Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 784]
[p. 784]

[Gedichten]

De Feest van den Heere Directeur, Hillebrand Bentes,
en Ioffrouwe Katharine Baeck. aant.Ga naar voetnoot*

 
Schoon d'een na d'ander vast de Minne gaf zijn recht,Ga naar voetnootvs. 1
 
Noch sleet Kathryn den tijd des levens buiten echt.
 
De zon had negenwerf haer hemel omgevaeren,
 
En Ceres negenwerf het hair gehult met airen,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Terwijle Bentes leefde op heur genade alleen,Ga naar voetnoot5
 
En in den wind zagh slaen zijn klaghten, en gebeên.
 
De kamer, daerze sliep, besloot haer kuische zinnen,Ga naar voetnoot7
 
Verbonden aen den dienst der zuiverste Godinnen,Ga naar voetnoot8
 
Aen Pallas, en Diane, en Veste; om wie zy hierGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Een lamp van berghkristal ontstack met eeuwigh vier.Ga naar voetnoot10
 
Noch Venus, noch de Min, noch Hymen mogt 'er duuren.Ga naar voetnoot11
 
De kuischeid dezer Maeghd was witter dan de muuren
 
Waer meê zy zat bemuurt, vernoeght met dezen roem,Ga naar voetnoot13
 
Dat zy dees Godheên schonck heur maeghdelijke bloem.
15[regelnummer]
Maer toen de hemel, die haer yver had genoten,Ga naar voetnoot15
 
In 't end voltrecken wou 't geen boven was besloten,
 
Verscheen de Maeghd, daer zy in heur slaepkamer zat,
 
Haer trouwste Broeder zelf, die langs 't gemeene padGa naar voetnoot18
 
De weereld had versmaed, en 's weerelds ydelheden,
20[regelnummer]
En 't vaderlijcke huys zich heel in rouw zien kleeden.
 
De kamer roock van geur, en blaeckte door den brand,
 
Die afscheen van de torts, in zijne slincke handt.Ga naar voetnoot22
[pagina 785]
[p. 785]
 
Een kleed, zoo blanck als sneeuw, geslingert om de leden,
 
Hing met een eedlen zwier van boven tot beneden,
25[regelnummer]
En rijck bezaeit met goud van starren, zonder tal;
 
Gelijck de hemel blinckt, en eeuwigh blincken zal.
 
De slaepen van zijn hoofd, verlicht door deze glanssen,
 
Zich lieten om en om met eenen krans bekranssen
 
Van bloemen, zonder naem, verzaemelt daer omhoogh,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En kunstigh geschakeert, gelijck een regenboogh:
 
Al vaste verwen, die verwelcken noch bevriezen,Ga naar voetnoot31
 
En zich, om schooner kleur, alle oogenblick verliezen,Ga naar voetnoot32
 
En spelen zoo in 't licht van dien gemaeckten dagh,Ga naar voetnoot33
 
Dat qualijk menschlijk oogh hier oogh op houden magh.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Hoe bly, hoe welgedaen zagh zy dien liefsten Broeder!Ga naar voetnoot35
 
Hoe anders, als toen hy van Vader en van Moeder
 
En al zijn Vaders huis vernoeght zijn afscheid nam,
 
Na dat een koorts, ter sluick, door eene onzichtbre vlam,
 
Al 't lichaem had verteert, en naulix, om te leven
40[regelnummer]
Wat ziels in vel en been en schinkels was gebleven.Ga naar voetnoot40
 
De Zuster vreesde in 't eerst, en midlerwijl verheughd
 
Vermengde zich de schrick in d'onverwachte vreughd.
 
Zy haeckte en blaeckte om hem t'omhelzen, en te kussen,
 
Maer 't hart werd t'elckens flaew, en Iacob ondertusschenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Genaeckende, verdreef met eenen heldren blick
 
Vit heur verbaest gemoed dien ingebeelden schrick,Ga naar voetnoot46
 
En opende zijn mond met zulcke lieflijckheden,
 
Gelijckze was gewoon zijn troost en wijze reden
 
Te drincken met haer oor, eer hy, tot haer verdriet,
50[regelnummer]
Om een onsterflijck kleedt, het sterfelijck verliet.
 
Gedeelte van mijn ziel (zoo sprack de Geest ten leste)
 
'k Verlaet d'onsterflijckheid, en dael in dit geweste,Ga naar voetnoot52
 
Vit liefde, die ick u noch toedraegh, na mijn dood;
 
Niet zoo gelijck weleer, maer duizendmael zoo groot.
55[regelnummer]
De liefde gloeit om hoogh al anders dan op aerde.Ga naar voetnoot55
 
Wy geesten schatten daer het maegschap naer zijn waerde,
 
Beminnen zonder gal, en wenschen, in dien staet
 
Des hemels, u noch nut te zijn met rijpen raed.Ga naar voetnoot57-58
 
Het opperste besluit mishaeght, dat ghy uw jaerenGa naar voetnoot59
[pagina 786]
[p. 786]
60[regelnummer]
Dus koel en eenzaem slijt, en leit u op te paerenGa naar voetnoot60
 
Met hem, die lang genoegh zijn tijd in slaevernyGa naar voetnoot61
 
Om u heeft doorgebroght. 'k verzeker u, dat hy
 
De rechte weerga is, en met zijn aerd en zedenGa naar voetnoot63
 
Uw zeden zoo gelijckt, dat geene oneffenhedenGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Uw onderlinge rust versteuren zullen, zoo
 
Ghy 's hemels raed voltrekt. wat schaamte maakt u bloo?Ga naar voetnoot66
 
Wat verftze met een gloed van roozen beide uw kaken?
 
De koelte had haer tijd. nu is het tijd te blakenGa naar voetnoot68
 
Van ongeveinsde min, en rustig en goedrondGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Te drucken hart aen hart, te vlyen mond op mond,
 
Te loncken hand aen hand, en lip op lip te kleven.
 
Wat weigertge dien Held uw hand en trouw te geven,
 
Nadien uw huwelijck van 't noodlot zy gesmeedGa naar voetnoot73
 
Op 't anbeeld van Gods Raed? Begeef, in Venus eed,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
V onder Bentes vlagh. hy zal u veiligh voeren,
 
Niet onder het geweld van oorelooghsrumoeren,
 
Waer van de wereld waeght, wanneer de felle doodGa naar voetnoot76-77
 
In eenen hagel spoockt van yzer en van lood;
 
Maer in een zoet gevecht, en oirzaeck van veel levens,
80[regelnummer]
En aerdsche zaligheên, en leckre lusten t'evens:
 
Daer ghy opluicken zult uit kittelenden lust,Ga naar voetnoot81
 
En den gewenschten loon der wederliefde kust,Ga naar voetnoot82
 
Een jonge Katharijn, of Bentes, of te gader
 
Een dochter en een zoon, die moeder en den vader
85[regelnummer]
Afzetten zoo volmaeckt, dat uwe schilderyGa naar voetnoot85
 
By dit gezielde beeld een schim en schaduw zy.Ga naar voetnoot86
 
Ghy moet op deze wijs voortaen den Goôn behagen.
 
De tijd lijd geen vertreck, en alle Geesten klagenGa naar voetnoot88
 
Daar boven allermeest om 't spillen van den tijd,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
En kennen zijn waerdy, wanneer hy hen ontglijd.
 
Zy wenschen, moght het zijn, den eersten tijd te koopen,Ga naar voetnoot91
 
Om nutter te besteên. zy zien de starren loopen,
 
En rennen om den ring van desen duistren kloot,Ga naar voetnoot93
[pagina 787]
[p. 787]
 
Behangen met den damp, die eerst mijn oogen sloot,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Voor 't hemelsche gezicht, en hinderde te dringen
 
In 't allerbinnenste des boezems aller dingen.
 
Al wat op 't aerdrijk schuilt ontdeckt zich daer al stil.
 
Hier ziet men nauwelix door een papieren bril.
 
Daer vat een oogenblick ontallijcke gedachten.Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Daer schijnt een langen dagh, gevolght van geene nachten.
 
Men leit 'er 't oor te weeck op 't goddelijck gezang
 
Der heem'len, die op maet gestadigh gaen hun gang,Ga naar voetnoot101-102
 
En danssen, dat zy 't veer in lieflijckheid afwinnenGa naar voetnoot103
 
De toverende keel der zingende Meerminnen.
105[regelnummer]
Natuur ontkleed zich daer heel naeckt van top tot teen.
 
Hier toonde my mijn Haes niet als d'ontdeckte leên.Ga naar voetnoot106
 
Zelf't allerwijste brein bekent om hoogh zijn botheid,Ga naar voetnoot107
 
En noemt dees letterkunde en wijsheid louter zotheid.Ga naar voetnoot108
 
Ons Themis, die 't gezicht aen geene letters hecht,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Ontvouwt en schift'er net het onrecht van het Recht,Ga naar voetnoot110
 
Het heiligh Recht, 't welck hier beneden is te zoecken,Ga naar voetnoot111
 
En blind word opgevischt uit eene zee van boecken,Ga naar voetnoot112
 
Waer in 't verstand verzinckt, en dickwils schipbreuk lijd.
 
Maer dit loopt buiten spoor. mijn last gaet niet zoo wijd.Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Mijn Zuster, 'k zie ghy wenscht t' omhelzen uwen Broeder,
 
Maar al vergeefs. ick ga. omhels mijn oude Moeder,
 
En Vader noch voor my. omhels uw Bruidegom.
 
Zoo sprack hy, en verdween, en liet haer droef, en stom.
 
Zy zagh hem, toenze zich tot kussen wou verpijnen,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
In haere ledekant, met zijne torts, verdwijnen,
 
Gelijck een Bruilofsgod, en sloegh van angst een galm.Ga naar voetnoot121
 
't Gezin schoot toe, en vond den vloer al groen van palmGa naar voetnoot122
 
En loveren bestroit, en trooste de verlegen,Ga naar voetnoot123
 
En nam dit voorspoock aen: en wenschte 's hemels zegenGa naar voetnoot124
125[regelnummer]
De nieuwgewijde Bruid, die, na dien storm beland,Ga naar voetnoot125
 
Den blijden Bruidegom haer trouw gaf met haer hand.
voetnoot*
Van 1639. Afgedrukt volgens de tekst in Vondels Verscheide Gedichten 1644, blz. 267.
Hillebrand Bentes (48 jaar) ondertrouwde 18 Nov. 1639 met Catharine Baeck (38 jaar). Vergelijk Vondel's aansporing aan de ‘fiere Katarijn’ in het gedicht hiervóór, blz. 388: Aan de Beeck, op de Hofstee van Laurens Baack.
voetnootvs. 1
vast: telkens weer; de Minne gaf zijn recht: een echtgenoot koos; zijn: omdat de Minne als Amor mannelik voorgesteld wordt.
voetnoot4
Ceres: godin van de landbouw, in de oogsttijd bekranst met korenaren.
voetnoot5
op heur genade: afhankelijk van haar genade, in hoop op een gunstige beslissing.
voetnoot7
besloot: omsloot, hield gevangen.
voetnoot8
zuiverste: meest kuise.
voetnoot9
Pallas: vgl. Kamp tusschen Kuyscheyt en Geylheyd, vs. 24 en 31 (Deel 2, blz. 490); Diane: vgl. Wyckzangk (Deel 2, blz. 497); Veste: de godin Vesta, die zij als een Vestaalse maagd, in ongehuwde staat, diende.
voetnoot10
Een lamp van berghkristal: vgl. ‘het heyligh glas’ gevoed met ‘maeghdewas’ in de bovengenoemde Kamp, vs. 25-26.
voetnoot11
mogt'er duuren: kon het er uithouden.
voetnoot13
bemuurt: opgesloten (vgl. vs. 7).
voetnoot15
yver: toewijding.
voetnoot18
Haer trouwste Broeder: Jacob, in April van dit jaar overleden (vgl. hiervóór, blz. 615);
langs 't gemeene pad: langs de weg die alle stervelingen moeten gaan.
voetnoot22
slincke handt: linkerhand.
voetnoot29
zonder naem: (op aarde) onbekend.
voetnoot31
die tegen hitte en koude bestand zijn.
voetnoot32
zich verliezen: zich oplossen, om in nòg schoner kleuren over te gaan.
voetnoot33
dien gemaeckten dagh: het toortslicht.
voetnoot34
magh: kan.
voetnoot35
welgedaen: opgewekt.
voetnoot40
Wat ziels: enige levensgeesten.
voetnoot44
't hart werd flaew: de moed ontzonk haar.
voetnoot46
verbaest: ontsteld; dien ingebeelden schrick: die schrik waarvoor geen aanleiding bestond.
voetnoot52
d'onsterflijckheid: de hemel als verblijf van de onsterfelike zielen.
voetnoot55
al: heel.
voetnoot57-58
zonder gal: zonder boosheid, oprecht; in dien staet des hemels: in die toestand van zaligheid.
voetnoot59
Het opperste besluit: de Goddelike wil, de Godheid.
voetnoot60
leit (legt) u op: beveelt u.
voetnoot61
in slaeverny: in dienstbaarheid als minnaar.
voetnoot63
weerga: echtgenoot.
voetnoot64
oneffenheden: onenigheden.
voetnoot66
's hemels raed voltrekt: het in de hemel beraamde plan verwezenlikt.
voetnoot68
De koelte had haer tijd: de tijd van koelheid is nu voorbij.
voetnoot69
rustig en goedrond: vastbesloten en oprecht.
voetnoot73
van: door.
voetnoot74
Raed: besluit; in Venus eed: Venus trouw zwerende.
voetnoot76-77
Op 21 Oktober had Tromp in de slag bij Duins de Spaanse vloot vernietigd; waeght: dreunt.
voetnoot81
opluicken: open bloeien; kittelen: prikkelende, strelende (later vervangen door aengenamen).
voetnoot82
den loon (bij Vondel ook mnl.)
voetnoot85
Afzetten: het evenbeeld zijn van (vgl. afzetsels op blz. 505, vs. 24); uwe schildery: uw geschilderd portret.
voetnoot86
gezielde: levende.
voetnoot88
lijd geen vertreck: duldt geen uitstel.
voetnoot89
spillen: nutteloos laten voorbijgaan.
voetnoot91
den eersten tijd te koopen: de op aarde verkwiste tijd terug te kopen.
voetnoot93
desen duistren kloot: de damp (vs. 94), die de aarde verduistert, symboliseert de beperktheid van de menselike kennis tegenover die der hemelbewoners. De aarde is, volgens het stelsel van Ptolomaeus, rustend middelpunt van het heelal.
voetnoot94
eerst: in vroegere tijd.
voetnoot99
vat: omvat; accent op een; evenzo in het volgende vers.
voetnoot101-102
Men leit 'er 't oor te weeck: men luistert met volle aandacht; 't goddelijck gezang der heem'len: de muziek der sferen.
voetnoot103
veer: verreweg.
voetnoot106
mijn Haes: de bekende dokter De Haas in de Beverwijk, Jacob's intieme vriend (vgl. blz. 615); niet als d'ontdeckte leên: slechts enkel onderdelen van de natuurgeheimen kon hij hem verklaren, niet de natuur ‘heel naekt’ blootleggen (vs. 105).
voetnoot107
Zelf: zelfs; om hoogh: in de hemel; botheid: onwetendheid.
voetnoot108
dees letterkunde: de aardse boekenwetenschap.
voetnoot109
Ons Themis (accent op ons): onze Rechtspraak, die niet hangt aan de letter.
voetnoot110
net: nauwkeurig.
voetnoot111
is te zoecken: (met moeite) gezocht moet worden.
voetnoot112
blind: zonder het juiste inzicht.
voetnoot114
Maar mijn gedachten dwalen af; last: opdracht.
voetnoot119
zich verpijnen: zich inspannen.
voetnoot121
sloegh een galm: slaakte een kreet.
voetnoot122
al: geheel.
voetnoot123
verlegen: ontstelde.
voetnoot124
voorspoock: voorteken.
voetnoot125
beland: in veilige haven aangekomen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons