Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 377]
[p. 377]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Olyftack aan Gvstaaf Adolf,aant.Ga naar voetnoot*

Om sijne Majesteit te bewegen datse Keulen, mijn geboortestadt, verschoone.

 
't Wild vogelkijn dat singt, daar 't onbeknipt is:Ga naar voetnootvs. 1
 
Al d'ope lucht is mijn;
 
Noch steent het, om te sijnGa naar voetnoot3
 
By 't lieve nestje, daar het uitgekipt is.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ick meed: hoewel mijn blyde geest vaart speulen,Ga naar voetnoot5
 
Daar draaiboom sluit nocht heck;Ga naar voetnoot6
 
Een heimelicke treckGa naar voetnoot7
 
Verleit het hart naar mijn geboortstad Keulen.Ga naar voetnoot8
 
Daar heb ick eerst om honigh uitgevlogen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ontrent den blonden Rijn,Ga naar voetnoot10
 
Beplant met Rinschen wijn;
 
En als een bie violendau gesogen.Ga naar voetnoot12
 
Vit dit geboortsogh word mijn sorgh geboren,Ga naar voetnoot13
 
Nu 't Sweedsche vaandel vlieght
15[regelnummer]
Daar ick ben opgewieght:Ga naar voetnoot15
 
Nu 't grof geschut vast dondert in mijn ooren.Ga naar voetnoot16
 
Hoe wensch ik, als een Rijnswaan, Mars t'ontmoeten,Ga naar voetnoot17
 
En met de borst in stroom,
 
Aldus door sang sijn toom
20[regelnummer]
Te temmen, langs het stof van paardevoeten!
[pagina 378]
[p. 378]
 
De sware smack van Tyrus trotse muuren
 
Deê zidderen in 't rond
 
Den Asiaanschen grond,
 
En schreeuwde, dat 'er niets gemaackt is om te duuren.Ga naar voetnoot21-24Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
't Verslegen Sion laat sijn schilden hangen.Ga naar voetnoot25
 
Het heiligh Priesterdom
 
Sich statigh toereed, omGa naar voetnoot27
 
Den dappren triomfeerder wel t'ontfangen.
 
Hy naackt in 't end: Iaddus treed hem tegen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Met Godgewijde pracht
 
Van 't Kerckelijck geslacht,Ga naar voetnoot31
 
Om den gesteurden veldheer te bewegen.Ga naar voetnoot32
 
De jonge krijghsheld blijft verwondert staren
 
Op 't priesterlick gewaad;
35[regelnummer]
En 't goddelijck çieraadGa naar voetnoot35
 
Sijn bittre wraack verweldight tot bedaren.Ga naar voetnoot36
 
Hy leest Iehovaas dieren naam gesneden
 
In 't voorhoofd, op den hoed.
 
Hy siet der steenen gloed,
40[regelnummer]
Den glans van goud en purpere offerkleeden.
 
Ootmoedigh stijght hy van den hoogen paarde.
 
En eert den priester Gods,
 
En Salems tempelrots,Ga naar voetnoot43
 
Met neigend hoofd en afgeleiden swaarde.
45[regelnummer]
Hierusalem, bekleed met groene meyen,Ga naar voetnoot45
 
Hem feestelijck begroet;
 
Terwijl hy met sijn stoet
 
Op Davids burgh sich vreedsaam laat geleyen.Ga naar voetnoot48
 
So vreedsaam wensch ick dat met fluit en cyter
50[regelnummer]
Mijn Rijcksstad u onthaal,Ga naar voetnoot50
 
Met geestelicke praal,
 
En Roomschen bisschops staf, en witten myter:Ga naar voetnoot52
[pagina 379]
[p. 379]
 
Dat sy niet swijm voor uwen rooden stander;Ga naar voetnoot53
 
Maar hou haar verwe braaf,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
En groet u, ô Gustaaf,
 
Als een van God gedreven Alexander.Ga naar voetnoot56
 
Ghy sult haar grijsen ouderdom verschoonen,
 
Wanneer sy heusch en mildGa naar voetnoot58
 
V toont den wapenschild,
60[regelnummer]
Het bloedigh veld, gewijd met goude kroonen.Ga naar voetnoot60
 
Dat 's d'eeuwige eer der Perssiaansche Wijsen,Ga naar voetnoot61
 
Die met geschenck en stem,
 
In 't nedrigh Bethlehem,
 
Den grootsten koning offeren en prijsen.
65[regelnummer]
Dat 's 'tjammerteecken, dat haar oude straten
 
Gedoopt zijn so verwoed
 
In 't kuische maaghdenbloed,
 
Vergoten van Barbarische soldaten.Ga naar voetnoot68
 
Ghy sult, als eertijds Francksche en Hunsche rottenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
En woedende Attyla,
 
Niet sluiten uw gena;
 
Maar harten winnen door bedaarde Gotten.Ga naar voetnoot72
 
So word aldus uw zege niet besprokenGa naar voetnoot73
 
Van 's dichters scharpen stijl:Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Hier heeft de Gotsche bijl
 
Den Agrippijnschen arbeid afgebroken.Ga naar voetnoot76
 
So sweeftge boven Alexanders vlercken,Ga naar voetnoot77
 
Die Pindars wooning stut;
 
Daar mijn gesang beschutGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Een stad vol volcks, vol kloosters, en vol kercken.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 11, de oude uitgave heeft den in plaats van met.
voetnoot*
Van 1632. Afgedrukt volgens Vondels Verscheide Gedichten 1644, blz. 187.
Titel: de Olyftack is het vredessymbool (denk aan Noach's ark). Dit gedicht is dus een Olijftak, een vredewens, aangeboden aan Gustaaf Adolf, toen hij in 1632 op Keulen aan trok.
voetnootvs. 1
dat: toegevoegd aanwijzend vnw.
voetnoot3
Toch verlangt het vurig (eigenlik: zucht het).
voetnoot4
uitkippen: uitbroeden.
voetnoot5
Ick meed: zo gaat het ook mij; vaart speulen: zich gaat vermeien in de ruime sferen van de Verbeelding.
voetnoot6
De draaiboom diende om, bij slecht weer, een onbruikbare weg af te sluiten.
voetnoot7
treck: aantrekkingskracht.
voetnoot8
Verleit: voert, zonder dat ik het wil.
voetnoot9
om honigh: bij klassieke dichters is de bij het symbool van de dichter, die uit de bloem van het leven de honing tot genot van anderen kunstig bereidt.
voetnoot10
De blonde Rijn, wegens de kleur - of wellicht de glans? - van het water. Dit blijkt uit Maeghden, vs. 138, waar Vondel spreekt van ‘dit blonde water’.
voetnoot12
bie: Vlaamse vorm van bij; violendau: zinspeling op zijn geboortehuis Zur Fyolen te Keulen (vgl. Geboortklock, vs. 559-563).
voetnoot13
geboortsogh: letterlik: de moedermelk; hier geestelik op te vatten: uit het feit dat ik daar geboren ben; sorgh: bezorgheid.
voetnoot15
opgewieght: van de wieg af grootgebracht.
voetnoot16
vast: reeds.
voetnoot17
als een Rijnswaan: de zingende zwaan is het bekende Renaissance-symbool voor de dichter. Met zijn vredezang trekt hij de oprukkende veldheer (gesymboliseerd als Mars) fier tegemoet om hem tot luisteren te dwingen (sijn toom te temmen). De volgende strofe geeft de inhoud van zijn zang (Aldus, vs. 19).
voetnoot21-24
Tyrus werd door Alexander de Grote neergeworpen. Dit maakte diepe indruk op de omwonende volken: nu was geheel Palestina in zijn macht. Die val verkondigde luide (schreeuwde) de vergankelikheid van alle aardse grootheid.
voetnoot24
In 1650 veranderd in: dat ter weerelt niets kan duren.
voetnoot25
't Verslegen Sion: het door schrik terneergeslagen Jeruzalem.
voetnoot27
statigh: plechtig.
voetnoot29
Iaddus, de Hogepriester gaat hem tegemoet om, de stad voor hem openstellend, te smeken die te sparen.
voetnoot31
't Kerckelijck geslacht: de priesterschap, in vol ornaat.
voetnoot32
gesteurd: ontevreden (verstoord), wegens de aanhankelikheid der Joden aan de Perziese heersers.
voetnoot35
't goddelijck çieraad: nml. de gouden plaat, geplaatst in 't voorhoofd (d.i. in 't front) van het hoofddeksel, met de inscriptie Jehova heilig (vs. 37) en de borstlap met de twaalf kostbare stenen (der steenen gloed, vs. 39), die de twaalf stammen beduiden.
voetnoot36
verweldight: bedwingt.
voetnoot43
Salem: Jeruzalem. De tempel was op de berg Moria gebouwd. De lezing van 1650 luidt: En eert Godts Priesters zelf / En Salems kerckgewelf.
voetnoot45
mey: tak.
voetnoot48
Davids burgh: lag op de heuvel Sion.
voetnoot50
onthalen: vriendelik, feestelik inhalen.
voetnoot52
de Aartsbisschop van Keulen, met zijn wit-zijden mijter, is dan te vergelijken met de Joodse Hogepriester.
voetnoot53
rooden stander: krijgsbanier.
voetnoot54
Kloekmoedig niet verbleke van schrik.
voetnoot56
van God gedreven: Gustaaf Adolf werd door Vondel als een Godsgezant, als ‘de Arm der Duitsche Vrijheid’ verheerlikt.
voetnoot58
heusch en mild: hoffelik en vriendelik.
voetnoot60
Het bloedigh veld: het rode veld in het Keulse wapen bewaart de herinnering aan de marteldood van Ursula en de Elfduizend maagden (vgl. Vondel's Maeghden); de goude kroonen: drie gouden kronen in het wapen herinneren aan de Drie Koningen, wier gebeente, door Frederik Barbarossa in 1164 naar Keulen gebracht, daar als kostbare reliquieën vereerd worden.
voetnoot61
Dat 's: dat veld beduidt.
voetnoot68
Barbarische soldaten: het Hunnen-leger van Attila; het witte benedenveld van 't stadswapen gold als symbool van de elfduizend martelaressen.
voetnoot69
Francksche rotten: de Franken veroverden Keulen op de Romeinen.
voetnoot72
door bedaarde Gotten: door de bezadigdheid van uw Zweden (Gotten genoemd naar het Zuidelikste deel, Göta-rike.
voetnoot73
So: dan; bespreken: laken, gispen.
voetnoot74
's dichters scharpen stijl: het afkeurende oordeel van de Dichter, dat op het nageslacht grote invloed zal hebben.
voetnoot76
Den Agrippijnschen arbeid: later (1650) den arbeid der Agrippen: Keulen is een Romeinse kolonie, gevestigd door Marcus Vipsanius Agrippa (38 v. Chr.) en later naar zijn kleindochter Agrippina genoemd: Colonia Agrippina. In de opdracht van de Maeghden spreekt Vondel zijn geboortestad aan als Agrippine.
voetnoot77
Dan overtreft ge de roem van Alexander de Grote, die bij de verwoesting van Thebe het huis waar een paar eeuwen te voren de dichter Pindaros geboren was, spaarde.
voetnoot79
Daar: terwijl immers; beschut: Vondel neemt bij voorbaat aan, dat zijn bede vervuld zal worden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons