Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 243]
[p. 243]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Vierde bedriif.

THESEUS. BODE.
Bode:
 
O lot der dienstbaerheyd, hoe lastigh valt uw juck?Ga naar voetnoot1244
1245[regelnummer]
Wat maecktghe my ten bood van 't schendigh ongeluck?
Theseus:
 
De neerlaegh niet ontsie vrypostigh te verbreeden:Ga naar voetnoot1246
 
'k Verwacht niet onbereyd den slagh der swaerigheden.Ga naar voetnoot1247
Bode:
 
De tong ontseyt uw leet te melden en uw kruys.Ga naar voetnoot1248
Theseus:
 
Seg op, wat ramp beswaert ons aengevochten huys?Ga naar voetnoot1249
Bode:
1250[regelnummer]
Helaes! uw Hippolyt quam jammerlijck te sneven.
Theseus:
 
O vader, 'k wist al dat hy was geraeckt om 't leven:Ga naar voetnoot1251
 
De schaecker leydt'er toe. hoe quam hy aen sijn' dood?Ga naar voetnoot1252
Bode:
 
Na dat hy met gevaer verbaest ter stad wt vlood,Ga naar voetnoot1253
 
En reckte sijnen pad met snelheyd door vertsaegen,Ga naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
Hy hooge kleppers flucx heeft in 't garreel geslagen,
 
En toomde hunn' monden met het leuterend gebit:Ga naar voetnoot1256
 
Doen momplend allerleys, dan dat, dan weder dit,Ga naar voetnoot1257
 
Verfoeyende den boôm des vaderlands, veelvuldigh
 
Hy om sijn' vader roept, en streng en ongeduldigh
1260[regelnummer]
Der rossen toomen schud, en hun den breydel viert:
 
Wan ras de woeste zee van wt den afgrond tiert,Ga naar voetnoot1261
 
En swelt en groeyt, en gaet tot aen de starren bruyschen.
 
Geen wind blaest over 't zout: de lucht is vry van't ruysschen.
 
't Gepaeyde vlack beroert word van sijn eygen weer:Ga naar voetnoot1264
[pagina 244]
[p. 244]
1265[regelnummer]
Geen' zuydewind onstelt soo fel 't Sicanisch meer,Ga naar voetnoot1265
 
Geen' zee en rijst soo hoogh door baeren aen het woeden,
 
Wan Corus meester is, en rotsen door de vloedenGa naar voetnoot1267
 
Aen 't davren raecken, en het grijse en siedend schuym
 
Leucates toppen beuckt, op 't grondeloose ruym.Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Een' hoogh gebulte zee verrijst. de vloed geswollen
 
Komt met een zeegedroght na sand en strand toe rollen:Ga naar voetnoot1271
 
Doch dreyght soo groot een' smet geenssins der schepen boord,Ga naar voetnoot1272
 
Maer 't land. geen lichte stroom de baeren wentelt voort:
 
'k En weet niet wat de golf, veel grooter dan veel' golven,
1275[regelnummer]
Magh houden in haer' opgehoopten schoot gedolven:
 
Wat aerde een nieu gebroed wil toonen 's hemels slot.Ga naar voetnoot1276
 
Een eyland komt'er op; en Epidaurus God,Ga naar voetnoot1277
 
En de Scironides, steenrotsen van den volckeGa naar voetnoot1278
 
Bekent door Scirons straf, gaen schuyl in waterwolcke:Ga naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
Oock 't land genepen van twee barrenende zeen.Ga naar voetnoot1280
 
Terwijlwe dit verbaest beklaegen met gesteen,
 
Soo loeyt het gantse vlack, en alle klippen kraecken
 
Van allen kanten, en haer' toppen dauwen braeckenGa naar voetnoot1283
 
En schuymen by gebeurt; vermits de zee sich rept:Ga naar voetnoot1284
1285[regelnummer]
Gelijck de wallevisch, die gierigh water schept,Ga naar voetnoot1285
 
Het welck hy weder loost door pijpen wijd van monden,
 
Daer hy in 't ontdiep swemt der Oceaensche gronden.Ga naar voetnoot1287
 
De waterkloot in 't end barst ysslijck door den stoot,Ga naar voetnoot1288
 
En strandwaert voert de plaegh, door vreese ruym soo groot.Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
De zee haer ondier volght, en swallept op het drooge.Ga naar voetnoot1290
 
De schrick mijn' beenen schud.Ga naar voetnoot1291
Theseus:
 
Maer hoe was in uw ooge
 
Dat woeste lijf van leest.Ga naar voetnoot1292
Bode:
 
De groote pekelvar
 
Stack wt een' blaeuwen neck, en beurde een' groene starGa naar voetnoot1293
[pagina 245]
[p. 245]
 
Met opgeheven kam na boven. bey sijne oorenGa naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
Die waeren borstligh, bont gekaeckelt yeder hooren,Ga naar voetnoot1295
 
En soo van kleur, gelijck een stier die kudden temt,
 
En een die in de vloên geboren drijft en swemt.Ga naar voetnoot1297
 
Hier blickert sijn gesicht: daer braeckt hy vier en voncken.
 
De vette neck, waerop de blaeuwe vlacken proncken,
1300[regelnummer]
Beurt grove spieren op. de neus heel wijd gegaet.Ga naar voetnoot1300
 
Al gaepend snuyft en snorckt. groen klevend mosch cieraedGa naar voetnoot1301
 
Aen borst en kossem geeft. Roo verwe sprengt de lenden,Ga naar voetnoot1302
 
Het achterlijf in visch en ondier sich gaet enden,
 
En 't overige deel van 't groot geschubde beest
1305[regelnummer]
Sleept endloos achteraen. die walvisch word gevreest,Ga naar voetnoot1305
 
Als een die 't snelle schip verswelgt, en weer kan geven
 
Van 't onderste der zee. de waterkusten beven,
 
En het verbaesde vee langs d'ackers heenen vlied.Ga naar voetnoot1308
 
De harder volght wt schrick sijn' koeyen langer niet.
1310[regelnummer]
'tGedierte 't woud verloopt. de jaegers staen en kijcken,Ga naar voetnoot1310
 
Van vreese doods en stijf: noch sietmen niet beswijcken
 
Den moed van Hippolyt; die met den toomen kortGa naar voetnoot1312
 
Sijn' paerden ment en drijft, en die vervaert sijn, port
 
Met sijn' bekende stem. een wegh, om licht te sneuvelen,Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
By Argos leyd, wat hoogh op de gebrokene heuvelen,Ga naar voetnoot1315
 
Heel dicht op 't naeste strand der aengelege zee.
 
Hier scharpt sich dat gevaert, en maeckt sijn' gramschap ree.Ga naar voetnoot1317
 
Na dat het in sich self vergrimde, en dat de toorenGa naar voetnoot1318
 
Sich zarde, en maeckte vast een veurspel van te vooren,Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Soo vlieght het snellijck voort, met een' geswinden vaerd,
 
En raeckt met spoenden tred nau 't bovenste van d'aerd,
 
En vreeslijck siende, houd stal voor zidderenden wagen.Ga naar voetnoot1322
 
Vw soon hier tegens aen rijst op, en onverslagen
 
En fors van aengesicht luyd donderd dreyght en graeutGa naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Dees ydle schrick mijn' moed in 't minste niet verflaeut:
 
Want als mijn vader weet ick raed tot stierentemmen.
 
De rossen wreveligh, die met geen' breydel stemmen,Ga naar voetnoot1327
[pagina 246]
[p. 246]
 
Heen rucken met de raên, en ree gedwaelt van 't pad,Ga naar voetnoot1328
 
Verbijstert vaeren voort, dat langs, daer vlug en radGa naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
De rasery hun jaeght, en hollen door de rotsen.
 
Maer als een stuurman, wen in zee de baeren klotsen,
 
De kiel wend slincx dan rechts, en nimmer dwars aen voert
 
De sijde na de vloên, die hy door stuurkunst loert;Ga naar voetnoot1333
 
Niet anders ment hy oock de spoeyende garreelen.
1335[regelnummer]
Nu druckt 't gebit den beck, met stijfgespanne zeelen:
 
Met dwarsse slagen tout hy reys aen reys den rug.Ga naar voetnoot1336
 
De staeghe meedgesel die volghtse al even vlug;
 
Nu glippende over 't ruym en 't effen: nu in 't wenden
 
Dwaelt 't ondier hun te moet, en jaeght van allen enden
1340[regelnummer]
Den beesten bangheyd aen, die verder niet en vlien:
 
Mits 't grousaem zeegedroght 't gehoorent hoofd laet sien,Ga naar voetnoot1341
 
Ontmoetend hun heel nors van toornigheyd geswollen.Ga naar voetnoot1342
 
De kleppers doen verbaest geraecken aen het hollen,Ga naar voetnoot1343
 
En luystren nocht na toom, na sweep, of voermans keel.
1345[regelnummer]
Sy worstelen om sich te vryen van 't garreel,
 
Verschoppende hunne vracht, met voeten opgeheven.
 
Vw soon voorover plat op 't aensicht komt te sneven,Ga naar voetnoot1347
 
En wickelt en verwart sijn lichaem in een' strick:
 
En hoe hy sich meer rept, te vaster word hy dick
1350[regelnummer]
Van volleghsaemen knoop beswachtelt door het woelen.Ga naar voetnoot1349-50
 
't Bedreven schellemstuck de beesten ras gevoelen,Ga naar voetnoot1351
 
En vry van wagenaer, met 't glippen van de raên,
 
Waer hun de vreese jaeght daer rennen sy op aen:
 
En sulck een wagen was 't die sijne vracht niet kende,Ga naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
En vloeckende den dagh, dien 't valsche sonlicht mende,Ga naar voetnoot1355
 
Ten buytenbaensche banck wtschockte Phoebus soon.Ga naar voetnoot1356
 
Het veld word overwijd besprengt van 't bloed des doôn.
 
Het hoofd gekraeckt gekneust, op 't harde van de rotsen,
 
Men reys aen reys moght sien ophuppelen en botsen.
1360[regelnummer]
De doorenheggen voort gaen strijcken met het hayr.Ga naar voetnoot1360
[pagina 247]
[p. 247]
 
Een harde keysteen rijt 't schoon aenschijn gants en gaêr.
 
'tRampsaligh schoon komt door veel' wonden t' overlijen,Ga naar voetnoot1362
 
En over 't stervend lijck geswinde wielen glijen.
 
Een halfgebrande pael, juyst mids by d'eechenis,Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
In 't end 's gesleepten lijfs en romps verletter is.Ga naar voetnoot1365
 
Door 't hechten van den heer de wagen staet gebonden.Ga naar voetnoot1366
 
De rossen stuyten kort, mits 't haperen der wonden,Ga naar voetnoot1367
 
En breecken te gelijck het marren met hunn' heer.Ga naar voetnoot1368
 
Doen snijden tacken den halfdooden meer en meer:
1370[regelnummer]
Soo doet het braembosch, scharp van doorens stekelheden,Ga naar voetnoot1370
 
En elcke stronck die vat een deel van 's dooden leden.
 
De knechts, een' droeve schaer, die dwaelen al bedruckt
 
Omher de plaetse, daer uw soon van een gerucktGa naar voetnoot1373
 
Wtteyckent 't lange pad, met bloênde purperkleuren.
1375[regelnummer]
De honden op het spoor om's meesters leden treuren.
 
De nyvrige arrebeyd der droeven met gesteen
 
Tot noch toe 't lichaem niet kon brengen gants by een.
 
Is ditte schoonheyds glans? die t'hans noch soo vermetel,Ga naar voetnoot1378
 
Onfeylbaer erfgenaem van sijnes vaders setel,
1380[regelnummer]
En heerlijck rijcxgenoot der starren glans beschaemt,Ga naar voetnoot1380
 
Ter jongste staci dees ten lijcke word versaemt.Ga naar voetnoot1381
Theseus:
 
Natuurkracht al te starck, met wat een groot vermogenGa naar voetnoot1382
 
Verbindghe d'ouders, door den band des bloeds bewogen?
 
Hoe eeren wy u oock selfs tegens ons gemoed?
1385[regelnummer]
Mijn wil was 't, dat door straf sijn' misdaed werd geboet:
 
'k Beween nu mijn verlies.
Bode:
 
Die geen en schreyt niet eerlijck,Ga naar voetnoot1386
 
Die schreyt om 't geen hy wenschte.
Theseus:
 
Ick acht voor al dit deerlijck,Ga naar voetnoot1387
 
En d'allergrootste ramp, indien het ongeluck
 
't Gewenschte afgrijslijck maeckt.Ga naar voetnoot1389
[pagina 248]
[p. 248]
Bode:
 
En waerom druypt van druck
1390[regelnummer]
Vw' wange, indienghe hem haet?
Theseus:
 
Ick schrey niet om 't verloren:
 
Maer dat ick vader hem deede in sijn bloed versmooren.Ga naar voetnoot1391
Rey:
 
Ga naar margenoot+Hoe draeyt Fortuyn het al,
 
Door schendigh ongeval?Ga naar voetnoot1393
 
Min woedse tegens kleene.
1395[regelnummer]
Wie sich niet hoogh verheft,Ga naar voetnoot1395
 
Gods hands veel sachter treft,
 
En leeft bevrijd van peene.Ga naar voetnoot1397
 
 
Vergeten burger rust
 
Van tweedraght onbewust:
1400[regelnummer]
In hutten slaeptmen stiller.
 
Het hemelhoogh gestichtGa naar voetnoot1401
 
Voor geene stormen swicht,
 
Nocht voor den regenspiller.Ga naar voetnoot1402-3
 
 
Het blixemend geschal
1405[regelnummer]
Schiet selden nedrigh dal.Ga naar voetnoot1405
 
Iupijn met donderslagen
 
Kan 't woud van CybeleGa naar voetnoot1407
 
En Caucasus, in 't bree
 
En 't lange, schrick aenjaegen.Ga naar voetnoot1408-9
 
1410[regelnummer]
Iupijn pickt wt beduchtGa naar voetnoot1410
 
't Geen hoogst rijst in de lucht.
 
't Laegh dack des ongeachten
 
Geen' groote ontsteltheyd lijd:Ga naar voetnoot1413
 
Geswind vervlieght de tijd,
1415[regelnummer]
Met twijffelbaere schachten.Ga naar voetnoot1415
 
 
Geen mensch vind heul nocht trou
 
By dese blinde vrou.Ga naar voetnoot1417
 
Hy die de dood ontvlughte,Ga naar voetnoot1418
[pagina 249]
[p. 249]
 
Des hemels starren sagh,
1420[regelnummer]
En 's levens heldren dagh,Ga naar voetnoot1420
 
Vind 't huys vol ongenughte:Ga naar voetnoot1421
 
 
En siet sijn vaders stoelGa naar voetnoot1422
 
Bedruckter als de poel
 
Des jammers in het keeren.Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
Godin, die 't outer ciert,
 
Daer u Athenen viert,Ga naar voetnoot1426
 
Ghy kuysche, die wy eeren:
 
 
Nu Theseus 's hemels troon
 
Aenschout en d'oppergoôn,
1430[regelnummer]
En komt van Stix opklimmen,
 
Ghy Pluto paeyt, en wydGa naar voetnoot1431
 
Hem weder Hippolyt:
 
De wreedaerd mist geen' schimmen.Ga naar voetnoot1433
 
 
Wat klaeghelijck een' stem galmt van den hoogen daecken,
1435[regelnummer]
En wat wil Phaedra met gestroopte klinge maecken?Ga naar voetnoot1435
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1246 de oude uitgave heeft neerlagh.

voetnoot1244
valt lastigh: drukt zwaar.
voetnoot1246
neerlaegh is hier vertaling van Lat. clades = onheil; vrypostigh: zonder terughouding (in 17de-eeuwse taal nog niet ongunstig gekleurd); verbreeden: uiteenzetten, verhalen.
voetnoot1247
slagh der swaerigheden: smartelik treffende slag.
voetnoot1248
ontseyt: weigert.
voetnoot1249
aengevochten: zwaarbeproefd.
voetnoot1251
Onjuiste vertaling van het Latijn: Gnatum parens obiise iam pridem scio, d.i. voor de vader is de zoon reeds lang dood.
voetnoot1252
schaecker: de rover (nml. van mijn vrouw, mijn eer); leydt'er toe: 't is met hem gedaan (Ned. Wdb. VIII, 2171).
voetnoot1253
verbaest: vgl. vs. 1142.
voetnoot1254
sijnen pad recken: voortijlen; vertsaegen: angst.
voetnoot1256
leuterend: rammelend (een vast epitheton; zie Ned. Wdb.).
voetnoot1257
allerleys: als collectief bij Vondel ook elders met s (Ned. Wdb. II, 192).
voetnoot1261
Wan: wanneer; hier: toen. Later vervangen door: als flux.
voetnoot1264
Gepaeyd: kalm; sijn eygen weer: het onweer dat uit de zee zelf opkwam.
voetnoot1265
't Sicanisch meer: de Siciliaanse zee.
voetnoot1267
Corus: vgl. vs. 891.
voetnoot1269
Leucate: eiland in de Ioniese zee.
voetnoot1271
Deze regel, in strijd met vs. 1274, wordt door de critici van de Latijnse tekst voor onecht gehouden.
voetnoot1272
smet is vertaling van Lat. lues: verderf, ramp.
voetnoot1276
Vertaling van: quae novum tellus caput ostendit astris; een nieu gebroed: een nieuw wanschepsel; 's hemels slot: aan de hemel, dus: zal omhoog heffen.
voetnoot1277
Epidaurus: stad in Argolis met de beroemde tempel van AEsculapius.
voetnoot1278
van is later vervangen door by.
voetnoot1279
Scirons straf: Sciron, de beruchte rover, die door Theseus verslagen werd.
voetnoot1280
barnen: (eigenlik branden) bruisen (vgl. branding).
voetnoot1283
dauwen braecken: vertaling van cacumen rorat, d.i. sprenkelt druppels. Later verduidelikt tot water braecken.
voetnoot1284
by gebeurt: beurtelings.
voetnoot1285
gierigh: begerig, gretig.
voetnoot1287
ontdiep: later vervangen door kolck (Latijn: per alta freta Oceani).
voetnoot1288
waterkloot: waterbol, watermassa.
voetnoot1289
door vreese ruym soo groot: dat door de angst nog groter lijkt. Het Lat heeft maius timore, d.i. erger dan alles waarvoor men vreest.
voetnoot1290
swalpen: eigenlik heen en weer gaan; hier: stromen over.
voetnoot1291
mijn' beenen staat voor Lat. os (gebeente).
voetnoot1292
leest: gedaante; pekelvar: zeestier.
voetnoot1293
blaeu: Lat. caeruleus, dat zowel donkerblauw als donkergroen kan betekenen; star: voorhoofd.
voetnoot1294
opgeheven kam is een onjuiste vertaling van Lat. juba = manen.
voetnoot1295
bont gekaeckelt: kakelbont (Lat. varius color); Ned. Wdb. VII, 882.
voetnoot1297
in de vloên geboren: later: in de watervloen geworpen (Latijn: sub undis natus).
voetnoot1300
gegaet: van gaten voorzien.
voetnoot1301
cieraed geeft: versiert.
voetnoot1302
kossem: kwab, het vel onder aan de hals (Lat. palear); verwe: kleur; sprengt: besprenkelt.
voetnoot1305
walvisch: vertaling van Lat. pristis, dat niet alleen voor walvis, maar voor ieder zeemonster gebruikt wordt.
voetnoot1308
verbaesde: geschrokken.
voetnoot1310
't woud verloopt: vlucht uit het woud.
voetnoot1312
met den toomen kort: met ingehouden teugels.
voetnoot1314
om licht te sneuvelen: waar men licht vallen kan.
voetnoot1315
gebroken: op en neer gaand.
voetnoot1317
scharpt sich: letterlike vertaling van: se acuit (de tanden scherpen?) door V. opgevat als: zich zelf aanvuren, prikkelen, want hij vervangt het door: terght dit dier zich zelf.
voetnoot1318
in sich self vergrimmen: zich boos maken.
voetnoot1319
Sich zarren: zich opwinden, zich steeds woedender maken.
voetnoot1322
siende: er uit ziende; stal houden: vgl. vs. 1243.
voetnoot1324
fors van aengesicht: met onverschrokken voorkomen.
voetnoot1327
wreveligh: geprikkeld; stemmen met: zich voegen naar (Lat. inobsequentes frenis).
voetnoot1328
slepen de wagen voort.
voetnoot1329
dat langs, daer: daarlangs, waar.
voetnoot1333
loert: tracht te bedriegen, te ontgaan (Lat. arte fallit).
voetnoot1336
touwen: slaan.
voetnoot1341
Mits: omdat.
voetnoot1342
Ontmoetend: tegemoet tredend; heel nors is later vervangen door: fel en fors.
voetnoot1343
doen: toen.
voetnoot1347
sneven: vallen.
voetnoot1349-50
dick beswachtelt: dicht omwoeld, verstrikt; volleghsaem (vertaling van Lat. sequax): meegevend, vast aansluitend.
voetnoot1351
't Bedreven schellemstuck (Lat. facinus) kan slaan op het ‘verschoppen’ van vs. 1346. Of denkt V. bij deze krasse term aan de aanslag waarvan hun meester het slachtoffer werd?
voetnoot1354
En sulck een: juist zulk een w.
voetnoot1355
't valsche sonlicht: de vervanger van de Zonnegod, nml. zijn zoon Phaëton, die ‘de dag’ mende, d.w.z. met zijn zonnewagen de loop van de dag bepaalde. Het Latijn heeft eenvoudig: indignans diem creditum Soli falso.
voetnoot1356
Ten buytenbaensche banck geldt als vertaling van Lat. devio polo, waar Vondel waarschijnlik geen weg mee wist, omdat devius (van de weg gedwaald) eigenlik niet op polus, maar op Phaëton zelf slaat. Later verduidelikte de dichter deze plaats door te schrijven: Uitschockte Faëton, gedwaelt van 't zonnepad.
voetnoot1360
gaen strijcken met: maken zich meester van (eigenlik gaan heen met).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1371, de oude uitgave heeft s'dooden.
voetnoot1362
overlijen: te niet gaan (oorspr.: voorbijgaan).
voetnoot1364
mids by d'eechenis: midden bij de lies. Het lichaam werd dus wijdbeens gestuit door de paal.
voetnoot1365
verletter is: verlet, houdt tegen.
voetnoot1366
hechten: blijven steken.
voetnoot1367
kort: plotseling; mits 't haperen der wonden: doordat de wonden hen belemmerden (in 't Lat. alleèn: vulnere).
voetnoot1368
Deze regel is zonder het Latijn moeielik te begrijpen: et pariter moram dominumque rumpunt, d.w.z. zij verbreken het oponthoud, wachten niet langer, en zij breken (d.w.z. verscheuren) tegelijk hun heer. Vondel heeft de woordspeling met ‘breken’ willen behouden.
voetnoot1370
Soo: evenzo; doorens stekelheden: stekelige doornen.
voetnoot1373
Omher: later vervangen door rontom.
voetnoot1378
ditte (vgl. datte voor dat): later vervangen door: dit nu; t'hans: kort geleden.
voetnoot1380
heerlijck rijcxgenoot: roemrijk deelgenoot in 's vaders macht (Latijn: paterni clarus imperii comes).
voetnoot1381
jongste staci: lijkplechtigheid (Latijn: ad supremos rogos. d.i. tot de brandstapel); ten lijcke: tot één lijk (nml. de verspreide stukken).
voetnoot1382
al te: zeer.
voetnoot1386
eerlijck: oprecht gemeend.
voetnoot1387
deerlijck: deerniswekkend.
voetnoot1389
afgrijslijck: afschuwwekkend; druypt van druck: vertaling van Latijn: madent fletu; later vervangen door: Hoe weent ge dus van druck.
voetnoot1391
ick vader: ik, die toch zijn vader was. Later verduidelikt tot: dat de vader.
margenoot+
[Randschrift:] Wijse: Het was een jonger held.
voetnoot1393
schendigh ongeval: verderfelike rampen. Het Latijn heeft slechts: Quanti casus humana rotant.
voetnoot1395
Wie: hem die.
voetnoot1397
En: en hij; peene: straf, ramp.
voetnoot1401
gesticht: gebouw.
voetnoot1402-3
Deze regels zijn verkeerd vertaald; het Latijn heeft: excipiunt = vangen op. De bedoeling is juist: wat uitsteekt staat bloot aan de stormen, heeft veel te verduren; regenspiller: de regenbrengende wind (Lat. imbriferus Corus).
voetnoot1405
Schiet: treft (Lat. patitur ictus).
voetnoot1407
het Ida-gebergte in Phrygië, waar Cibele haar verblijf hield.
voetnoot1408-9
in 't bree en 't lange: alom.
voetnoot1410
beducht: nml. voor zijn eigen macht.
voetnoot1413
ontsteltheyd lijd: heeft geen schokken te verduren.
voetnoot1415
Met twijffelbaere schachten: vertaling van Lat. ambiguis alis, waarbij ambiguus, eigenlik het epitheton van de tijd zelf, op de vleugels overgedragen is. De bedoeling van de Latijnse dichter is m.i. niet juist weergegeven. Daar staat niet ver-vlieght, maar volat: men weet niet wat de tijd brengen zal.
voetnoot1417
dese blinde vrou: Fortuna (vs. 1392).
voetnoot1418
Hy: nml. Theseus.
voetnoot1420
dagh: daglicht.
voetnoot1421
ongenughte: smart.
voetnoot1422
stoel: troon; in dit verband: hof.
voetnoot1424
in het keeren: bij zijn terugkeer.
voetnoot1426
Athenen: (meervoudsvorm naar Athenae) is subjekt.
voetnoot1431
paeyt (imperatief): stel tevreden.
voetnoot1433
Vrije vertaling van Latijn: Constat inferno numerus tyranno: nu Pluto in plaats van Theseus Hippolytus krijgt, komt hij niet te kort, blijft het getal van zijn schimmen gelijk.
voetnoot1435
gestroopt: uit de schede getrokken; vervangen door: bloot.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank