Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 322]
[p. 322]

Inwying van den Christen Tempel t'Amsterdam.aant.

Psalm 118.

De steen, dien de boumeesters verworpen hebben, is een hoecksteen geworden.

Gedrukt in 't Iaer MDCXXX.



illustratie

[pagina 323]
[p. 323]

Inwying van den Christen Tempel t'Amsterdam.Ga naar voetnoot*

 
Op op, mijn' Sanggodin, schep adem, in de hoven:
 
De winter is voorby: de wolcken sijn verstoven.Ga naar voetnoot2
 
De sinnelijcke May weeft bloemen, tot een' huyf,Ga naar voetnoot3
 
En mengelt geur en kleur. ick hoor de tortelduyf:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die bang voor havick, valck, griffoenen, rave, en wouwen,Ga naar voetnoot5
 
In steenreet en spelonck sich naulicks dorst betrouwen.Ga naar voetnoot6
 
Het vosken druypstaert, dat den wijnbergh heeft geschent,Ga naar voetnoot7
 
En sijnen staert soo fier te krullen was ghewent.
 
Al sijn de gansen schuw van heylige laurieren,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En vyand van de swaen: op wiens musijck sy tieren,Ga naar voetnoot10
 
Met heesche keelen, en wanschickelijck geschal:Ga naar voetnoot11
 
Soo menighmael sy weckt, in Amstels burreghwal,Ga naar voetnoot12
 
De Christe maeghden, en de vryers haer' gespeelen:
 
Wien vryheyd waerder is, als ringen en juweelen:
15[regelnummer]
Daerom en voeght het niet, dat Poësy en geestGa naar voetnoot15
 
Verstommen, aen den rey van dese tempelfeest.Ga naar voetnoot16
 
Iehova, die het saed, wt Abrams stam gesproten,
 
Had wtgeteeckent, tot sijn' lieve bondgenoten,Ga naar voetnoot18
 
En van 't Egyptisch juck verlicht, op 't ongesienst:Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Door Moses, dat verplichte, aen een' bysondren dienst.Ga naar voetnoot20
 
Het ampt des Priesterdoms bekleeden de Levyten.
 
De bondkist werd betrout den heyligen tapyten,Ga naar voetnoot22
 
En dwaelde, met het heyr, verdadight door 't geloof,
[pagina 324]
[p. 324]
 
En 't swaerd: en was somtijds der Filistijnen roof:
25[regelnummer]
Tot dat haer Isrel brogt, met priesterlijcke staci,Ga naar voetnoot25
 
In Salem, Davids stad, beschermt voor plonderaci.Ga naar voetnoot26
 
De koning denckend, dat hy asschen was en stof,Ga naar voetnoot27
 
Sprack schaemroot: ick bewoon een prachtigh cedren hof:
 
Maer 's hemels heerlijckheyd, wtmuntend, door den luyster
30[regelnummer]
Der wonderdaden, berght haer heldren glans, in 't duyster:
 
Men bou haer een paleys, op Sions vaste rots.
 
So spreeckend, klonck de stem des waeren Dondergods:Ga naar voetnoot32
 
O David, staeck den bou, in uw gemoed besloten:
 
Ghy hebt, met menschenbloed, het aerdrijck overgoten:
35[regelnummer]
Vw wijse nasaet, die de wreede wapens schorst,Ga naar voetnoot35
 
En Iudaes scepter swaeyt, ghelijck een vredevorst,
 
Sal mijnen naem een huys, met hooge daecken, wyen:
 
En wat hy aengrijpt sal tot Iakobs heyl gedyen.Ga naar voetnoot27-38
 
De kracht van dees' beloft bleeck namaels, doen de son
40[regelnummer]
Haer' straelen spiegelde, in het koor van Salomon:Ga naar voetnoot40
 
Die self de bondkist, op het juychen van de schaeren,Ga naar voetnoot41
 
Met pracht, ten tempel voerde, en offerde op d'autaeren:
 
Soo dat, op sijn' gebeen, het hemelsch vier terstond,
 
Ghelijck een blixem, storte, en d'offerhand verslond.
45[regelnummer]
De kerck was vol van God: de stammen, al beladenGa naar voetnoot45
 
Op 't aensicht vallend, hem, met schrick geraeckt, aenbaden.
 
Dit bedehuys verknocht de Godheyd, aen 't gebed:
 
De Godheyd wederom d'aenbidders, aan haer' wet.Ga naar voetnoot47-48
 
Maer naulicks staet 't gebruyck der beste dingen open,
50[regelnummer]
Of 't misbruyck komt terstond schijnheyligh ingheslopen.
 
De reuckeloose Iood word op sijn voordeel stout,Ga naar voetnoot51
 
En stoft op dat gesticht, en op 't gewyde goud,Ga naar voetnoot52
 
Op Arons borstgesteent, op Sabbatten, en feesten,Ga naar voetnoot53
 
Op wierroock, offerhand, en slaghting veeler beesten:
55[regelnummer]
De priester 't voorhoofd kreukt: weeft spreuken in sijn kleed,Ga naar voetnoot55
[pagina 325]
[p. 325]
 
Maer 't meest, gehoorsaemheyd weerspannigh hy vergeet.Ga naar voetnoot56
 
O reuckeloos geslaght, die, met uw' guycheltroni,Ga naar voetnoot57
 
Meent God te paeyen, door een' bloote ceremoni:
 
Wat stoft ghy, op uw' kerck, met Cherubins bemaelt?Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Der heemlen hemel self Gods grootheyd niet bepaelt:Ga naar voetnoot60
 
Sijn' voetschabel is d'aerd: de hemel is sijn setel.Ga naar voetnoot61
 
Wat slaghtghe schaep, en koey, en kalvers, soo vermetel?Ga naar voetnoot62
 
Hy drinckt geen bockenbloed: sijn' almaght alles schept:
 
Wat op het aerdrijck weyd, wat in de lucht sich rept.
65[regelnummer]
Het lust sijn' Majesteyt in tempels nocht in troonen,Ga naar voetnoot65
 
Maer in een buyghsaem hart te waeren en te woonen.Ga naar voetnoot66
 
Hy roept: besnijdenis nocht voorhuyd geld voor my,Ga naar voetnoot67
 
Indienmen hart en sin niet breydel en besny.
 
Maer 't is vergeefs gepreeckt, geroepen en gekreten,
70[regelnummer]
Gewaerschout en gedreyght, door teeckens en Profeten:
 
De boosheyt kanckert in; sy heelt door Smout nocht salf.Ga naar voetnoot71
 
Men knielt, voor valsche Goon: men huppelt, om het kalf.Ga naar voetnoot72
 
De dolle scheursucht valt aen 't rijten en verwarren:
 
Men soeckt aen Baäl troost, aen 't noodlot van de starren:Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Men smoockt voor Astarot: men offert kinders op,Ga naar voetnoot75
 
Ia 't suygeling, ten brand, aen Molocks gruwelpop:Ga naar voetnoot76
 
Men schend sijn' handen aen Gods boden en gesanten:
 
Men steenigt, vangt en spant, die deugd en waerheyd planten:
 
Rechtvaerdigheyd gheschopt, moet kroppen haer verdriet:Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
De rechter 't vonnis velt, ghelijck 't de vorst ghebied.Ga naar voetnoot77-80
 
De sonden klimmen hoogh, en darren God aenblaffen:Ga naar voetnoot81
 
Hy word gheterreght, om hun' lastering te straffen,
 
En maeyt, met Babels kling, als in een' rijpen oegst:Ga naar voetnoot83
 
En boeyt het overschot, en laet den tempel woest.
85[regelnummer]
Doen steendense, aen d'Eufraet, om 't sot en valsch betrouwen.
 
De hemel gaf in 't end genade, tot herbouwen:
 
Sy nau ghebetert, door de straemen van de roe,Ga naar voetnoot87
[pagina 326]
[p. 326]
 
Hardneckigh keeren hem den rugge t'elckens toe:
 
Dies houdse God, door straf, gestadigh in den toome:
90[regelnummer]
Nu plaeghtse Antiochus, nu 't heyr van 't maghtigh Rome:Ga naar voetnoot90
 
Tot dat Iudea, na 'et ontwyen des autaers,
 
De kerck weer rysen sagh, in spijt des plonderaers:
 
Recht voor de koomste van den hemelschen Messias:Ga naar voetnoot93
 
Die (na sint Ians hoofd was 't bancket van Herodias)Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Verruckt, door yver Gods, besocht sijn heylighdom:Ga naar voetnoot95
 
Versteurde 't duyvekoor: stiet wisselbancken om,Ga naar voetnoot96
 
En dreef de beesten wt, en riep: men maeck mijn' stede
 
Tot moort nocht gruwelkuyl: maer wydse den gebede.Ga naar voetnoot98
 
Wee, Schriftgeleerden, wee, geveynsde Fariseen,
100[regelnummer]
Ontsien door meesterschap, vermomt met lange kleên:Ga naar voetnoot100
 
Op muggesiften graegh, en op 't kameelverslinden:Ga naar voetnoot101
 
Voorsitters aen den disch: dwaelstarren voor de blinden:
 
Ghy reyst om Zee en land, en woelt, en wroet, en leert:
 
En broed een duyvels kind, van elck, dien ghy verkeert:Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ghy pronckt, in 't voorgestoelt, en dart den hemel sluyten,Ga naar voetnoot105
 
Voor andren menschen, en blijft self verstockt daer buyten:
 
Ghy bout de graven der profeten, wt uw' schat,Ga naar voetnoot107
 
En jaeght Godvruchtigheyd, wt haet, van stad tot stad:Ga naar voetnoot108
 
En steeckt met klauwen, die van verschen neerslagh leken,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
De torts aen, die uw' burgh en tempel aen sal steecken.Ga naar voetnoot110
 
Dat was het wolvenest barmhartigheyd geverght:Ga naar voetnoot111
 
Levijt nocht ouderling gebetert, maer geterght.Ga naar voetnoot112
 
Verbolgen borstense wt, als borssen aen hun' keten:Ga naar voetnoot113
 
Godslasteraer, mutyn, van Belsebub beseten:Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Wijnsuyper, sondaers vriend, vervloeckt Samaritaen:
 
Verleyder, die het volck vervoert van Moses baen,
 
Den heylgen Sabbat breeckt; en hindert cijs te geven.Ga naar voetnoot117
 
Sy raepten steenen op, en stonden na sijn leven:
 
Tot datse, op 't Paeschfeest, hem, om maght en leer beroemt,
120[regelnummer]
Door synodael besluyt, van Kayfas verdoemt,Ga naar voetnoot120
[pagina 327]
[p. 327]
 
Verraen van Iudas, om 't genot van silverlingen,
 
Door Salems landvooghd, by de moordenaers ophingen.Ga naar voetnoot122
 
De galgenbergh het bloed des Salighmaeckers swelght:Ga naar voetnoot123
 
Dies Titus stad en kerck, ten gronde toe verdelght.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Doen spotte 't heydendom, met hun die God bespotten,
 
En onder het belegh sich splissen, in twee rotten:Ga naar voetnoot126
 
Dan wederom in twee, all' d'yvraers voor de wet:
 
Een gouden tittel, soo die niet en waer besmet,Ga naar voetnoot128
 
Met kerreckschennis, doen vast daeghlijcx dol en dwaser,
130[regelnummer]
D'een', onder de banier van blaesbalgh Eleaser,Ga naar voetnoot130
 
Met steenbusch en met schicht beschoot d'omringde stad,Ga naar voetnoot131
 
En bruyckte 's tempels tin, tot haere storremkat.Ga naar voetnoot132
 
Sy selve branden 't graen: en hoe sou d'Arend wijcken?Ga naar voetnoot133
 
De woende tempel schaft hem lecker aes van lijcken:Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
De marckt een kerckhof word: de straten een' woestijn:
 
Op dat, in doodse plaets, den wl min schuw moght sijn.
 
De Christen nu verlicht, door 's Euangelijs klaerheyd,
 
De Godheyd overal aenbid, in geest en waerheyd.
 
De schaduw wijckt de son. het heylighe is ghesteurt:Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Wiens voorhang al voorheen was midden doorgescheurt,Ga naar voetnoot140
 
Doen ons aertspriester, na'et verloop van Arons uuren,Ga naar voetnoot141
 
Sijn' afgepijnden geest, door vloeyende quetsuuren,Ga naar voetnoot142
 
In 's vaders handen gaf: om opgheweckt, weerom
 
Aen Godes rechterhand, sijn eeuwigh priesterdom,
145[regelnummer]
Als een Melchisedech, in 't hemelsch koor, t'aenvaerden:Ga naar voetnoot145
 
Als hoofd van sijn' gemeente, in hemel, en op aerden.
 
Schep moed, belade siel, de gramschap Gods word koel:Ga naar voetnoot147
 
En vol betrouwens, kruyp voor dien genadestoel.
 
Swijght, hutte des bescheyds, oraklen, en Sibyllen,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Synoden, en Rabbijns: in nood en kerckgeschillen,
 
Blijft Christus 's menschen troost, die niemands recht verkort.
 
Wat Priester, wat Profeet was oyt soo overstort,
[pagina 328]
[p. 328]
 
Met gaeven van den geest? wijck, schriftgeleerde sotheyd:
 
Lichaemlijck woont in hem de volheyd aller Godheyd.
155[regelnummer]
Waeck op dan, Burgery van 't nieu Ierusalem:Ga naar voetnoot155
 
Gehoorsaem 't woord des soons, vereert door 's vaders stem:
 
Aenbid hem, die u, door sijn' salving, kan verstercken:
 
Vergaep u niet te seer, aen prael van sichtbre kercken.
 
De Christelijcke schaer, door Goddelijck bevel,
160[regelnummer]
Aen onderlingen plicht verbonden evenwel,Ga naar voetnoot160
 
Heeft, na gelegentheyd van vrye of slaefsche tijden,Ga naar voetnoot161
 
Ghepooght des Heeren naem eenstemmigh te belijden:Ga naar voetnoot162
 
En God in schuur of huys of tempel aengebeen:
 
En door gemeenschap sich gesmolten onder een.
165[regelnummer]
O redelijcke dienst, wie weygert aen te bidden,
 
Daer Iesus, als een' duyf, van boven daelt, in 't midden:Ga naar voetnoot166
 
Dan die van God veraerd, van ydelheyd versaed,Ga naar voetnoot167
 
Als 't vee, het oogh om laegh, en niet ten hemel slaet?
 
Wat oprecht Christen sou dien segen willen derven,
170[regelnummer]
Om boeten, ballingschap, om rasphuys, en om sterven?Ga naar voetnoot170
 
Den goeden God sy lof, en Amstels wijsen Raed:
 
Dat den verdruckten nu dees tempel open staet:
 
Dat Christe sielen noch, om Christlijck te vergaeren,
 
Nocht schat nocht yver, aen dien tempelbou, bespaeren,
175[regelnummer]
Maer redden sich, door smaed, en allerhande kruys.Ga naar voetnoot175
 
Bewaeck, o Iakobs God, bewaeck dit bedehuys:
 
Wilt, met uw' vleuglen, dees' vergadering bedecken,
 
En op haer suchten een' Nassauschen Heyland wecken:Ga naar voetnoot178
 
Die op sijn' schouders tors de poort van Loevesteyn,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
En omvoer, in triomf, dien norssen kasteleyn:Ga naar voetnoot180
 
Op datwe u loven, en gedrooght van alle traenen,
 
De maghten eeren, als geloovige onderdaenen:
 
Die door Godsaligheyd, en vryheyd van 't gemoed,
 
Dit aerdsche rijck versmaen, op hoop van 't eeuwigh goed.

Psalm 118.

Dat is van den Heere geschied, en het is een wonder voor onsen oogen.

voetnoot*
Van 1630. Afgedrukt volgens de afzonderlike uitgave in 4o, zonder naam van schrijver of drukker (Unger: Bibliographie, nr. 189). - In de titel: de inwijding door Episcopius had plaats op 8 September 1630.
voetnoot2
verstoven: in de uitgave van 1650 veranderd in verschoven.
voetnoot3
sinnelijcke: bekoorlike; huyf: oorspr. hoofddeksel, dan ook haarband, diadeem; hier: krans.
voetnoot4
tortelduyf: de vervolgde Remonstranten; de volgende roofdieren zijn de kerkelike vervolgers.
voetnoot5
griffoen: roofvogel (oorspr. een mythologies dier, half gier, half leeuw).
voetnoot6
sich betrouwen: zich veilig voelen.
voetnoot7
Het vosken: de oud-burgemeester Reinier Pauw, die zijn invloed verloren had, en dus de bouw van deze kerk niet had kunnen beletten.
voetnoot9
de gansen zijn ‘de Amsterdamsche predikanten, vijanden van zijne Poëzie’ (A); schuw van...: afkerig van de heilige dichtkunst.
voetnoot10
de swaen: de dichter; op: bij 't horen van.
voetnoot11
wanschickelijck: onwelluidend.
voetnoot12
weckt: in de uitgave van 1650 veranderd in: volght; burreghwal: gracht.
voetnoot15
Poësy en geest: geestrijke poëzie.
voetnoot16
aen den rey: bij de zang; dese: Vondel geeft aan feest nog het oude, Zuid-Nederlandse geslacht.
voetnoot18
wtteeckenen: uitverkiezen (reeds Mnl.).
voetnoot19
op 't ongesienst: geheel onverwacht.
voetnoot20
dat: nl. dat saed, die nakomelingen; verplichte (verl. tijd): verbond.
voetnoot22
De bondkist: de ark des verbonds, als de woonstede Gods beschouwd en daarom bij veldtochten meegevoerd (vs. 23). Later geplaatst in het heilige der heiligen van de tempel, door een kostbaar tapijt (de heylige tapyten) afgescheiden van het voorste deel van het tabernakel (zie Levit. IV, 6 en Exod. XXVI, 33); tapyten: te lezen met ie, als rijm op Levyten.
voetnoot25
brogt: in alle latere uitgaven: bergt.
voetnoot26
Salem: Jeruzalem.
voetnoot27
denckend: bedenkend.
voetnoot32
So spreeckend: absolute constructie: toen hij zo sprak; des waeren Dondergods: tegenover de heidense dondergod Jupiter.
voetnoot35
de wreede wapens schorst: aan de wrede oorlog een einde maakt.
voetnoot27-38
Zie II Sam. 7, vs. 1-17.
voetnoot40
het koor: dit was nl. met gedegen goud bekleed (I Kon. 6, 20).
voetnoot41
Vergelijk: I Sam. IV, 5; I Kon. 8, vs. 11; II Kron. 5, vs. 14; II Kron. 7, vs. 1-3.
voetnoot45
beladen: bedrukt.
voetnoot47-48
Deze tempel maakt de Godheid gehecht aan 't gebed (d.w.z. doet hem daarop te meer prijs stellen), en de Godheid op haar beurt prent de gelovigen de voorschriften der wet des te beter in.
voetnoot51
reuckeloos: overmoedig; op sijn voordeel stout: trots op zijn bevoorrechte positie.
voetnoot52
gesticht: tempel.
voetnoot53
borstgesteent: een borstlap met ingezette edelstenen (zie Exodus 28, vs. 15-vlg.).
voetnoot55
't voorhoofd kreukt: zet het voorhoofd in een gewichtige plooi.
voetnoot56
't meest: het voornaamste, de hoogste plicht.
voetnoot57
guycheltroni: huichelachtig gelaat.
voetnoot59
Vgl. II Kron. 3, vs. 14: En het voorhangsel vervaardigde hij van violet, purper, karmijn en fijn lijnwaad, en hij bracht daarop cherubs aan.
voetnoot60
bepaelt: beperkt.
voetnoot61
vgl. Jes. 2 XVI, vs 1.
voetnoot62
koey: kan enkelv. zijn, naar koeyen, maar misschien is hier het meerv. bedoeld, samengetrokken met en.
voetnoot65
Vgl. Handel. 17, vs. 24.
voetnoot66
waeren: rondgaan; hier: vertoeven.
voetnoot67
besnijdenis nocht voorhuyd: besneden voorhuid.
voetnoot71
Smout: de hoofdletter wijst op een woordspeling met de predikant Smout.
voetnoot72
het kalf: het bekende gouden kalf.
voetnoot74
't noodlot van de starren: sterrenwichelarij.
voetnoot75
smoocken: brandoffers brengen; Astarot: zie Richteren 2, vs. 13; Astoreth, vereerd door Foeniciërs en Filistijnen; opofferen: ten offer brengen.
voetnoot76
't suygeling: onzijdig gebruikt, wellicht onder invloed van kind; Molock: Moloch; gruwelpop: afschuwelik afgodsbeeld.
voetnoot79
gheschopt: verschopt, verdreven.
voetnoot77-80
Waarschijnlik tevens zinspelingen op de vervolgingen en Oldenbarnevelt's lot
voetnoot81
darren: durven; gevormd naar de eerste persoon dar (de oude infinitief luidde: dorren).
voetnoot83
met Babels kling: daardoor geraakten ze aen d'Eufraet (vs. 85), in de Babyloniese ballingschap (586-537 v. Chr.); oegst: te lezen zonder g.
voetnoot87
straemen (nog Antwerps): striemen.
voetnoot90
Antiochus: zie Daniël XI; Antiochus IV Epiphanes (175-163) wilde de Griekse godsdienst bij de Joden invoeren; In 63 veroverde Pompejus Jeruzalem; de tempel werd beroofd door Crassus.
voetnoot93
Recht: juist.
voetnoot94
't bancket: feestgerecht (eigenlik feestmaal).
voetnoot95
Verruckt: meegesleept, vervoerd.
voetnoot96
het rumoer van de duiven die daar te koop geboden werden (zie Joh. II, vs. 14-16).
voetnoot98
moort te verbinden met kuyl.
voetnoot100
door meesterschap: wegens hun kennis van de Schrift. Zie voor de volgende verwijten aan de Phariseeën Lucas XI, vs. 43, 46 en Matth. XXIII, vs. 24.
voetnoot101
graegh op: belust op.
voetnoot104
verkeert: op een dwaalspoor leidt.
voetnoot105
dart: zie bij vs. 81.
voetnoot107
zie Lucas XI, vs. 47.
voetnoot108
In deze regel schuilt weer een zinspeling op de vervolging der Remonstranten.
voetnoot109
neerslagh: moord.
voetnoot110
die uw eigen ondergang zal bewerken.
voetnoot111
Dat was...: dat stond gelijk met 't vragen (verghen) om barmhartigheid aan een nest van wolven.
voetnoot112
ouderling: de Oudste; hier wel opzettelik gekozen, als woordspeling met de ouderling in de Hervormde kerk.
voetnoot113
borssen: beren (Holl. vorm).
voetnoot114
mutyn: muiter (Fr. mutin).
voetnoot117
cijs: belasting.
voetnoot120
synodael is weer opzettelik gekozen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 141, de oude uitgave heeft achter dit vers een dubbelpunt.
voetnoot122
Salem: vgl. vs. 26.
voetnoot123
galgenbergh: Golgotha.
voetnoot124
Titus Flavius Vespasianus veroverde Jeruzalem in het jaar 70.
voetnoot126
Voor en tijdens het beleg geraakten de Joden verdeeld onder Johannes, Simon Zelotes en Eleazar (Flavius Josephus).
voetnoot128
Een gouden tittel: een eretitel.
voetnoot130
blaesbalgh: aanstoker van de twisten.
voetnoot131
steenbusch (later gespeld: steenbus): met dit woord geeft Vondel weer, wat bij Flavius Josephus catapulta, ballista wordt genoemd, dus een werktuig om stenen te slingeren. Bus is gewoonlik: geschut; misschien dus oorspr. geschut voor stenen kogels.
voetnoot132
storremkat: beweegbaar schutdak, waarop de werptuigen stonden.
voetnoot133
d'Arend: de Romeinse adelaar.
voetnoot134
woende: tegen de vijand woedende.
voetnoot139
ghesteurt: verwoest.
voetnoot140
Bij de kruisiging: zie Matth. XXVII, vs. 51.
voetnoot141
ons aertspriester: Christus, in tegenstelling met de aartspriester van het Oude Testament, Aron; toen de tijd van het Oude Verbond verlopen was.
voetnoot142
door te verbinden met afgepijnd.
voetnoot145
Melchisedech (Gen. XIV, 18), de priester-koning, werd als voorbeeld van Christus beschouwd (Hebr. VII).
voetnoot147
belade: vgl. vs. 45.
voetnoot149
hutte des bescheyds: tabernakel, tent waarin de ark werd bewaard, waar de hogepriester eenmaal 's jaars met Jehova verkeerde (Exod. XXVIII, vs. 29-30); Sibylle: Romeinse profetes.
voetnoot155
't nieu Ierusalem: de ware Christen gemeente.
voetnoot160
evenwel: evenzeer; dus: maar ook door hun gemeenschapsgevoel.
voetnoot161
na gelegentheyd van: naar de omstandigheden van.
voetnoot162
eenstemmigh: gezamenlik.
voetnoot166
als een' duyf: beeldspraak, ingegeven door de nederdaling van de Heilige Geest, in de gedaante van een duif.
voetnoot167
veraerd: ontaard.
voetnoot170
rasphuys: gevangenis (in Amsterdam zo genoemd, omdat er verfhout geraspt werd). Daar waren de predikanten Grevius en Princius opgesloten.
voetnoot175
kruys: ramp, tegenspoed.
voetnoot178
Heyland: redder.
voetnoot179
Zinspeling op het verhaal van Simson, die de poorten van Gaza op zijn schouders meenam (Richteren XVI, vs. 3). De poort van Loevestein bleef nog steeds gesloten voor zeven Remonstrantse predikanten.
voetnoot180
omvoer in triomf: als een Romeinse triomfator zijn krijgsgevangenen; nors: hardvochtig; kasteleyn: de slotvoogd-gevangenbewaarder, de zoon van Gerard Prouninck.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons


Over dit hoofdstuk/artikel

plaatsen

  • Amsterdam