Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 788]
[p. 788]

Ridderlyck Bancket,
Voor Heer Adam van Lochorst, Ridder, Heer van de Lier, en Ioffer Cornelia Paavw, eenige Dochter van Heer Michael Paavw, Ridder van sint Marco, Heer van Achtienhoeven, &c.aant.

t' Amsterdam,
By Iohan en Cornelis Blaev.
CIƆ IƆ C XXXIX.



illustratie

[pagina 789]
[p. 789]

Ridderlyck Bancket.Ga naar voetnoot*

 
Myn Zanggodin verleert van Hymens torts te blaecken:Ga naar voetnootvs. 1
 
Noch kan een heusch verzoeck haer voeten gaende maecken,Ga naar voetnoot2
 
Om, buiten 't spoor der oude, een' luchten sprong te doen.Ga naar voetnoot3
 
Zoo kan men om de kunst verandren het saizoen.
5[regelnummer]
Dan bloeit de herbst: dan kan de lente druiven perssen:Ga naar voetnoot5
 
Dan valt des zomers sneeuw; dan draeght de winter karssen.Ga naar voetnoot6
 
Mijn jaeren danssen traegh op zulck een dartle pijp.Ga naar voetnoot7
 
Indien ick my vergrijp, het is een licht vergrijp;Ga naar voetnoot8
 
Daer, midden in een feest, de bruiloftszaelen schateren
10[regelnummer]
Van Venus vreughd, waer naer der Goden tanden wateren.
 
Mijn Zoon, sprack Venus, vliegh in 't huis, dat opgehaeltGa naar voetnoot11
 
Ten hemel, met zijn' schild in 't witte voorhoofd praelt;Ga naar voetnoot12
 
Van waer ghy hooren kunt, hoe speelnoots zich bereiden,
 
Om 't eenigh Dochterken, de Bruid, te bed te leiden.
15[regelnummer]
Ga heenen, quijt u daer in 't bruidsbedde, al den nacht.Ga naar voetnoot15
 
Volweef't begonnen web. onthael, naer uwe maght,Ga naar voetnoot16
 
Dees twee Gelieven, die den dienst van Min behoeven,
 
En legh een' vasten band om Lier, en Achtienhoeven.Ga naar voetnoot18
 
De wufte Dwergh vergramde, en keerde haer den neck,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En sprack: 't zal beter zijn, dat Moeder 't werck voltreck,Ga naar voetnoot20
 
Het welck zy zelf begon. wat hoef ick op te haelenGa naar voetnoot21
 
De moeder dezer Bruid? de moeder, die de straelen
 
Van uw gezicht verdooft met haer aenminnigh oogh,
 
En onder 't voorhoofd spant een' goddelijcken boogh,Ga naar voetnoot24
[pagina 790]
[p. 790]
25[regelnummer]
Die andre wondren baerde, als uwe of mijne peezen.
 
De spraeck ging eens, dat ghy uw aangebede wezen
 
Bedeckte met dat beeld van levendigh albast,Ga naar voetnoot26-27
 
En hechte uw' gouden troon aen Aemstels veenzoom vast.Ga naar voetnoot28
 
De spraeck ging, dat haer jeughd den appel veer zou winnen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Zoo zy ter vierschaer quam met d'andere Godinnen.Ga naar voetnoot30
 
Werd 's Bruidgoms moeder niet, in 't bloeienst van haer tijd,
 
Voor Pallas aengezien? van Pallas zelf benijd?Ga naar voetnoot32
 
Het schorte alleen aen helm, en speer, en schild, vol slangen,
 
De Goden hadden haer voor een Bellone ontfangen.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Maer dat is noch van 't minst. dees fiere en eedle Maeghd,Ga naar voetnoot35
 
Voor welcker ledekant uw goedheid zorge draeght,
 
Niet eens vernoeght, dat zy den appel heb gestreecken,Ga naar voetnoot37
 
Durf dartel naer de kroon van uwe godheid steecken.Ga naar voetnoot38
 
't Is uit met al uwe eere, en d'eer van uwen Dwergh,
40[regelnummer]
Nu Holland Cyprus streckt, zy Cypris, en de bergh,Ga naar voetnoot40
 
Den Heilgen Bergh genoemt, Idael, daer heele schaerenGa naar voetnoot41
 
Bewieroocken haer beeld, en kercken, en autaeren;
 
Of vlechten roozenhoên, en offren duif, en zwaen,
 
En musch, en musschebrein, om in haer gunst te staen:Ga naar voetnoot43-44
45[regelnummer]
Gelijck dees Ridder oock zoo lang op haer genadeGa naar voetnoot45
 
Most leven; 't zy hy troost ging zoecken t'Alckemade,
 
Of Wavren, of ter Horst; of zocht zijn lieflijck kruis,Ga naar voetnoot46-47
 
En hiel om 't jawoord aen, te Heemstede op het huis:Ga naar voetnoot48
 
Of met een quijnend hart, geperst van minneschroeven,
50[regelnummer]
Ging adem scheppen, in 't gewest van Achtienhoeven;
 
Of aen den Vyverbergh, in bosch, en lindelaan,Ga naar voetnoot51
 
Die menigh groen hart deckt met loof en groene blaen:Ga naar voetnoot52
 
Dan koos hy voor die koon noch roozeblad, noch lely,
 
Noch moerbay, voor den mond en lippen van Corneli;
[pagina 791]
[p. 791]
55[regelnummer]
Die, als de geest ontlaet, op noten zangmaet slaen;Ga naar voetnoot55
 
Of spreecken Spiegels spraeck; of volgen den Tuscaen,Ga naar voetnoot56
 
En Fransman, aen de Seine, en Arno, rijck van geesten.Ga naar voetnoot57
 
Zoo dickwils Lochorst zagh de beelden, schoon van leesten,Ga naar voetnoot58
 
Landouwen, en gedierte, en vogelen, gemaelt
60[regelnummer]
Van haer begaefde hand, die zelve Arachnes naeld,Ga naar voetnoot60
 
En al die potlood, pen, penseel, en verf hanteeren,
 
Met schrift, en teeckeninge, en trecken durf braeveeren;
 
Dan sprack hy Pallas zelve, en Proserpijn te na;Ga naar voetnoot63
 
En bad de vingers aen, en achte zulck een ga
65[regelnummer]
Alleen dees godheên waerd, die blixemstraelen slingeren;Ga naar voetnoot65
 
En kuste, op eene knie, het sneeuw van zulcke vingeren,
 
En riep: geluckigh, o geluckigh, boven al,
 
Maer veel geluckiger, die eenmael trouwen zal
 
Dees vingers, deze hand, verkrachtster van 't gevoelen,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Vijf toortzen, die mijn vier, in bloed en adren, koelen,Ga naar voetnoot70
 
Gelijck haere oogen doen; zoo dickwils alsze my
 
Begunstight met een' lonck, al is het van ter zy:
 
Maer alsze, in wit satijn, by 't schijnzel van de maene,
 
Met eenen zilvren staf quam treên, gelijck Diane,
75[regelnummer]
Van haer' gewijden Bergh, den Hohorst, over 't veld;Ga naar voetnoot75
 
Dan vloôn de Saters voor, en vreesden 't kuisch geweld,Ga naar voetnoot76
 
Dat geile berghgoôn haet, en boschgoôn, en godinnen:
 
En Lochorst, buiten hoop van yet op 't hart te winnen,Ga naar voetnoot78
 
Lagh ergens in een haegh, en kerremde al den nacht;
80[regelnummer]
Om dat zijn hart geen deel moght hebben aen die jaght.
 
Hoe dickwils wenschte hy dien zilvren staf te draegen;
 
Of, haer ten dienst, het wild te steuren uit zijn laegen;Ga naar voetnoot82
 
Te rennen, in den schijn van windhond, of van brack;Ga naar voetnoot83
 
Of zelf het Hart te zijn, het welck zy schoot of stack:Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Hoewel het Ridders hart haer pijlen, tot de veeren,Ga naar voetnoot85
 
Gevoelde in zijne borst, en 't onheil niet zou keeren;
 
Maer lagh al lang vernielt van een verliefde dood,Ga naar voetnoot87
[pagina 792]
[p. 792]
 
Had ghy hem niet belooft te zalven in haer' schoot.Ga naar voetnoot88
 
Om 't steecken van zijn zon voor eene poos t'ontschuilen,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Onthiel hy zich te Lier, of op het huis te Zuilen,
 
En, in de schaduw van een' uitgestreckten boom,Ga naar voetnoot91
 
Verlette al raezende de schepen, en den stroom.Ga naar voetnoot92
 
De Nymphen van de Vecht, verlegen met zijn karmen,Ga naar voetnoot93
 
Vermaenden hem, hy zou uw hair, uw mond, uwe armen,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Vw kaecken, uwen hals, om 't naeckende ongemack,
 
Toch spaeren, wat hy deê: dan viel hy zomtijds vlack,Ga naar voetnoot96
 
En bad uw schoonheid aen, en 't lastren werd vertogen;Ga naar voetnoot97
 
Tot dat zijn heete koorts, aen al te krachtige oogenGa naar voetnoot98
 
Ontsteecken, wederom ontvonckte in mergh en bloed,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
En weêrquam op haer tijd, gelijck, na'et eb, de vloed.Ga naar voetnoot100
 
Nu sta dees Bruid ten dienst; om wie, van alle zyen,
 
De Hohorst heeft den loop van zulcke afgoderyen;Ga naar voetnoot102
 
Terwijl uw Rijck vervalt, 't welck Cyprus 't hoofd ophiel.Ga naar voetnoot103
 
Zoo morde Min, tot dat zy in zijn rede viel.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Het voeghd geen willigh kind zijn moeder te bedillen.
 
Mijn wil verstrecke uw wet. hier passen geen geschillen.
 
Vliegh heen in 't bruiloftsbedde, en als de speelgenoot
 
De Bruid heb toegedeckt, dan geef u zelven bloot,Ga naar voetnoot108
 
En offer haer uw' dienst, met troosten en vermaenen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
En wisch met linnen af de teere en eerbre traenen,
 
Die zy, voor 't lest, noch schreit, in maeghdelijcken staet.
 
Verhef ten hemel toe het vrouwelijck gewaed,Ga naar voetnoot112
 
Dat op de tafel haeckt, om heur herbore leden,Ga naar voetnoot113
 
Niet morgen vroegh, maer op den middagh, te bekleeden,
115[regelnummer]
Wanneer de middaghzon bestrael de jonge vrouw,
 
Die in een nacht vergeet den overbroghten rouw:Ga naar voetnoot116
 
En als de Bruigom heb al stormende ingenomenGa naar voetnoot117
 
De kamer van zijn lief, dan pas zijn vier te toomen.Ga naar voetnoot118
[pagina 793]
[p. 793]
 
Of als hy matigh kus zijn versche wederga;Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Dan kus vry dat het klappe, en baeuw de kuskens na,Ga naar voetnoot120
 
En prickel hem; of speel zomtijds den liefdelooze;Ga naar voetnoot121
 
Of loer al heimelijck hoe zedigh 't aenschijn bloze,
 
Van bloodigheid besterve, en weêr zijn verwe krijgh.Ga naar voetnoot123
 
Beluister hun gespreck; maer dat men dit verzwijgh,
125[regelnummer]
Op peen van ongena. ghy kent al d'eigenschappenGa naar voetnoot125
 
Der nachtgeheimenisse; en wat een tong met klappen
 
Van mijn verborgentheên (die overheiligh zijn,
 
En niet alleen de zon, maer zelf de maneschijn
 
Vervloecken) al verbeurt: en hoe wy niet gedoogenGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Als twee paer t'effens, en noch halfgelokene oogen,Ga naar voetnoot130
 
En zachte mompling van twee monden, zomtijds stom.
 
Men gaet niet dan beschroomt tot zulck een heilighdom.
 
Vier ooren zijn genoegh. verjaegh de rest. wij haeten
 
Niet die 't verstaen, maer die 't geheim van 't bed verpraeten.
135[regelnummer]
De zon, die 't al bespied, zoo stout en onbeschaemt,
 
Was oirzaeck, dat ick raed en middel heb geraemt,
 
Om endelijck een schut te schieten voor zijn schijnen,Ga naar voetnoot137
 
En 't bed met schaduwen van zwijgende gordijnen
 
Te decken; nademael 't bekooren van mijn wetGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Mijn ridders op den dagh in 't worstelperck verlet.Ga naar voetnoot140
 
Ghy kunt oock, onder ebbe en vloed der bruiloftskortsen,Ga naar voetnoot141
 
Hun dienen tot vermaeck, en speelen met twee tortsen,
 
Ontvonckenze aen 't gezicht der lodderlijcke Bruid,Ga naar voetnoot143
 
En blaezenze by beurt dan aen, en dan weêr uit:
145[regelnummer]
Of kruissen torts met tortse: of knoopenze aen malkander
 
Met zuiver parlesnoer; of't eene licht aen 't ander
 
Ontsteecken; of de koets beroocken met een' roock,Ga naar voetnoot147
 
Die hen aen 't sluimren helpe, op dat ghy, als een spoock,Ga naar voetnoot148
 
Doch niet verschrickelijck, verschijnende in het droomen,
150[regelnummer]
Hun toont hoe d'eerste maeghd haer' oirsprong heb genomen,Ga naar voetnoot150
 
En hoe Prometheus vier ging haelen by de zon,Ga naar voetnoot151
[pagina 794]
[p. 794]
 
En leven broght in 't beeld, dat eer niet leven kon.Ga naar voetnoot152
 
Vertoon hun oock, hoe ick uit zeeschuim werd geboren,Ga naar voetnoot153
 
En wat ick nu verzwijgh, dat fluister hun in d'ooren.
155[regelnummer]
Doorsnuffel eerst, vermomt gelijck een sterflijck kind,
 
Den maeghdelijcken disch, en waer ghy joffers vind,
 
Die killer zijn dan ys, en vryers heele jaeren
 
Doen loopen achteraen, op ydle hoop van paeren;
 
Bekoor die met een' lach; ghy kunt het toch van als:Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
En neemtze u op den schoot; zoo vliegh haer om den hals,
 
En hang 'er voor een poos, en smet haer, onder 't kussen,
 
Met een vergiftigh vier, 't welck nergens zy te blussen,
 
Als in het bruiloftsbed; want in der Goden Raed
 
Besluit men Amsterdam, ten steun van Hollands Staet,
165[regelnummer]
Met aenwas van meer volcx te proppen, en te bouwen;Ga naar voetnoot165
 
Dat nu verhindert word, door al te langsaem trouwen.
 
Vliegh heen, mijn Zoon. 't is tijd. ick ry naer mijn paleis;
 
En, als ghy keert, verhael my dan uw bruiloftsreis.

Lierdicht.aant.

 
De vreughd van Venus in haer kracht
170[regelnummer]
Verkracht al 't menschelijck vermogen.Ga naar voetnoot170
 
Zy treckt al 't sterfelijck geslacht
 
Tot zich, gelijck een zon elx oogen.
 
Zy treckt het aerdrijck niet alleen
 
Om hoogh, maer Goden naer beneden
175[regelnummer]
En, twee versmeltende tot een,
 
Streelt ziel, en lijf, en al de leden.
 
'k Had dus Cornelia en LierGa naar voetnoot177
 
Met mijne lier te bed gezongen,
 
Maer al de kamer raeckte in vier
180[regelnummer]
Door 't spel, en al mijn snaeren sprongen.
 
 
I.v. Vondel.
voetnoot*
Van 1639. Afgedrukt volgens de tekst van de afzonderlike uitgave in folio. Unger: Bibliographie, nr. 331, waarvan het titelblad hiervóór typografies nagevolgd is.
Adam van Lochorst (23 jaar) ondertrouwde de 25ste November 1639 met Cornelia Paauw (22 jaar).
voetnootvs. 1
verleert: ontwent; van Hymens torts te blaecken: huwelikszangen aan te heffen.
voetnoot2
Noch: toch; heusch: vriendelik; voeten: woordspeling met versvoeten.
voetnoot3
buiten 't spoor der oude: afwijkend van de statige, klassieke trant (oude: Ouden); luchten: luchtige, dartele.
voetnoot5
herbst (Duitse vorm): in Vondels latere taal gewoonlik vervangen door herfst.
voetnoot6
karssen moet bij Vondel een vokaal gehad hebben waardoor het op perssen kon rijmen.
voetnoot7
Mijn leeftijd leent zich niet gemakkelik voor zulk een dartel lied (pijp: fluit).
voetnoot8
my vergrijp: mis grijp op mijn fluit, valse tonen doe horen. Woordspeling met het volgende vergrijp.
voetnoot11
opgehaelt: zich ten hemel verheffend.
voetnoot12
Waarschijnlik droeg de gevel van het huis een witmarmeren schild met een ridderlik wapen.
voetnoot15
quijt u: doe uw plicht.
voetnoot16
web: weefsel; onthael: bewijs uw vriendelike diensten.
voetnoot18
Lier was de heerlikheid van de bruidegom (zie het titelblad); Achtienhoeven (nu Achttienhoven, in de Vechtstreek bij Utrecht) die van de familie der bruid.
voetnoot19
De wufte Dwergh: de dartele kleine.
voetnoot20
Moeder: nml. De moeder dezer Bruid (22), Hillegond Laurensdr. Spieghel, die reeds op haar zestiende jaar trouwde met Michiel Pauw, zoon van Reynier Pauw. Zij wordt immers om haar schoonheid en lieftalligheid als een aardse Venus gevierd.
voetnoot21
op te haelen: in herinnering te brengen.
voetnoot24
En uit haar ogen (onder 't voorhoofd) pijlen schiet; d.w.z. betoverende blikken werpt.
voetnoot26-27
De spraeck: het gerucht, dat gij de gedaante aannam van de blanke Hillegond; dat Venus dus huisde in het lichaam van deze jonge schone.
voetnoot28
En uw troon vestigde in Amsterdam.
voetnoot29
den appel veer zou winnen: gemakkelik de prijs zou winnen (Paris' appel) in de schoonheidswedstrijd der godinnen.
voetnoot30
de vierschaer: de rechtbank.
voetnoot32
Pallas: Pallas Athene, de godin der wijsheid.
voetnoot34
Bellone: een krijgsgodin, zuster of vrouw van Mars.
voetnoot35
dat is noch van 't minst: dat is nog het ergste niet.
voetnoot37
gestreecken: verworven.
voetnoot38
Durf: durft.
voetnoot40
Cyprus streckt: de plaats vervult van Cyprus, de zetel van Cypris d.i. Venus; de bergh: de ‘Heilige Berg’ is een riddermatige hofstede, even ten Z.O. van Amersfoort, waar volgens de legende de H. Ursula uitgerust zou hebben. Daar werd in de elfde eeuw een klooster, den Hoogenhorst, gesticht. Deze hofstede behoorde aan de familie van de bruid (vgl. vs. 75).
voetnoot41
Idael (aan te vullen met streckt uit vs. 40): de stad Idalium op Cyprus bezat een Venus-tempel.
voetnoot43-44
roozenhoên: rozenkransen; duif, en zwaen, en musch: deze vogels waren aan Venus gewijd; Vondel laat haar ook mussenhersens offeren.
voetnoot45
op haer genade: afhankelik van haar genade (vgl. het vorige gedicht, blz. 784, vs. 5).
voetnoot46-47
't Alckemade, Wavren, of ter Horst, waarschijnlik heerlikheden van zijn vrienden of bloed verwanten; zijn lieflijck kruis: zijn aangebedene, die hem bleef kwellen.
voetnoot48
hiel aen: drong aan op; te Heemstede op het huis: het kasteel te Heemstede, in 1620, met Bennebroek, door Adriaan Pauw aangekocht.
voetnoot51
Bekende plaatsen in Den Haag; de lindelaen is het Voorhout.
voetnoot52
groen: verliefd.
voetnoot55
ontlaet: zich laat gaan, vaardig wordt.
voetnoot56
In de taal en trant van Spieghel dichten; Tuscaen: Italiaan.
voetnoot57
geesten: vernuften.
voetnoot58
leesten: gedaante, vormen.
voetnoot60
Arachnes, beroemd om haar kunstig borduurwerk, door Minerva in een spin veranderd.
voetnoot63
sprack te na: gaf af op, stelde ze achter bij zijn beminde; Proserpijn: Proserpina of Persephone, dochter van Zeus en Demeter. Over haar kunstvaardigheid spreken de mythen niet.
voetnoot65
De oppergoden.
voetnoot69
verkrachtster van 't gevoelen: die het gevoel overmeestert (eig. krachteloos maakt).
voetnoot70
Dit beeld is een proeve van de ‘vernuftige’ stijl, die toen de modestijl was: de toortzen (de vingers) stoken brand, maar verkoelen tevens, d.i. ze verzachten de liefdegloed die hem kwelt. Van dezelfde ondraaglike liefde-brand is in vs. 89 sprake.
voetnoot75
den Hohorst: zie bij vs. 40.
voetnoot76
voor: voor haar uit.
voetnoot78
op 't hart: nml. van de geliefde.
voetnoot82
te steuren uit zijn laegen: uit de verborgen plaatsen op te jagen.
voetnoot83
in den schijn: in de gedaante; brack: jachthond.
voetnoot84
Hart: woordspeling met hert en hart (Hollandse vorm van hert).
voetnoot85
tot de veeren: diep, tot de veren, indringend.
voetnoot87
vernielt van: geveld door; verliefde dood: dood, door verliefdheid veroorzaakt.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: achter vs. 112 en 114 heeft de oude uitgave een punt-komma.
voetnoot88
ghy: Venus; zalven: de wonden helen.
voetnoot89
zijn zon: zijn geliefde (vgl. de noot bij vs. 70).
voetnoot91
uitgestreckten: met brede kroon.
voetnoot92
Verlette: (trachtte) in zijn razernij de schepen tegen te houden.
voetnoot93
verlegen met: ontdaan over.
voetnoot94
In zijn razernij verwenste hij Venus en al haar ledematen. Dat is bedoeld met het lastren in vs. 97.
voetnoot96
wat hy deê: welke raad hij dan ook opvolgde; dan wierp hij zich ter aarde.
voetnoot97
vertogen: gestaakt.
voetnoot98
aen al te krachtige oogen: nml. van de geliefde.
voetnoot99
Ontsteecken: ontstoken, ontvlamd.
voetnoot100
eb: gebruikt Vondel hier onzijdig.
voetnoot102
afgoderyen: Amor is gegriefd, omdat zij op de Hohorst door minnaars als een godin wordt aangebeden.
voetnoot103
uw Rijck: uw heerschappij; 't welck Cyprus 't hoofd ophiel: die aan Cyprus een krachtige steun verleende (Ned. Wdb. XI, 861).
voetnoot104
zy: Venus.
voetnoot108
geef u zelven bloot: maak u bekend, toon uw ware gedaante.
voetnoot109
offer: bied aan.
voetnoot112
vrouwelijck: in tegenstelling met het maagdelik gewaad dat zij uittrok, want zij wordt als vrouw ‘herboren’ (vs. 113).
voetnoot113
haeckt: verlangend wacht.
voetnoot116
Accent op een; den overbroghten rouw: het geleden verdriet.
voetnoot117
al stormende: Het was gewoonte, dat de speelmaats de ongeduldige bruidegom plagend, voor de gesloten deur enige tijd lieten wachten (De Roever: Van Vryen en Trouwen, blz. 230).
voetnoot118
pas: draag zorg; vier: hartstocht.
voetnoot119
matigh kus: zijn kussen mocht vertragen; versch: pas getrouwde.
voetnoot120
baeuw na: doe het geluid na, om hem aan te vuren.
voetnoot121
speel den liefdelooze: veins een ogenblik onverschilligheid.
voetnoot123
besterve: verbleke.
voetnoot125
Op peen van ongena: op straffe van in ongenade te vallen; d'eigenschappen: het eigenaardige.
voetnoot129
Vervloecken: verwensen; niet: niets.
voetnoot130
t'effens: tegelijk (aan te vullen met gelokene); noch: toch.
voetnoot137
een schut te schieten voor: tegen te houden.
voetnoot139
't bekooren van mijn wet: het onderzoeken (in dit geval: bespieden) van mijn gewoonten. Zie voor deze oude betekenis van bekoren: Ned. Wdb. II, 1627).
voetnoot140
Mijn ridders: die zich in mijn dienst gesteld hebben; op den dagh: bij daglicht; verlet: belemmert.
voetnoot141
bruiloftskortsen: liefdegloed.
voetnoot143
't gezicht: de blikken; lodderlijcke: dartele.
voetnoot147
de koets: het bed.
voetnoot148
spoock: geestverschijning.
voetnoot150
Op bevel van Zeus, die zich op Prometheus wilde wreken, vormde Hephaistos uit aarde een schone jonkvrouw, door de goden rijk begaafd en op aarde gezonden als een ramp voor de mensheid.
voetnoot151
Prometheus stal uit de hemel het vuur, dat Zeus aan de mensen onthouden had.
voetnoot152
eer: te voren.
voetnoot153
Venus (Aphrodite) was volgens Hesiodus uit het schuim van de zee geboren en aan land gekomen.
voetnoot159
van als: in alle opzichten (als: alles, vooral in de verbindingen in als en van als; Ned. Wdb. I, 202).
voetnoot165
proppen: vullen, dicht te bevolken; bouwen: op te bouwen, groot te maken.

voetnoot170
Verkracht: maakt machteloos, overmeestert.
voetnoot177
Lier: Adam van Lochorst, zo genoemd naar zijn heerlikheid (vgl. vs. 18). Met die naam speelt Vondel ook in het opschrift en in het volgende vers.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons