Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 488]
[p. 488]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

De Mvsch van Svzanne Bartelot.
uit Baerles Latijn vertaalt.aant.Ga naar voetnoot*

 
Muschken, voesterkint, te minneGa naar voetnootvs. 1
 
By de minnelijcke Maaghdt,
 
Vleiertje van uw vriendinne;
 
Die uw gild den krans ontdraaghtGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
En hoe kleen, in wetenschappen
 
Baas en overvlieger zijt,Ga naar voetnoot6
 
En met tjilpen, hupplen, trappen,
 
Boertigh picken alletijdtGa naar voetnoot8
 
Vw Suzanne kunt verquicken,
10[regelnummer]
En doen lachen; en nu stout
 
In de pruick op 't hooft koomt pickenGa naar voetnoot11
 
En haar met de tuitjes houdt:Ga naar voetnoot12
 
Dan van daar om laagh komt vliegen
 
En op neck of armen zit,
15[regelnummer]
Armen, die het sneeuw bedriegen;
 
En van daar op 't hagelwit
 
Van haar borsjes alle beide
 
Speelen loopt, en zoeckt'er rust
 
Op Cupidoos rechte weide,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
't Lockaas van den lieven lust:
 
O mijn Musch, hoe hooge sprongen
 
Doet uw luck: wat lof verdooftGa naar voetnoot21-22
 
Vwen lof, altijt gesongen
 
Van 't onsterffelicke Hoofdt.Ga naar voetnoot24
[pagina 489]
[p. 489]
25[regelnummer]
Zeghme toch, wat jaghtgodinnen,
 
Boschgod, Pales, of wat Pan,Ga naar voetnoot26
 
Of wat Goyer, ruigh van zinnen,Ga naar voetnoot27
 
Die de nesjes steuren kan,
 
V verkocht ter goeder uurenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Aan de tangre Bartelot,Ga naar voetnoot30
 
Om in spijt van uw gebuuren,Ga naar voetnoot31
 
Vogelnest en musschepot,Ga naar voetnoot32
 
Tot haar boezem in te sluipen?
 
Of nu d'een nu d'andre knie
35[regelnummer]
Te genaken? of te kruipen
 
Langs dees hant, en dan langs die?
 
't Lichaam te betreên, waar 't schoon is,
 
Met uw korte pootjes? ach,
 
Een genade, die AdonisGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Noch Menalkas beuren magh.Ga naar voetnoot40
 
Zedigh durftge 't bexken stippen
 
In den onbevleckten mondt,
 
En ontwijt de maaghdelippen,
 
Zonder vleck, en zonder wont:
45[regelnummer]
En ghy zuight 'er, en ghy leckt 'er
 
Lecker spoghjen, en ghy drinckt
 
Honighdaauw, en wijn, ja neckter,Ga naar voetnoot47
 
En al wat men zoeters schinckt.
 
Op de schouders laatge u dragen,
50[regelnummer]
En schijnt Isis zelf alree,Ga naar voetnoot50
 
En wat meer, naar uw behagen,
 
Als de maaght en moeder meê:
 
En ghy tjillept haar in d'ooren:
 
En hoe heet en geil van min,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Nochtans luistert (kan men 't hooren)Ga naar voetnoot55
 
Ghy haar schaamte en kuischeit in:
 
En ghy kust het roode koontje,
 
Daar een hoveling op vlamt,Ga naar voetnoot58
 
Of een trots Bewintheers zoontje:Ga naar voetnoot59
[pagina 490]
[p. 490]
60[regelnummer]
En geen klaauwtje 't kaaxke schramt.Ga naar voetnoot60
 
Ghy belonckt haar heldre lonckers,Ga naar voetnoot61
 
Spiegelt daar u zelven in,
 
En verbaast door veel geflonckersGa naar voetnoot63
 
Wort ontvonckt door eige min.
65[regelnummer]
Ghy ziet hier vol wonderhedenGa naar voetnoot65
 
't Glazen huis aen reis op reis,
 
't Hof der drie Bevallickheden,
 
Dat u streckt een braaf paleis:Ga naar voetnoot68
 
Daar Pyraam, Catul, Leander,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Die in zee zonck, of Achil,
 
Schoone Faon, d'een by d'anderGa naar voetnoot71
 
Wel in herrebergen wil.Ga naar voetnoot72
 
Huppelende wel te vrede
 
Op het nette parlesnoer,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Picktge t'elckens, treê by trede,
 
In de perlen, die een boer
 
Op den oever heeft gevonden
 
Van Hydasp, den kostlen vliet,Ga naar voetnoot78
 
Of een slaaf uit Indus gronden
80[regelnummer]
Vischt, en zijnen meester biedt.
 
Komt de honger u bekooren,
 
Zoo verteert uw hart, van spijt,
 
Om dat ghy zoo lang verloorenGa naar voetnoot83
 
In de harde steentjes bijt;
85[regelnummer]
Om datze u te leure stellen.
 
't Missen van uw onderstaanGa naar voetnoot86
 
Geeft u oirzaack u te quellen,
 
En ghy vlieght 'er af, en aan.
 
En ghy wiltze t'elckens hebben,
90[regelnummer]
En ghy wiltze weder niet,
 
En ghy grijptze met de nebben,Ga naar voetnoot91
 
En verpicktze, van verdriet.Ga naar voetnoot92
 
Kleur en ronde uw oogen rooven.Ga naar voetnoot93
 
Vw onnozelheid aldusGa naar voetnoot94
[pagina 491]
[p. 491]
95[regelnummer]
Doet Suzanneke gelooven
 
Dat ge brein hebt van een musch.
 
Ghy durft wel op 't schaamroot laken,
 
Dat het reine bed bespreet,
 
Springen, en de koets genaken,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Daar zich Bartelotte ontkleedt:
 
Daar de zon zal onderduicken,Ga naar voetnoot101
 
En haar beentjes kruissen koomt,
 
En het licht der oogjes luicken;
 
Daarze zoo genoeghlijck droomt;
105[regelnummer]
Daarze van den zachten wiegerGa naar voetnoot105
 
Opschiet, in de ledekant,
 
En den tjilper en den vlieger
 
Naar zich lockt, met mont, en hant.
 
Leestze rijmen van omhelzen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Minnebrief, of deftigh dicht,Ga naar voetnoot110
 
En het bloedigh spel van Velzen,Ga naar voetnoot111
 
Daar heur vaders geest in licht;
 
Dan schijnt ghy den zin te vatten.
 
Maar uw wieckjes schud ghy meest,
115[regelnummer]
En verkiest de zy' der Katten,
 
Als zy Batoos treurspel leest.
 
'k Zie nu treuren droef en druckigh
 
D'arent van den godt Iupijn.
 
't Kleene Muschken is geluckigh,
120[regelnummer]
By dat groote vogels zijn.Ga naar voetnoot120
 
Zou Iupijn, die 't al doet trillen,
 
En de rotzen breeckt, als glas,
 
Nu niet om zijn scepter willenGa naar voetnoot123
 
Dat hy oock een Muschken was,
125[regelnummer]
En den hemel moght verruilen,
 
Voor de kamer van dit slot,Ga naar voetnoot126
 
Daar mijn muschken in magh schuilen
 
By de blanke Bartelot.
 
Febus wenscht een musch te wezen,
130[regelnummer]
Wou dees Dafne met hem door:Ga naar voetnoot130
 
Peleus zoon, in musch verrezen,Ga naar voetnoot131
[pagina 492]
[p. 492]
 
Nam 'er geen Brizeis voor.Ga naar voetnoot132
 
Paris quam in musscheveeren,
 
Zoo hy die Helene kreegh.
135[regelnummer]
Mars zou in een musch verkeeren,
 
Zoo dees Venus voor hem neegh.
 
Flakkus wou een musch gelijcken,Ga naar voetnoot137
 
Gaf dees Lydia gehoor:
 
Gal uit musschenoogen kijcken,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Had hij deel aan dees Lykoor:
 
En Tibul met musschevloglenGa naar voetnoot141
 
Vloogh by dese Delia:
 
Stella (onder andre voglen)Ga naar voetnoot143
 
Snorde deze Hyas na.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Elck van hun wenscht in een muschken
 
Te verandren zijne jeughdt,
 
Om een byslaap, om een kusken
 
Van die Maaght, om al die vreughdt.
 
Aexters, groene papegaeien,
150[regelnummer]
Hanen van uitheemschen slagh,
 
Tortelduiven, paauwen, kraeien,
 
Treurt, zoo treuren helpen magh:
 
Watervogels, en faizanten,
 
En ghy al die in de kouw,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Zonder hoop, van allen kanten
 
Zit betralyt, maackt nu rouw;
 
Die u moet met water lyen,Ga naar voetnoot157
 
En met haver wort geloont;
 
Daar ons muschken, t'allen tyen,
160[regelnummer]
Huis en hof en burgh bewoont;
 
Vry en vranck op ley en panne,
 
Spitze en steile toorens zweeft,
 
En de kamer van Suzanne
 
Tot vertreck en wooning heeft:Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
En zich mest met lekkernyen,
 
Daar men Ioffrouws tafel deckt;
 
En laat d'arent dat benyen,
 
En de duif, die Venus treckt.Ga naar voetnoot168
[pagina 493]
[p. 493]
 
Muschken, schrander, gaauw en aardigh,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Vw vernuft en snedigheit
 
Maken u de starren waardigh,
 
Daar men u een plaats bereit.
 
Ghy bestiert, dat nimmer faalde,
 
Overkunstigh, na als voor,
175[regelnummer]
Met uw bexken Ioffrouws naalde,
 
En treckt gaauw de draatjes door.Ga naar voetnoot173-176Ga naar voetnoot176
 
'k Ga in uw geleertheit weien.Ga naar voetnoot177
 
'k Zie wat Bartelot beschickt,
 
Die ghy wercken helpt en neien,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Als zy hemde of neusdoeck stickt.
 
Huif en sluier helptge zoomen,Ga naar voetnoot181
 
Die Thalas zijn CinxiaGa naar voetnoot182
 
Zou vereeren, om te komen
 
Aan haar gunst en haar gena.
185[regelnummer]
Gaat de jongkvrouw zich onthullen,Ga naar voetnoot185
 
Ghy ontspelt haar huive knap.Ga naar voetnoot186
 
's Morgens vlijtge pruick, en krullen,
 
Kemt heur hair, en zet heur kap.
 
Wat magh nu Arachne weven?Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Pallas, die de wolle spint,
 
Moet het met haar schietspoel geven,Ga naar voetnoot191
 
Nu een musch d'olijfkroon wint.Ga naar voetnoot192
 
Peneloop, hoe kan ick prijzen,Ga naar voetnoot193
 
Dat ghy uw tapyten neit?Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
't Muschken laat zich onderwijzen.
 
Zie eens, hoe 't borduurt en breit.
 
Geestigh Muschken, puick van geesjes,Ga naar voetnoot197
 
Koning, Professoor, en Drost,Ga naar voetnoot198
 
Kroon van uws gelijcke beesjes,
200[regelnummer]
Kleene najer om den kost;
[pagina 494]
[p. 494]
 
Geestiger dan alle musjes;
 
Die, te Muiden op het slot,
 
Kunt voltojen alle lusjes,Ga naar voetnoot203
 
Vreught en troost van Bartelot:
205[regelnummer]
Die uw dichter niet verlegen
 
Laat, maar rijcke stof bestelt,Ga naar voetnoot206
 
Zoo hy met noch meerder zegen
 
Vwen roem op maat vermelt.
 
'k Most uw tjilpen dus verbreien,
210[regelnummer]
En wat kunst uw naalde ons gaf.
 
'k Sal uw uitvaart gaan beschreien;
 
En dit snijden op uw graf:
 
Hier leit een musch, Suzannes tijdverdrijf, en bel.Ga naar voetnoot213
 
Suzan, het tijdverdrijf der musch, acht dit voor spel.Ga naar voetnoot214
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 7, de komma achter trappen ontbreekt in de uitgave van 1644.

voetnoot*
Van 1636. Afgedrukt volgens de tekst van Vondels Verscheide Gedichten, 1644, blz. 365. De Latijnse tekst van Barlaeus (Poëmata II, blz. 331) werd gedicht einde Mei 1636.
Susanna Bartelotti, de voordochter van Mevrouw Hooft, bezat een tamme mus, die de Latinisten Barlaeus en Plemp aanleiding gaf om Catullus na te volgen, die de mus van Lesbia bezongen had. Het overladen renaissance-produkt van de eerste werd door Vondel in luchtig-sierlike verzen vertaald.
voetnootvs. 1
te minne: ter opkweking (vgl. te min besteet in d'Inwyding der Doorluchtige Schole, vs. 6).
voetnoot4
Die de kroon spant boven al uw mede-vogels.
voetnoot6
overvlieger: die boven allen uitmunt.
voetnoot8
Boertigh: grappig.
voetnoot11
pruick: haardos.
voetnoot12
met de tuitjes: bij haar lokken.
voetnoot19
rechte: ware; dus: waar Cupido volop geniet.
voetnoot21-22
wat is uw geluk nu gestegen.
voetnoot24
Dit slaat op Hooft's gedicht over hetzelfde onderwerp Op de musch van Oreade (ed. Stoett I, blz. 314-315), dat in Junie of begin Julie 1636 geschreven werd. Daardoor werd Vondel's vertaling waarschijnlik uitgelokt.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 27, de komma achter zinnen ontbreekt in de uitgave van 1644.
voetnoot26
Pales: een akkergodheid.
voetnoot27
Goyer: Gooi-bewoner; ruigh: ruw.
voetnoot29
ter goeder uuren: tot uw geluk.
voetnoot30
tangre: slanke, bevallige.
voetnoot31
in spijt van: de naijver opwekkende van.
voetnoot32
musschepot: een stenen pot of bloempot, aan een muur of boom gehangen, opdat de mussen er in zouden komen wonen. In deze betekenis nog te Antwerpen gebruikelik (Antw. Idioticon).
voetnoot39
Adonis: een schone jongeling.
voetnoot40
Menalkas: aan Vergilius ontleende naam voor de herder-minnaar in de Arkadiese poëzie; beuren: te beurt vallen.
voetnoot47
neckter: verzwakte vorm van nectar.
voetnoot50
Isis, de ‘maaght en moeder’ (52) was een oorspronkelik Egyptiese godin, later in 't Romeinse rijk vereerd, wier beeld in optochten rondgedragen werd.
voetnoot54
En hoe gij ook zelf in in liefde ontbrandt.
voetnoot55
luistert: fluistert.
voetnoot58
op vlamt: vurig naar verlangt.
voetnoot59
een trots Bewintheers zoontje: een trotse rijke koopmanszoon (Bewintheer: Bewindhebber van de O.I. Compagnie).
voetnoot60
't kaaxke: het wangetje.
voetnoot61
lonckers: kijkers.
voetnoot63
verbaast: verbijsterd.
voetnoot65
vol wonderheden zal weer behoren bij 't Glazen huis (het oog): vol van bewonderenswaardige dingen of: vol wonderen (bij Hooft: wonderlijkheden in die zin).
voetnoot68
braaf: voortreffelik.
voetnoot69
Pyraam: Pyramus, de minnaar van Thisbe; Catullus, die Lesbia bezong; Leander, de minnaar van Hero.
voetnoot71
Phaon, de minnaar van Sappho.
voetnoot72
herrebergen: wonen.
voetnoot74
nette: bevallige.
voetnoot78
Hydasp: de fabulosus Hydaspes, waar Horatius van spreekt, een rivier in Indië (nu Sine-Aba); kostlen (Mnl. costel): kostbaar; in dit verband: rijk.
voetnoot83
verlooren: vergeefs.
voetnoot86
onderstaan: poging.
voetnoot91
nebben: snavel.
voetnoot92
verpicktze: pikt ze weer weg.
voetnoot93
ronde: rondheid; rooven: bekoren.
voetnoot94
onnozelheid: domheid.
voetnoot99
koets: bed.
voetnoot101
de zon: Suzanna.
voetnoot105
van den zachten wieger: uit de slaap?
voetnoot109
rijmen van omhelzen: minnepoëzie (van Hooft).
voetnoot110
deftigh: ernstig.
voetnoot111
Hooft's Geeraert van Velsen.
voetnoot120
Vergeleken met de toestand van grote vogels.
voetnoot123
om zijn scepter: hij zou er zijn scepter voor willen afstaan.
voetnoot126
dit slot: het Muiderslot.
voetnoot130
Daphne: de nymf die Apollo ontvluchtte; met hem door: met hem meegaan.
voetnoot131
Peleus zoon: Achilles.
voetnoot132
Brizeis: de schone slavin die hem ontnomen was.
voetnoot137
Flakkus: Horatius, die Lydia bezong.
voetnoot139
Gal: de dichter Gallus, die Lykoris beminde.
voetnoot141
Tibul: de dichter Tibullus, de minnaar van Delia.
voetnoot143
Stella: Latijns dichter, die onder Domitianus leefde en enkele vogelminnarijen bezong.
voetnoot144
Hyas: de dochter van Atlas (Ovidius' Fasti V, 170).
voetnoot154
kouw: kooi.
voetnoot157
u moet lyen: moet tevreden zijn, u behelpen met.
voetnoot164
vertreck: plaats om te schuilen, zich op te houden.
voetnoot168
die Venus treckt: die voor Venus' wagen gespannen is.
voetnoot169
aardigh: geestig.
voetnoot173-176
Van dezelfde kunstjes spreekt Hooft in een ander gedichtje: t'Zaemenspraek tusschen Oreade en de musch (ed. Stoett I, 315, vs. 7-vlg.).
voetnoot176
gaauw: behendig.
voetnoot177
geleertheit slaat op wat de mus geleerd heeft, op de dressuur; weien in: mij verlustigen in.
voetnoot179
neien (met ai-klank): naaien.
voetnoot181
Huif: mutskap.
voetnoot182
Thalas: Thalassio, een oude Romeinse huweliksgod, aangeroepen als Thalasse; Cinxia: aldus werd Juno genoemd, als huweliksgodin.
voetnoot185
onthullen: het kapsel losmaken.
voetnoot186
knap: vlug.
voetnoot189
magh: kan; Arachne: een Lydiese jonkvrouw, die van Athene de weefkunst geleerd had en haar later zelfs tot een wedstrijd durfde uitdagen.
voetnoot191
Moet het geven (synoniem met: het spel geven, of: het verloren geven; Ned. Wdb. IV, 1940): zich gewonnen geven, onderdoen voor.
voetnoot192
olijfkroon: krans van olijftakken; gewoonlik vredessymbool, hier van de overwinning.
voetnoot193
Peneloop: Penelope, de vrouw van Odysseus, die jarenlang weefde om door een list de vrijers te weren.
voetnoot194
neit: vgl. vs. 179.
voetnoot197
Geestigh: verstandig; geesjes: vernuften; boven alle vernuften uitmuntend.
voetnoot198
Professoor (met accent op de slotlettergreep, naar analogie van het meervoud).
voetnoot203
Kunt voltojen alle lusjes: kunt genieten zoveel als ge wilt.
voetnoot206
bestelt: verschaft.
voetnoot213
bel: speelgoed.
voetnoot214
acht dit voor spel: beschouwt dit als een spelletje.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over C. Barlaeus


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank