het moerhock, om te baenenGa naar voetnoot181
 
Ruymer wech tot Hierarchy,
 
Steeckt bedeckt na hockvoochdy,
 
Over vrye Frangse Hanen,Ga naar voetnoot182-184
185[regelnummer]
Maer die krayen al op Wals,
 
Bestemoer jou kaert is vals.Ga naar voetnoot186
 
Toorenwachters keunie lubbenGa naar voetnoot187
 
Altemet een geyle Haen,
 
Seper 'tsel dan beeter gaen,
190[regelnummer]
Slang vernuwt van self heur schubben,
 
Maer een Haen vernuwt syn se'en,Ga naar voetnoot191
 
Als hy fraytjes wordt besneen.Ga naar voetnoot192
 
Wangt het aertje van die schalcken
 
Is te byte bits, en felGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
In syn vroome buermans vel,
 
Over hum te huylebalcken,
 
Die hy straf mit spoore botst,Ga naar voetnoot197
 
Die hy martelt, nijpt, en trotst.
 
Martebroer my dit holp singen,Ga naar voetnoot199
[pagina 122]
[p. 122]
200[regelnummer]
Marten Heerooms veynster Aep,
 
Die staech ruyct aent haentje paep
 
En op farheers trom kan springen,Ga naar voetnoot202
 
Marten die het al gelooft,Ga naar voetnoot203
 
En de spijcker raeckt op 't hooft.Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Wil elck Haen op Heeren krayen,
 
Lijt dan dat mijn Rommelpot
 
Deunt en speult vant Haenekot:
 
keun jy beytlen, ick kan drayen,Ga naar voetnoot208
 
Ben jy huppels, ick ben sprincx,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
So jy dwars drijft, ick drijf slincx.
 
Reyntje betert oock jou wegen,Ga naar voetnoot211
 
Of jy krijcht al mee een beurt,
 
Elck is op de schalck esteurt:Ga naar voetnoot213
 
Vos langt Coppen jouwen segen,Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Dat hy weeran gae te boom,Ga naar voetnoot215
 
En voor niements picken schroom.
 
Malle vent ic quyt mach schellen,Ga naar voetnoot217
 
Want hy sel van ancxt bekackt,
 
In een siepton dicht epacktGa naar voetnoot219
220[regelnummer]
Zijnen brootkurf scheep bestellen,Ga naar voetnoot220
 
En met 'tierste schip van hier
 
Lubbert hieten tot Algier.Ga naar voetnoot222
 
Hanen, kakel ick te woortrijck?
 
Is hier ergent wat emist?Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Deynckt dit malt een kamerist,Ga naar voetnoot225
 
In het reederijckers Noortwijck,
 
Of de camer van Schiedam,
 
Om het hock te maken tam.Ga naar voetnoot228
[pagina 123]
[p. 123]
 
Veur een slot dan gasthuys Peter,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Soo ick vraech jou ouwe Haen,
 
Als hy siet dit geckspul aen,
 
Makent jonge Hanen beter,Ga naar voetnoot232
 
Als het ouwe hock veur heen?Ga naar voetnoot233
 
'kWedt hy 'thooft schudt, en krayt neen.

Jn D'MATER SALEM door Jrenaeum Philalethium, by Adelaert Waermont.Ga naar voetnoot*

voetnoot*
Van 1627. Afgedrukt volgens de eerste uitgave in plano (hg. 370 mM., br. 182 mM.; de tekst in 3 kolommen met Gotiese letter). Unger: Bibliographie, nr. 153.
Een Rommelpot is een primitief muziekinstrument, bestaande uit een pot, overspannen met een blaas, waardoor een rietje gestoken is. Door dit met de vochtige hand te wrijven ontstaat een eentonig brommend geluid. De rommelpotspeler begeleidt een of meer straatzangers, die langs de deuren geld ophalen, vooral op vastenavond. Op de gedachte van een strijd in het Hane-kot is Vondel gekomen, doordat de uitgesloten predikant Hanekop heette en zijn tegenstander Trigland bijgenaamd werd ‘'t Kalkoense haantje’. Bovendien vervormde men Arminianen wel tot ‘arme hanen’. 't Gedicht is geschreven in Noord-Hollands dialect.
Om te kauwe veur begyne-koeck staat ongeveer gelijk met: om voor zoete koek op te eten, d.w.z. het onaangename stilzwijgend en gelaten te dragen (vgl. ‘iets voor suiker en banket opkauwen’ Ned. Wdb.). Begyne-koeck evenals Begyne-rijst: bijzondere spijzen, die op het Begijnhof bereid werden.
Het lied van Hangsje hangebroeck moet een bekend wijsje geweest zijn. Mogelik is bedoeld Bredero's lied ‘Een oudt Bestevaertje met een jong Meysjen’ (deel III, 229), waarin Hansje hangebroek voorkomt.
voetnootvs. 1
wel op: wel aan; soete Marten: mijn lieve Marten, nl. Marten Jansz. Brandt, boekverkoper bij de Nieuwe Kerk, in ‘De Gereformeerde Catechismus’, rechtzinnig uitgever van de werken der Contraremonstrantse predikanten. Deze tegenstander wordt door de rommelpotspeler geprest om een liedje te zingen ter bespotting van zijn geestverwanten (vgl. vs. 199).
voetnoot2
suyver knecht: mooie jongen.
voetnoot3
Jij weet het fijne van de zaak (de noot kraken: door het uiterlike tot de kern doordringen). Waarschijnlik ook woordspeling met noot: muzieknoot: Jij kunt zo voortreffelik zingen.
voetnoot4
ongs Haneparten: de streken van onze predikanten. Voor s en t (d) hoorde men in Amsterdams dialekt geen n maar ng (vgl. langt, vs. 11, wongder, vs. 16, enz.).
voetnoot5
deunen, evenals het voorafgaande neurien: zingen.
voetnoot6
vroomicheyt: rechtschapenheid; Coppens vr.: de rechtschapen Hanekop; verbijten: doodbijten, ten verderve voeren.
voetnoot7
corts: kort gelegen; wt de kempen: uit Brabant; Hanekop was uit Breda gekomen (zie vs. 24).
voetnoot10
dempen: onderdrukken.
voetnoot12
paspoort geven: noodzaken om heen te gaan.
voetnoot14
in het veen: in Amstelland.
voetnoot17
haest: weldra. De stemming veranderde, werd ‘suer’ in plaats van ‘soet’.
voetnoot18
Duren: bekende woordspeling met de stadsnaam: pendant van ‘'t kan verkeren’.
voetnoot19
'Twas: Men zei (vgl. vs. 151); mit ongs waken: nl. voor de rechte leer.
voetnoot20
boom: de lat waarop de hoenders te ruste gaan (vgl. vs. 215); nadruk op binnen: laat hij zich bij òns aansluiten.
voetnoot22
slangen en draecken: als gifverspreidende dieren symbolen voor de ketterijen.
voetnoot25
Oogentroost: Karel Leenarts (Leendertze), een medicus, ijverig voorstander van de kerkelike partij, en daarom in 1629 uit Amsterdam verbannen. Hij heette ‘in de wandeling Doctor Oogentroost’ (A.).
voetnoot26
murge-sanck: het eerste gekraai, dus: zijn eerste prediking, in verband met vs. 35-36 wel zijn proefpreek.
voetnoot29
klock: krachtig stemgeluid.
voetnoot30
ongse stock nl. in ons kippenhok.
voetnoot32
een soete gril: een aardige inval.
voetnoot33
Cocodril: krokodil. Deze dokter woonde in een huis waar de krokodil uithing (A.), maar de bedoeling zal ook wel zijn dat hij slechts krokodilletranen huilde.
voetnoot34-35
alle hanen, alle boeren: de kerkeraad, die zich vóór Koppen uitsprak, hem ‘croonden’, d.w.z. beriep.
voetnoot36
't hadt klem: de zaak werd in hun geest beslist.
voetnoot40
lagen achter: moesten voor hem onderdoen.
voetnoot43
Adrianus Smout, in 1613 bij besluit van de Staten van Holland uit Rotterdam naar 's Gravezande gebannen, ‘daer hij door bidden en smeeken zijne herstellinge te Amsterdam zocht te bewerken’ (A.).
voetnoot46
Schelde: schold.
voetnoot47
Stocknar: botterik. Woordspeling met stock in vs. 30.
voetnoot48
poortklock (vlg. vs. 29): eig. de klok bij de stadspoort.
voetnoot50-52
Dit slaat op de preek die Smout bij een biddag in de Nieuwe Kerk gehouden had tegen Lodewijk XIV, die de gereformeerde religie verdrukte, en tegen onze Staten, die hem met schepen hielpen tegen La Rochelle; Haen en Haneweuning heeft betrekking op de Galliese haan (Lat. gallus = haan).
voetnoot53
Ba!: wel.
voetnoot56
ongenayde rock: vgl. de noot bij Dl. 2, blz. 62, vs. 153: ‘Gy maekt schriftuurs rok nadeloos’.
voetnoot58
schouwen veur: schuwen als.
voetnoot59-60
Ik duld het niet dat zijn afschuwelike prediking zo hoog gewaardeerd wordt; reusel-smout gesmolten varkensvet. In smout schuilt natuurlik een woordspeling met zijn naam.
voetnoot61-66
'tkalkoensse Haentje: ‘Jacobus Triglandius, om sijn root en opdrachtig aengezicht zoo genaemt’ (A.); 65 'tbrouwers Haentje: ‘Pieter Evertze Hulst, brouwer in 't Haentje by de nieuwe markt, had nevens eenen zijner bekenden den predikant Triglant dronken langs straet zien stootvoeten, ende tegen iemant gezegt, dat hij Triglant op stroôbeenen hadt zien gaen: dit voortgepraet quam Triglant ter ooren, die eenige maelen op den predikstoel vele betuigingen daer tegen gedaen heeft, en t'evens het graeuw en de jongens tegen den brouwer aengehist en opgereuit’. (A.). (Over de valsheid van deze beschuldiging vergelijke men H.C. Diferee: Vondel's Leven en Kunstontwikkeling, blz. 152-vlg.); 64 met een vaentje: met een hele troep (vaen: een vendel schutters).
voetnoot66
bestoven: dronken (van bestuven: door sterkedrank bedwelmen).
voetnoot67
grauwe geusen: het grauw dat voor de ‘geuzen’, d.i. de Contraremonstranten, partij koos. Op Paasmaandag, 13 April 1626 werd een huis bij de Monkelbaanstoren, waar de Remonstranten zouden prediken, overvallen en geplunderd.
voetnoot69
hopman Swart, oud-kapitein van de West-Indiese Compagnie, was een van de leiders.
voetnoot70
sinte Stevens reusen: het grauw dat met stenen wierp, als eertijds bij de marteling van Sint Stephanus.
voetnoot71
de Damheer: Nicolaas Hasselaer, majoor van 't stads krijgsvolk, die het gezag van de overheid, op de Dam zetelend, vertegenwoordigde. Twee van de aanvallers werden doodgeschoten, ‘die men daerna bevondt bekende gauwdieven te wezen’. (A.); wel emant: goed van manschappen voorzien.
voetnoot73
trompman: Simon Verdoes, zo genoemd ‘omdat de vergulde Tromp (d.i. trompet) tot zijnent uithing’. (A.). Misschien ook omdat hij een grote mond opzette?
voetnoot76
pompen: aan de pomp staan, d.i. zich inspannen.
voetnoot77
giestich: vernuftig, slim bedacht.
voetnoot78
brech: Noord-Hollands voor: brug.
voetnoot79
Corteboef: opzettelike vervorming van de naam van Boudewijn Kortenhoef, de stads-secretaris, die onterfd werd omdat hij zijn moeder mishandeld had.
voetnoot82
haneschachten: van een hoorndrager (bedrogen echtgenoot) werd gezegd dat hij met haneveren was versierd (vgl. Meinsma in Taal en Letteren IV, 211). Het plaatsen op een bock of esels veul (veulen) moet betekenen: aan de publieke bespotting prijs geven.
voetnoot87
Isrels hockgespuys: het gelovige gepeupel, dat voor 't ‘hanehok’ partij koos.
voetnoot88
Gods martelaers: bittere spot; alsof met de plundering Gods zaak gediend werd! Vandaar ook hockplaccaten: de bevelen, voortkomend uit het hanehok, dat de overheid de wet wilde voorschrijven.
voetnoot89
Het lijk van de neergeschoten plunderaar werd gesleept voor de deur van burgemeester Van Nek en daarna van burgemeester Vlaming (A.).
voetnoot92
van: door.
voetnoot93
'Tveen: heel Amsterdam.
voetnoot96
de siecke is de ghequetste van vs. 91. Een predikant vertroostte hem ‘daer mede, dat hy voor de pijn, die hij nu leedt, de eeuwige vreugde zekerlijk zou genieten’ (A.).
voetnoot97
baeren: te keer gaan.
voetnoot98
hy: nl. Hasselaer.
voetnoot103
ongs sporten: de tralies, nl. van het hok (de kerkelike gemeenschap).
voetnoot105
En zoeken bij ons hun geestelik voedsel.
voetnoot108
Die (meerv.) slaat terug op het kollektieve schuym; op syn duym hebben: in zijn macht hebben (de duym is de scharnier waar alles op draait).
voetnoot109
clopper: Johannes Kloppenburg; ook wegens de woordspeling met clopt (vs. 111). De komma is te verplaatsen achter creet.
voetnoot112
morsvuyl: vuilpoes. Het Ned. Wdb. (IX, 1152) kent voor dit woord alleen deze plaats; soppen heeft hier de algemene betekenis van voedsel nemen.
voetnoot115
onbesegelt laten: geen instemming betuigen.
voetnoot116
stijf: met kracht.
voetnoot117
Hier volgen Coppen's woorden.
voetnoot118
schelms, en ongeregelt: schelmachtig en tuchteloos (bepalingen bij boosheyt).
voetnoot123
docht: deugde, behoorlik was.
voetnoot125
Lees achter Coppen een komma.
voetnoot126
zijn gunst: de gunstige stemming tegenover hem.
voetnoot127
Haen kalkoen: Jacobus Trigland.
voetnoot128
jou slaat op dat deel van de gemeente, dat Hanekop liever hoorde dan de ‘ouwe krayers’, maar die z.i. te zwak van begrip zijn om met oordeel des onderscheids te kiezen (vs. 132).
voetnoot133
Malkus: ‘Warnar Ernst van Bassen, hier Malkus genaemt, om dat hij kruiken en kannen verkocht, die gelijk Malchus, slechts maer een oor hebben’ (A.). Deze verklaring in de Amersfoortse uitgave klinkt onwaarschijnlik. Een veel aannemeliker verklaring van deze bijnaam vindt men bij Vondel zelf (zie de noot in Dl. II, blz. 60, vs. 113).
voetnoot134
Lombertshanen: een mooi soort hanen, uit Lombardije afkomstig (vgl. twee plaatsen uit Warande der Dieren, Dl. 1, blz. 732, 745).
voetnoot135
te grabbel maecen: vergooien, bederven.
voetnoot138
schutten: tegenhouden.
voetnoot139
Basiliscus: een fabelachtig giftig dier, door een padde uit een haanei gebroed (zie de afbeelding in Warande der Dieren, Dl. 1, blz. 524).
voetnoot141
by: door.
voetnoot142
Past: draagt zorg.
voetnoot143
flauw maecken: doen verslappen.
voetnoot145
't Malle ventje: Jan Willemze Boogaert, oud-schepen der stad Amsterdam, ‘in de wandeling “malle Jan” geheten’ (A.).
voetnoot147
de kam af bijten: spreekwoordelik voor: aanvallen, te schande maken (Ned. Wdb., VII, 1046).
voetnoot148
samen hoort zowel bij rot als bij spant; beide hier niet met onze ongunstige betekenis.
voetnoot153
tay: uitgedroogd, niet mals.
voetnoot154
songder giest en letter: die nòch naar de geest, nòch naar de letter de christelike voorschriften volgt.
voetnoot155
Wije deur, nl. voor de ketterse leringen, en daarom een siel-verleyer.
voetnoot158
bytebauwe kouw (samenstelling): kooi vol bullebakken; bietebouw is het Zuid-Nederlandse woord voor een boeman, een spookverschijning. In het Ned. Wdb. is bytebauwe hier ten onrechte als bijv. nw. opgevat.
voetnoot164
eschoffelt van schoffelen (met de poten), dus wegtrappen.
voetnoot165
Viertien Hanen: de veertien predikanten.
voetnoot168
Werveldrayer: die het hek opent en sluit, de macht in handen heeft. Hier ongunstig: die de baas speelt (vgl. raddraaier).
voetnoot169
Toorenwachters: de burgemeesters, ‘om dat hare kamer of vergaderplaats was in het torentje van 't oude stadtshuis’ (A.); payen (niet ongunstig): tot rust brengen.
voetnoot175
grepen: streken.
voetnoot177
een krijter: een schreeuwer, nl. Smout, die ‘wel dorst zeggen, dat men zulke slappe overheden met een schip nae de Volewijk behoorde te vaeren, om ze door een hennepe venster te leeren starrekijken’ (A.); grayen (ook gespeld greien): Noord-Hollands voor: schreeuwen, huilen.
voetnoot178-179
jou algelijck: jullie allen te samen; lichter: schuit van geringe diepgang.
voetnoot180
opsetten ande dijck: evenals nu figuurlik: aan de dijk zetten.
voetnoot181
het moerhock: de Nederduits-Hervormde kerk.
voetnoot182-184
Streeft er heimelik naar, gezag te krijgen over de Waalse predikanten, (de ‘Franse hanen’) die zich onafhankelik voelden.
voetnoot186
Grootje, jij speelt geen eerlik spel!
voetnoot187
keunie: kun je; keunen is Amsterdams-dialekties (vgl. vs. 208), evenals seper voor: zeker (vs. 189); lubben: besnijden.
voetnoot191
vernuwt syn se'en: neemt andere, betere gewoonten aan.
voetnoot192
fraytjes: netjes.
voetnoot194
byte: Hollandse infinitief zonder n.
voetnoot197
straf: heftig; botsen hier transitief: stoten.
voetnoot199
Martebroer (vgl. vs. 1) wordt Heerooms veynster Aep genoemd, omdat hij woonde ‘aen den ingang van de nieuwe Kerk, naest de kerkdeur’ (A.). Bovendien speelt Vondel met de naam Marten, in de fabel voor een aap gebruikt (Bergsma): zie Warande der Dieren (Dl. 1, blz. 677); Heeroom (pastoor) is uit de Katholieke tijd van Amsterdam overgebleven en overgedragen op de predikant, die in vs. 202 met het Duitse woord farheer (Pfarrer) genoemd wordt.
voetnoot202
op farheers trom springen: naar zijn pijpen dansen.
voetnoot203
die het al gelooft: die zo rechtzinnig is, of, spottend: die zo goedgelovig is.
voetnoot204
En die het bij het rechte eind heeft (ironies bedoeld).
voetnoot208
beytlen: buitelen. De tweeklank in dit woord heeft wel anders geklonken dan onze ei. Men vindt nl. ook de spelling met eui en eu.
voetnoot209
huppels-sprincx: geneigd tot huppelen, tot springen. Evenzeer synoniem als het volgende dwars en slincx (verkeerd).
voetnoot211
Reyntje: Reynier Paeuw (vgl. het Sprookje van Reintje de Vos).
voetnoot213
esteurt: verstoord.
voetnoot214
langen: toereiken, geven.
voetnoot215
weeran: wederom; te boom (zie bij vs. 20).
voetnoot217
Malle vent (vgl. vs. 145); quyt schellen (assimilatie uit: schelden): verder met rust laten.
voetnoot219
siepton: hierin schuilt een hatelikheid, omdat Bogaert, die zeepzieder was, ‘zijne zeeptonnen tegen de keure te klein hadt laten maken’ (A.).
voetnoot220
brootkurf: schertsend-platte uitdrukking voor: gat, achterste (Ned. Wdb. III, 1569); scheep (uit tscheep) bestellen: inschepen.
voetnoot222
De bekende voornaam Lubbert bevat een woordspeling met lubben (vs. 187), dus: in Algiers bevorderd worden tot eunuuch.
voetnoot224
Heb ik ergens misgetast.
voetnoot225
Denk dan maar dat het een grappenmakerij is van een of andere dorpsrederijker.
voetnoot228
tam maken: een toontje lager doen zingen.
voetnoot229
gasthuys Peter: ‘het beeld van St. Pieter, dat boven op het pakhuis van St. Pieters Gasthuis was gestelt’ (A.), hier met de ‘ouwe haen’, waarmee hij afgebeeld wordt wegens het bekende verhaal van de verlochening, als vertegenwoordiger van het oude Katholieke Amsterdam.
voetnoot232
de jonge Hanen zijn de rechtzinnige predikanten die nu op hun beurt aan kettervervolging doen.
voetnoot233
het ouwe hock: de Katholieke kerk.
voetnoot*
Waarom de gefingeerde drukkerij D'Mater Salem heet, is mij niet geheel duidelik. Salem betekent: vrede, en is ook de verkorting van Jerusalem. Men zou kunnen denken aan Galaten 4, 26, waar het hemelse Jerusalem ‘ons aller moeder’ genoemd wordt. Jrenaeus = de vredelievende; Philalethium: waarheidsvriend.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Rommel-pot van 't hane-kot


auteurs

  • over Jacobus Trigland


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank