Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 289]
[p. 289]

De Rynstroom,aant.aant.Ga naar voetnoot*

aen Iohan Wolphard, Heer te Brederode, Vryheer te Vianen.

 
Doorluchte Rijn, mijn soete droom,Ga naar voetnootvs. 1
 
Van waer sal ick u lof toesingen?
 
Mijn treckende geboortestroom,Ga naar voetnoot3
 
Ghy koomt uit Zwitsersche Alpes springen,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Als hoofdaêr der begaefde Euroop.Ga naar voetnoot5
 
De Donau, uw afkeerigh broeder,Ga naar voetnoot6
 
Nam oostwaert op syn' snellen loop,
 
Ghy Noordwaert; doen een selve moeder,
 
Begort van regen ys en sneeuw,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
V baerde voor soo menige eeuw.
 
 
Germanjen lagh noch wild begroeit
 
Van syn Hyrcynsche wilde wouden,Ga naar voetnoot12
 
Tot dat het namaels werd besnoeit,Ga naar voetnoot13
 
En door de tucht in toom gehouden.
15[regelnummer]
Ten leste dorst ghy, strijdbre Rijn,
 
Den Tiber op syn feest bestoken;
 
Die voor u neegh, doen Constantijn
 
Van uwen oever opgebroken
 
Ging strijcken met den ouden roofGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Van Rome en 't Heidensch bygeloof.Ga naar voetnoot15-20
[pagina 290]
[p. 290]
 
Ghy naemt het juck van Christus aen.Ga naar voetnoot21
 
Men hoorde uw vrolijcke oevers schatren,Ga naar voetnoot22
 
En scheent de heilige Iordaen
 
Te tarten met gedoopte watren.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Het Christen kruis en viel uw' rugh
 
Soo swaer niet, als weleer te draegen
 
Den last van Cesars legerbrughGa naar voetnoot27
 
En Drusus, die u dede klaegenGa naar voetnoot28
 
Om vijftigh sloten swaer van steen,
30[regelnummer]
Gebouwt langs uwe kanten heen.
 
 
Maer uw geloovigh Christendom
 
Beproeft werd, als het goud in d'oven,
 
Doen Attilaes verwoede tromGa naar voetnoot33
 
't Geruisch uws waters quam verdooven,
35[regelnummer]
En verwde met onnosel bloed
 
En damde uw kil met kuische dooden,Ga naar voetnoot36
 
En trapte met een' droncken voet
 
Op woeste steden, leegh gevloden,
 
Of brande uw hair af met syn toorts,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Beklad en druipend van veel moords.
 
 
Ghy schreide met een heesche keel
 
Den hemel aen, om troost verlegen;
 
Die sond u Karel, 't Rycksjuweel:Ga naar voetnoot43
 
Dees kon d'onveilige oevers veegenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Van onduitsch en baldaedigh schuim,Ga naar voetnoot45
 
Gelijck uw Constantijn voorheenen.
 
Doen kreeght ghy uwe randen ruim,Ga naar voetnoot47
 
En saemelde uw verstroide steenen,Ga naar voetnoot48
 
En saeght dien held vol godesvrucht
50[regelnummer]
Syn' lusthof planten in uw lucht.Ga naar voetnoot50
 
 
O onvermoeide molenaer,
 
O stedebouwer, schepedraeger,
 
O rijxgrens, schermheer in gevaer,
[pagina 291]
[p. 291]
 
Wijnschencker, veerman, oeverknaeger,
55[regelnummer]
Papieremaecker, schaf papier,Ga naar voetnoot55
 
Daer ick uw glori op magh schryven,
 
Vw water dat ontvonckt mijn vier.Ga naar voetnoot57
 
Mijn sinnen in uw wedde dryven,Ga naar voetnoot58
 
En speelen als een dartle swaen,
60[regelnummer]
Verleckert op uw wijngerdblaen.
 
 
Ghy schijnt een aerdsche regenboogh
 
Gekleed met levendige kleuren,
 
En tart den hemelschen om hoogh,
 
Die hierom nydigh schijnt te treuren.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
De blaeuwe en purpre en witte druif
 
Verçiert uw stedekroon en locken,
 
En muscadelle wijngerdkuif.
 
De vlieten staen met wijngerdstockenGa naar voetnoot68
 
Rondom u, druipende van 't nat,
70[regelnummer]
En offren elk hun watervat.
 
 
Daer is de Main, een pijnberghs soon,Ga naar voetnoot71
 
De Moesel met haer appelvlechten,Ga naar voetnoot72
 
De Maes, die met een myterkroon
 
Om d'eer met onsen Rijn wil vechten,Ga naar voetnoot73-74
75[regelnummer]
De Roer, die 't hair met riet vertuit,Ga naar voetnoot75
 
De Necker, met een' riem van trossen,Ga naar voetnoot76
 
De Lip, gedost met mosch en kruid
 
Van overhangende eicke bosschen,
 
En duisend andren min van roem,
80[regelnummer]
Bekranst met loof en korenbloem.
 
 
Ghy streckt de voeten aen 't geberght,
 
Daer sich de Zwitsers in bescharmen,
 
Wanneer men hen om oorloogh verght:Ga naar voetnoot83
 
Ghy grijpt de Noordzee met uw armen,
85[regelnummer]
Waerin het heldeneiland leit,
 
Daer Bato sich ter nedersette,
 
En dat soo schuw van dienstbaerheid
 
D'uitheemsche beckeneelen plette,
[pagina 292]
[p. 292]
 
En deê gevoelen dat de Rijn
90[regelnummer]
Geschapen was om vry te zijn.Ga naar voetnoot88-90
 
 
Ghy slingert, als de Griecksche slang,Ga naar voetnoot91
 
Vw blaeuwe krullen om de struicken,
 
En groene bergen breed en lang,
 
En swelleght in soo veele kruicken
95[regelnummer]
Van stroomen, dat uw lichaem sweltGa naar voetnoot94-95
 
Van watersucht, en parst de planten,
 
En schuurt soo menigh vruchtbaer veld,
 
En kabbelt aen de ruige kanten,
 
Nu tusschen bergh en krommen bult,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Nu door een dal met wijn gevult.
 
 
Al is uw eene keel versand,
 
Die 't huis te Britten plagh te schaeven,
 
Dat nu verdroncken leit op strand;Ga naar voetnoot101-103
 
De Leek en d'Yssel doorgegraeven
105[regelnummer]
Vergelden dubbel dese scha,
 
En leiden u met hooge dijcken
 
In zee, op dat uw ongena
 
De vlacke beemden niet koom strijcken
 
Met macht van regen, en geweld
110[regelnummer]
Van sneeuw, dat inde sonne smelt.
 
 
De heldre en starrelichte vliet,
 
Die door den hemel vloeit by duyster,
 
Is d'Italjaensche Padus niet,
 
Noch oock de Nyl, Egyptens luister;
115[regelnummer]
Neen seker, 't is de rijcke Rijn,
 
Wiens visschen, met een wuft gewemel,
 
In 't onbevleckte kristalijn
 
Van eenen onbetrocken hemel,
 
Met silvre schubben silverklaer
120[regelnummer]
Als starren dolen hier en daer.Ga naar voetnoot111-120
[pagina 293]
[p. 293]
 
O suivre en blancke Rynmeermin,
 
Die my tot stervens toe kunt kittlen,Ga naar voetnoot122
 
Ghy helpt veel sielen aen gewin,
 
En menigh Graef aen eeretittlen,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
En landen aen een' hoogen naem.
 
Hoe menigh heeft u overtogen,Ga naar voetnoot126
 
En met uw rand bepaelt syn faem?Ga naar voetnoot127
 
Hoe dickwils saeght ghy met uw oogen
 
Het hooghgeboren Hollandsch bloed,
130[regelnummer]
En voelde in't water synen gloed?Ga naar voetnoot128-130
 
 
Het sy ick dan mijn ooghen sla
 
Op uw bisschoppelijcke torens:
 
Of met een lent van vaersen gaGa naar voetnoot133
 
Bevlechten uwe silvre horens:Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Of volgh uw' wuften ommeswaey:Ga naar voetnoot135
 
Of sing op 't ruisschen van uw baeren:
 
Of huppel op mijn Keulsche kaey:Ga naar voetnoot137
 
Of koom door Bazel afgevaeren,
 
Daer ghy Erasmus grafste kust,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
En wenscht het wijs gebeente rust:Ga naar voetnoot140
 
 
Het sy ghy 's Keysers vierschaer schaeftGa naar voetnoot141
 
Te Spier, dat swart van pleiters grimmelt,Ga naar voetnoot142
 
Daer Themis grijs en afgeslaeftGa naar voetnoot143
 
Bekommert sit, en 't pleit beschimmelt:Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Het zy ghy brult in 't Binger loch:Ga naar voetnoot145
 
Of Neerland drenckt met volle vaten,
 
En groeien doet van wijngerdsogh,Ga naar voetnoot147
 
En ydle en sotte sorgen haeten:Ga naar voetnoot148
[pagina 294]
[p. 294]
 
Vw vocht bestelt mijn veder inckt,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Tot datse in zee met u verdrinckt.Ga naar voetnoot150
 
 
Maer, och! ick schrey mijn oogen uit,
 
En sal noch in een' vliet verkeeren,Ga naar voetnoot152
 
Om datter sulck een Hydra spruit
 
Wt kerckgeschil en haet van Heeren;Ga naar voetnoot153-154
155[regelnummer]
Een helsche Hydra vol vergift,
 
Die 's Rijns gesonde en soete boorden
 
Vergiftight, en gants Duitschland schift,Ga naar voetnoot157
 
En groeit in onversoenbre moorden.Ga naar voetnoot158
 
Een lang gewenst Verlosser vaeghGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Het Rijck van 's Rijcks vervloeckte plaegh.
 
 
Hoe moedigh sal de Rijnsche LeckGa naar voetnoot161
 
Al schuimend bruisen langs Vianen,
 
Wen Wolphard, wachter van ons heck,Ga naar voetnoot163
 
En d'eere der Nassausche vaenen,
165[regelnummer]
Een iongen Soon geboren word,Ga naar voetnoot165
 
In wiens gemoed de goude seden
 
Der overoudren zyn gestort,Ga naar voetnoot167
 
En 's Vaders strenge dapperheden;
 
Een telgh, die weder bloeien doe
170[regelnummer]
Den grysen stam van Brederoe.Ga naar voetnoot170
 
 
De Rynsche Leck die teere ranckGa naar voetnoot171
 
Daer na met sachter tong sal lecken,
 
En vrolijck wiegen sonder dwanck;
 
Om met haer schaduw te bedeckenGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
De Moeder, die nu met een schaer
 
Van schoone dochtren desen zegen
 
Verbeit, en wenscht om 't blyde iaer,Ga naar voetnoot177
 
Gelijck een roosengaerd om regen.
 
De Hemel bouw dien vruchtbren hof,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
En hellep my aen Wiegestof.Ga naar voetnoot180
 
 
I.V. Vondel.
voetnoot*
Van 1629 of 1630. Afgedrukt volgens de afzonderlike uitgave in folio (Unger: Bibliographie, nr. 731).
Johan Wolphard, aan wie dit gedicht opgedragen werd, stamt uit het bekende geslacht van de Brederode's. Hij was in 1633 kolonel geworden en twee jaar later gouverneur van 's Hertogenbosch; in 1641 werd hij tot Veldmaarschalk benoemd.
voetnootvs. 1
mijn soete droom: die liefelik voor mijn verbeelding oprijst.
voetnoot3
treckende: mij zozeer aantrekkend; mogelik ook woordspeling met: vele landen doortrekkende.
voetnoot4
Alpes: meerv. naar het Frans.
voetnoot5
begaefde: rijk; Euroop is vrouwelik, wegens de personificatie.
voetnoot6
af keerigh: de rug toewendend, een tegengestelde loop nemend. Het gehele gedicht is gebouwd, naar renaissance-trant, op een verpersoonliking van al de ten tonele gevoerde stromen.
voetnoot9
Begort: bezwangerd.
voetnoot12
Hyrcynsche wouden (Hercynia silva): het Duitse middelgebergte, aldus genoemd bij de klassieke schrijvers (Caesar, Tacitus).
voetnoot13
namaels: door de Romeinse overheersing.
voetnoot19
roof: buit.
voetnoot15-20
Constantijn de Grote versloeg zijn tegenstander Maxentius, in 312, voornamelik met legerbenden uit Gallië en Germanië getrokken.
voetnoot21
het juck: hiermee is geen gewelddadige onderwerping bedoeld (vgl. Matth. XI, 29, 30).
voetnoot22
als tussenzin te lezen.
voetnoot24
Te tarten: uit te dagen, te wedijveren met; gedoopte: als Christelike rivier de meerdere van de Joodse Jordaan.
voetnoot27
Cesars legerbrugh: vgl. voor de bouw van deze brug Caesar: De bello gallico IV, 16-vlg.
voetnoot28
Drusus bouwde, om Germanië te onderwerpen (13 v. Chr.), een vijftigtal vestingen aan de Rijn.
voetnoot33
Attila, de aanvoerder der Hunnen, die in het midden van de vijfde eeuw de Rijn bereikte.
voetnoot36
kil: bedding; met kuische dooden: de elfduizend maagden (vgl. Vondel's Maeghden).
voetnoot39
uw hair: plotselinge overgang naar de personificatie, waarmee de volgende strofe begint. Tegelijk, als vernuft-speling, toe te passen op de welig begroeide Rijnoevers.
voetnoot43
Karel: Karel de Grote.
voetnoot44
veegen van: zuiveren van.
voetnoot45
van vreemde, woeste stropende benden.
voetnoot47
randen: oevers.
voetnoot48
d.i. herbouwde uw steden.
voetnoot50
Syn' lusthof: Aken.
voetnoot55
Duitsland was het eerste land waar papiermolens verrezen.
voetnoot57
vernuftspeling: met water en vier: uw wateren bezielen mijn gedicht.
voetnoot58
Mijn geest vermeit zich in uw wateren (wedde).
voetnoot64
nydigh: afgunstig.
voetnoot68
vlieten: zijrivieren. Mythologies voorgesteld als jongelingen en maagden, die uit urnen water gieten (vs. 70).
voetnoot71
pijnberghs soon: ontspringend te midden van dennebossen.
voetnoot72
appelvlechten: vlechten van dooreengestrengelde twijgen van appelbomen.
voetnoot73-74
Luik was het oudste bisdom aan de Maas, Keulen aan de Rijn.
voetnoot75
vertuit: samenbindt, doorvlecht.
voetnoot76
riem: gordel.
voetnoot83
om oorloogh verght: tot een oorlog uitdaagt, met oorlog bedreigt.
voetnoot88-90
Herinnering aan Claudius Civilis in zijn strijd tegen de Romeinen, maar tevens aan de bevrijdingsoorlog tegen Spanje.
voetnoot91
de Griecksche slang: de Lerneïese slang Hydra (vgl. hiervóór: Zegesang, vs. 290-294).
voetnoot94-95
kruicken van stroomen: zie bij vs. 68: de watervoorraad van de zijstromen die de Rijn moet verzwelgen.
voetnoot99
krommen bult: heuvel.
voetnoot101-103
Aan de verzande Rijnmond bij Katwijk lag de zogenaamde Brittenburg, de ruïne van een Romeins kasteel; verdroncken: overstroomd; alleen bij eb waren de resten zichtbaar.
voetnoot111-120
Het sterrenbeeld de stroom (amnis), in de loop der tijden vereenzelvigd met geliefde rivieren als de Eridanus, de Nijl, de Po, enz. Vondel meent dat eerder zijn geboortestroom recht heeft op die ereplaats. In de oudheid werden stromen als de Po, als hoofdrivier van Italië, en de Nijl, wegens hun vruchtbaarmakende invloed, als goddelike machten aangebeden en onder de sterren geplaatst. In vs. 116 wordt de vergelijking voortgezet: de sterren zijn de beweeglike (wufte), zilverschubbige vissen in die stroom.
voetnoot122
kittlen: prikkelen, in vervoering brengen.
voetnoot124
Zinspeling op titels als Rijngraaf, Paltsgraaf aan de Rijn, enz.
voetnoot126
overtogen: overgetrokken.
voetnoot127
Hierbij zal wel te denken zijn: En hoe menigeen heeft...; met uw rand bepaelt syn faem: zijn roem beperkt gezien tot uw oever, d.w.z. hoe menigeen is er niet in geslaagd de Rijn met zijn leger over te trekken.
voetnoot128-130
Van hoe menige Hollandse edelman is het bloed met uw wateren vermengd.
voetnoot133
een lent van vaersen: een rijkdom, overvloed van poëzie (Ned. Wdb. VIII, en Bruyloftsbed van P.C. Hooft, vs. 348); in verband met bevlechten (134) is hier wel aan een woordspeling met lint te denken.
voetnoot134
silvre horens: doelend op de krommingen van de rivier.
voetnoot135
uw' wuften ommeswaey: uw dartelende, kronkelende loop.
voetnoot137
mijn Keulsche kaey: de kade van mijn geboortestad.
voetnoot139
Erasmus grafste: Erasmus ligt begraven in de hoofdkerk van Bazel.
voetnoot140
Herinnering aan het verzet, nog in de eigen tijd, van Contraremonstrantse zijde, toen in 1622 Erasmus' nagedachtenis geëerd werd (zie deel 2, blz. 418).
voetnoot141
's Keysers vierschaer: het Rijkskamergericht. Spiers had als zetel van deze rechtbank (1513-1689) een grote naam.
voetnoot142
dat wemelt van in 't zwart geklede advokaten.
voetnoot143
Themis: godin van het Recht; afgeslaeft: dodelik vermoeid.
voetnoot144
Bekommert: bezig, bezet met; in dit verband: met werk overladen; 't pleit beschimmelt: de processen op de lange baan geschoven worden.
voetnoot145
't Binger loch: de Duitse naam voor de engte van de Rijnbedding bij Bingen.
voetnoot147
En Nederland doet genieten van uw Rijnwijnen (vgl. voor deze betekenis van groeien: Ned. Wdb. V, 805 en vs. 158).
voetnoot148
aan te vullen met doet: en door een verfrissende dronk alle zorgen verbant.
voetnoot149
bestelt: verschaft.
voetnoot150
Totdat ze, u tot de monding volgend, geen stof meer heeft voor beschrijving.
voetnoot152
vliet: smalle stroom.
voetnoot153-154
De oorlog woedde nog in de Rijnstreken; Hydra: wanstaltig monster.
voetnoot157
schift: in tweespalt brengt.
voetnoot158
groeit in: zich verlustigt in (vgl. vs. 147).
voetnoot159
vaegh: moge bevrijden (eigenlik schoonvegen).
voetnoot161
moedigh: fier.
voetnoot163
wachter van ons heck: beschermer van onze grenzen.
voetnoot165
Een iongen Soon: Wolphard van Brederode was gehuwd met Anna, dochter van Graaf Joan van Nassau, die hem bij haar dood, (7 Des. 1636) vijf dochters naliet (vs. 175). Uit het verband zou men opmaken, dat juist in het jaar waarin Vondel dit gedicht schreef, de hoop op een stamhouder gekoesterd werd.
voetnoot167
overoudren: voorouders.
voetnoot170
Brederoe: in roe schuilt weer een woordspeling met de naam.
voetnoot171
die teere ranck (de telgh van vs. 169) is de jonggeborene.
voetnoot174
De bedoeling moet zijn: om zo uit te groeien, dat zij eenmaal kan bedekken (d.i. beschermen) de Moeder.
voetnoot177
wenschen om: verlangen naar.
voetnoot179
bouwen: de grond bewerken, om nieuwe vrucht voort te brengen.
voetnoot180
Wiegestof: de stof voor een wiegezang.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons